woensdag 31 augustus 2016

Over het uitlenen van boeken

Omdat ik erg nieuwsgierig ben hoe andere boekenliefhebbers dat oplossen, vroeg ik Hendrik-Jan of hij misschien een keer iets wilde vragen over het uitlenen van boeken. Dat leek hem wel wat, dus werd vraag 35 Leen jij weleens je boeken uit? (KLIK HIER)

Bij mij hangt het af van de persoon, het boek of de combinatie van die twee.

- Sommige boeken zijn mij om de een of andere reden zo dierbaar, dat ik ze niet graag uitleen. Ze zouden beschadigd kunnen worden of, nog erger, zoek kunnen raken. Ik vermoed dat veel boekenliefhebbers dat zullen herkennen.

- Bij de overige boeken is het meer de persoon die een belangrijke rol speelt: is hij oprecht geïnteresseerd in een bepaalde titel, dan ben bereid om zelfs mijn favoriete boeken uit te lenen. Familieleden en goede vrienden kunnen nog gemakkelijker een beroep op me doen. Daarnaast zijn er ook genoeg boeken waar ik niet zo aan gehecht ben: die mag iedereen lenen.

- Maar dan het terugkrijgen/-vragen. Dat is een verhaal apart. Om te beginnen schrijf ik in elk boek op het schutblad met potlood mijn naam. Dan weet de lener in elk geval van wie hij het geleend heeft. Als het boek eenmaal in een boekenkast of op een stapel terecht gekomen is, is dat niet voldoende uiteraard.

-Ik heb diverse pogingen ondernomen om er een uitleenadministratie op papier van bij te houden, om die vervolgens kwijt te raken of domweg te vergeten die goed bij te houden. Van mijn boekhandelaar kreeg ik eens een handig blokje: van elk kaartje scheurde je de helft af, deed dat met je naam erop in het boek als bladwijzer en de andere helft bleef in het blokje zitten met de naam van de lener en de titel van het boek. Ik had er hier graag een foto van bij gezet, maar....dat blokje ben ik dus ook kwijt. Nu zou dat gemakkelijker kunnen met een app of zo, maar ik heb de moed al opgegeven.

-Een boek waaraan ik gehecht ben, mis ik heus wel na bepaalde tijd en dan weet ik drommels goed wie het heeft: meestal een goede vriendin of een familielid. Dan is terugvragen geen enkel probleem en al moeten ze soms even zoeken, het komt altijd weer terug. Met dat vertrouwen leen ik het ook aan hen uit. En als ik een boek niet mis, dan is het maar goed dat iemand anders er nu plezier van heeft.

Misschien is dàt wel een manier om mijn boekenvoorraad in te krimpen: geregeld een stapeltje boeken uitzoeken om "uit te lenen" en ze dan naar de Boekenmarkt voor het Goede Doel brengen en ze niet meer terugvragen! 

Zo komt er uit elke vraag wel weer een onverwachte conclusie voor mij. Bijna therapeutisch deze #50books vragen.....

© JannieTr, augustus 2016.

De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik elke week mee te doen.

zondag 28 augustus 2016

Koos van Zomeren - Een jaar in scherven

Onlangs verscheen in de Serie Privédomein Jasper en zijn knecht, geschreven door Gerbrand Bakker (KLIK HIER). Ik had wel van de serie gehoord, maar er eigenlijk nooit iets uit gelezen. Nu was het me al eerder opgevallen dat G.B. in zijn artikelen en op zijn weblog, maar ook soms in interviews, over Koos van Zomeren sprak alsof er een verwantschap bestond tussen die twee. Op een enkel vlak herkende ik die ook wel, maar toen ik ontdekte dat ook Koos van Zomeren voor het Privédomein geschreven heeft, besloot ik daar eens dieper op in te gaan. En dus kocht ik een (tweedehands) pocket uitgave van Een jaar in scherven (naar Privédomein nr. 150). Om daarbij meer overeenkomsten te ontdekken, dan ik voor mogelijk had gehouden.

Samenvatting

Wie zijn wij? Hoe zijn wij geworden wie we zijn? Met grimmige opgewektheid, speels en ernstig tegelijk, zet Koos van Zomeren boek na boek op stapel in de hoop iets omtrent dit soort raadsels duidelijk te maken. In Een jaar in scherven leidt dit proces van onderzoek en zelfonderzoek tot een nieuw hoogtepunt in zijn werk. Het boek bevat het journaal dat Van Zomeren in 1987 heeft bijgehouden, gelardeerd met talloze extra's: autobiografische verhalen, herinneringen, natuurreportages, rechtbankverslagen en interviews met Van Zomerens vader en met zijn voormalige kameraden uit de Socialistiese Partij. Het geheel biedt meer dan een dagboek. Het is een imposant mozaïek, waarin de grote en kleine dingen van alledag voortdurend overvloeien in droomprotocollen en herinneringen die de kernen van Van Zomerens leven en schrijverschap steeds nauwer omcirkelen. Daarbij is hij weer in vele gedaanten aanwezig: als natuurliefhebber, als milde spotter en wrevelige moralist, als lyricus en als voortreffelijk aforist. (Arbeiderspers).

Leeservaring

Koos van Zomeren schreef zijn dagboek voor deze reeks in 1987. Hij worstelde op dat moment met de gedachte het journalistieke werk definitief de rug toe te keren en zich op het schrijven van verhalen en romans te concentreren. Om daarvan te kunnen leven is het wel noodzakelijk succes te hebben. Net als G.B. heeft hij niet veel op met het literaire wereldje, maakt zich boos over domme recensenten en interviewers, heeft slapeloze nachten vlak voor de presentatie van een nieuw boek en zit als genomineerde in spanning te wachten op de uitslag van een literaire prijs. Ook het filosoferen over wanneer je een echte schrijver bent en of je dat ook nog bent als je in opdracht schrijft en waar je de onderwerpen vandaan moet halen, hebben ze gemeen. Of G.B. daar al helemaal uit is, weet ik niet, maar K. van Z. is inmiddels al jaren zo'n succesvol schrijver dat ik aanneem dat hij daarover zelf geen twijfels meer heeft.

Dan zijn er de honden: in dit boek is er voor Rekel een bijrol. Later krijgen zowel Rekel als Stanley een eigen boek. Jasper heeft wel een duidelijke rol in het dagboek van G.B. Het zou me dan ook niet verbazen dat, als er ooit een andere hond in zijn leven komt, deze de hoofdrol krijgt in een nieuw boek. De natuur speelt voor natuurbeschermer Koos en hovenier Gerbrand uiteraard ook een rol in beider dagboeken. G.B. haalt Het verlangen naar hazelworm aan, als hij zelf hazelwormen in zijn Eifeltuin ontdekt!
Waarschijnlijk moeten we de jeugdherinneringen aan familie en het opgroeien in een bepaalde omgeving wel als kenmerkend beschouwen voor een dergelijk dagboek. Niet uitzonderlijk dus.

Maar terwijl K. van Z. ons deelgenoot maakt van de dagelijkse gebeurtenissen in zijn privéleven en van wat hem zoal opvalt in de natuur tijdens zijn wandelingen of gesprekken met deskundigen, speelt er nog iets anders. Aanvankelijk op de achtergrond. Net als bij G.B. blijkt het boek veel meer geworden te zijn dan louter een dagboek. Beiden hebben getracht iets belangrijks uit hun leven nader te beschouwen, om het beter te kunnen begrijpen. En daarvoor moesten ze diep graven in hun herinneringen. En in het geval van K.v.Z.: zijn oude kameraden opzoeken.

Al op 12 januari: "Gisteravond in de auto over de partij zitten piekeren. Hoe paste het besluit communist te worden in mijn leven?" Het zou de rode draad worden in het dagboek. Ondanks alle andere zaken die hij vasthoudend uitzoekt over het familieleven en over het Herwijnen van vroeger, keert de Socialistiese Partij (zoals ze toen heette) terug in zijn overpeinzingen. Waarom werd hij lid, waarom besloot hij uiteindelijk ermee te stoppen, wat is er daartussen allemaal gebeurd en hoe is het zijn toenmalige partijgenoten en vrienden vergaan? Heeft hij mensen teleurgesteld? Had hij dingen anders moeten doen? Hij bezoekt zijn oude kameraden onder het mom van een interview voor een artikel. Het zet de zaken voor hem op een rij. Hij wil het afsluiten.

19 februari: "Ons links was zo absurd dat de enige manier om er mee te breken een radicale was. Links of rechts is dan naar mijn idee het probleem niet. Het probleem is iets te vinden dat het leven de moeite waard maakt. Schrijven dus. Uit wanhoop, chaos, gemeenheid, leugens en narigheid iets moois creëren." Lijkt dat niet veel op de depressieve wanhoop van G.B., die stelde juist dan te gaan schrijven om een moeilijke periode het hoofd te kunnen bieden?

Het dagboek wordt geregeld onderbroken met korte teksten zoals die uiteindelijk elders gepubliceerd zijn en waarvan we de aanloop er naar toe in de dagboeken hebben meegemaakt. Dat is een goede vondst. Het beviel mij wel om te zien hoe zoiets (ongeveer) tot stand komt. Zo gebeurt het ook met het artikel dat hij uiteindelijk schrijft over zijn verhouding met de Partij onder de titel Voorwaarts.

K. van Z. is van mijn generatie en dus kan ik me veel van de beschreven gebeurtenissen herinneren. Herkenning maakt lezen prettiger. Maar ik heb minstens zoveel genoten van zijn natuurbeschrijvingen en zijn nuchtere, maar o zo rake opmerkingen:
"Je hoort tegenwoordig klagen dat mét de kerk, allerlei, op zichzelf toch mooi, ritueel is afgeschaft. En inderdaad, een stijlvolle uitvaart maak je nog maar zelden mee. Maar zwijgend te moeten aanhoren hoe Atje (een geliefd familielid, red.) naar de hel verwezen werd, dat was ook niet wat je je voorstelt bij een  passende plechtigheid."

Op bezoek in Friesland, waar een otter is gesignaleerd, de laatste in die omgeving.
"Hoe zou het  zijn om de laatste otter van Eernewoude te zijn? Als een nachtmerrie waarschijnlijk, leven in een wereld na de bom. Eenzaam, zonder twijfel. Op een of ander manier moet ze weten dat haar bestaan zinloos voorbij gaat. Ergens in dat prachtige lijf moet het verlangen sluimeren naar een soortgenoot, een ontmoeting, een opening naar de toekomst.
Uitsterven is wel een erg hevige manier van sterven."

Vooral het feit dat beide schrijvers in hun dagboek op zoek gingen naar een antwoord op iets wat hen al langer bezig hield, vond ik treffend. Verder wil ik hun boeken niet met elkaar vergelijken. Ze hebben een geheel eigen stijl. En een heel ander leven achter de rug, dat ze beiden boeiend beschrijven in hun dagboek, al dan niet tussen de regels door....

Koos van Zomeren - Een jaar in scherven. Amsterdam. De Arbeiderspers, 1994. Tweede druk (van Privé domein 1988). Pb, 352 pg. ISBN:90-295-6017-7

© JannieTr, augustus 2016.

Ik lees Nederlands 32/35.



vrijdag 26 augustus 2016

Over de buitenkant van een boek

Wie geregeld mijn antwoorden gelezen heeft op de #50books vragen van Hendrik-Jan zal begrijpen dat hij mij nu echt het onmogelijke heeft gevraagd. Vraag nr. 34 luidt: Welk boek in jouw kast heeft de mooiste cover? (KLIK HIER) Echt, het is ondoenlijk om al mijn boeken na te lopen om te bepalen welke de mooiste buitenkant heeft, niet alleen omdat het er veel te veel zijn, maar ook omdat ze zo van elkaar verschillen. Ik ga dus een beetje smokkelen door er meer dan één te noemen.
Ten eerste zijn daar de oude boeken van grootouders en ouders, zowel fictie als non-fictie. De zwart-wit foto's op de omslagen van de non-fictie zijn nostalgisch mooi, maar uit die categorie heb ik toch gekozen voor fictie: een van de vier delen uit de Merijntje Gijzen reeks van A.M.de Jong: goudopdruk op een zwarte kaft met fraaie, gestileerde motieven.


Dan zijn er de kinder- en jeugdboeken, zowel nieuwe voor de kleinkinderen, als oude. Juist bij prentenboeken zijn de illustraties erg belangrijk, meer nog dan de tekst. Het is dus logisch dat er hele mooie bij zijn: hiervoor zijn bekende illustratoren aan het werk geweest. Ik koos voor Floddertje, tekst van Annie M.G. Schmidt en met illustraties van de onvolprezen Fiep Westendorp. Voor de iets grotere kinderen, maar ook voor ons leuk om te bekijken.


Dan mijn eigen boeken. Ook hierbij een onderscheid in non-fictie en fictie. Daarbij valt het me op dat non-fictie boeken meestal foto's op de kaft of omslag hebben staan die de inhoud goed "coveren". Maar soms gaat dat (m.i.) fout, zoals bij Rode liefde van Maxim Leo (KLIK HIER): het prachtige boek over de geschiedenis van een Oost-Duitse familie heeft niet alleen een suggestieve titel, maar ook een foto op de voorzijde die bezoekers van een boekwinkel op het verkeerde been zet. Overigens was dat het enige minpuntje aan dit boek!
Bij abstracte onderwerpen wordt het non-fictieboek wel eens van een mooie grafische voorstelling voorzien.

Blijven over de afbeeldingen op romans, verhalenbundels en poëzie. Daarmee kunnen uitgevers alle kanten uit. Ik dwaal langs mijn boekenkasten, haal er hier en daar een boek of bundel uit en kom ongelooflijk mooie omslagen tegen. De inhoud kreeg doorgaans meer aandacht en dus zie ik nu pas hoeveel zorg er aan besteed is en hoe goed ze bij de inhoud passen. Dat wordt heel moeilijk kiezen.

Ik neem aan dat de cover van een boek wordt bepaald in overleg tussen auteur, ontwerper en uitgever, met elk een eigen visie. Het valt me op dat sommige uitgeverijen niet alleen te herkennen zijn aan het tekentje op de rug, maar ook aan het ontwerp van de kaft. Zouden ze een vaste ontwerper in dienst hebben of zouden ze de grootste vinger in de pap hebben bij de uiteindelijke beslissing? Dat ik een zwak voor Cossee heb, weten vaste lezers van dit blog al wel denk ik. Daarbij gaat het dan natuurlijk ook daar om de oorspronkelijk Nederlandstalige boeken die ze uitgeven. Die staan allemaal bij elkaar op een plank en vertonen een opvallende gelijkenis. Goed gekozen foto's, mooi gemaakt en passend bij de inhoud. En op de een of andere manier direct herkenbaar als een uitgave van Cossee. (Behalve Rode liefde van hierboven dan, het zij ze vergeven).

Maar daaruit kiezen wordt moeilijk: de boeken van Gerbrand Bakker, Jan van Mersbergen, Andreas Oosthoek, Rinus Spruit e.a., ze komen allemaal in aanmerking. Ik heb het moeilijk, blijf uiteindelijk hangen bij 2 stuks: Een bruidsjurk uit Warschau van Lot Vekemans ((KLIK HIER) en Dat is wat ik bemin van Isabelle Rossaert (KLIK HIER) . 

Ach vooruit, ik speel toch al vals, ik zet ze er gewoon allebei bij!

Dank je wel Hendrik-Jan, het was weer een genoegen met je vraag bezig te zijn!

© JannieTr, augustus 2016.

De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik elke week mee te doen.

zondag 21 augustus 2016

Joris van Casteren - Het Station

Het Centraal Station van Amsterdam heeft een blijvende aantrekkingskracht uitgeoefend op Joris van Casteren sinds zijn kennismaking ermee in 1988. Hij hing er vaak rond, nieuwsgierig naar de mensen die er kwamen en naar de achtergronden van het bijzondere gebouw. Toen hij in 1998 voor de Daklozenkrant een artikel naar keuze mocht schrijven, was die keus dus snel gemaakt. Het resulteerde in een reportage van wat hij op een dag in de buurt van het meetingpoint op CS meemaakte: zijn ontmoetingen, observaties en gesprekken met reizigers en andere bezoekers. 

In februari 2014 werd hij benaderd door de Amsterdamse Uitgeverij Bas Lubberhuizen. Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het station in oktober van dat jaar vroeg men hem een grote reportage te schrijven over het gebouw, de mensen die er werken, de reizigers en de vaste bewoners. Een verzoek waar hij graag gehoor aan gaf.

Joris van Casteren (1976) is schrijver van fictie en non-fictie, dichter en journalist. Wie zijn pagina op Wikipedia bekijkt, zal zich niet alleen verwonderen over zijn veelzijdigheid, maar ook over de (al dan niet terechte) ophef die hij geregeld via zijn teksten veroorzaakt. Zelfs de onschuldig lijkende bundel artikelen over het Centraal Station in Amsterdam ontkwam daar niet aan.

Samenvatting


Amsterdam Centraal is veel meer dan alleen een station. Het is een stad in een stad waar elke dag duizenden mensen aankomen en vertrekken, winkelen en werken. Een plek vol verhalen, verwachtingen en teleurstelling. Reizigers, medewerkers, bestuurders, passanten: allemaal hebben ze een eigen band met het station.
Joris van Casteren spreekt met de mensen die het station zoal bevolken. De NS-medewerkers die de loketten bemannen, de verkeersleiders van ProRail, de omroepers, de beveiligers en de mensen van de afdeling gevonden voorwerpen. Zijn nieuwsgierigheid brengt hem in alle uithoeken van het gebouw, op alle momenten van de dag. Dit boek geeft een fascinerend beeld van een bedrijf dat nooit stil staat. (Bas Lubberhuizen).


Leeservaring

Het is een interessante en prettig leesbare bundel geworden. De meeste verhalen zijn verrassend, deels door de onvermoede inhoud van de taken van de verschillende NS-medewerkers, soms door de gesprekken met de reizigers en "bezoekers" van het station die een hele andere reden hebben er te vertoeven en geregeld ook door een kijkje in de geschiedenis van het gebouw, de historische functies en de ontwikkeling van het spoorbedrijf.

Een afwisselende bundel, omdat deze geschiedenis er onopvallend doorheen geweven is en omdat de verhalen van functionarissen en bezoekers in elkaar overgaan. Zo heeft de beveiliging natuurlijk een en ander te vertellen over de huidige stand van zaken en mag Van Casteren een avond/nacht met ze meelopen. Maar ze stippen ook de overlast door de jaren heen aan, hoe die veranderde door allerlei maatregelen en maatschappelijke ontwikkelingen. En daarbij ontstond de ophef bij dit boek: een beveiligingsbeambte beschrijft een bekende TV persoonlijkheid die vaak dronken op het station voor overlast zorgde in het verleden. Iemand meende zich te herkennen en de rel was compleet.

De beschrijving van de voor het grote publiek onzichtbare plekken is fascinerend: het ondergrondse meer in de vroegere atoomschuilkelder dat bestemd is voor de sprinklerinstallaties. De zolder met de koelinstallaties voor de winkels in de hal (die daar geen stroom voor mogen gebruiken).
De winkels hebben niet alleen koeling en frisse lucht nodig, ze moeten ook hun vervuilde lucht kwijt kunnen raken. Ook die afzuiginstallaties staan op zolder. Via allerlei filters gaat die lucht naar de schoorstenen op het dak. Confronterend detail:
"De meeste filters worden een of twee keer per jaar vervangen, behalve die van de aan perron 2 gelegen hamburgerketen Burger King. Speciaal voor Burger King is een aparte installatie gebouwd, waarvan de filters, die druipen van het vet, wekelijks moeten worden gereinigd."
Van Casteren komt ook de mannen van de ongedierte bestrijding tegen: het afval van de vele winkeltjes trekt ratten aan.

Journalistiek gezien is het een prima bundel: interessante feiten over het toch grotendeels onbekende CS van Amsterdam. Mooie, ook persoonlijke, verhalen van medewerkers en bezoekers. Een historisch overzicht van zowel de bouw en de functies, als van de aard van de bezoekers. De manier waarop dit alles een geheel is gaan vormen, maakt dat het prettig leest en het gemiddelde journalistieke verhaal overtreft.

Joris van Casteren - Het station. Amsterdam, Bas Lubberhuizen, 2015. Geleend als e-book via de bibliotheek.

© JannieTr, augustus 2016.

Ik lees Nederlands 31/35.

vrijdag 19 augustus 2016

Voorzichtig met mijn boeken!

Weer zo'n vraag van Hendrik-Jan die ik toch maar eerst even heb laten sudderen: Takel jij je boeken toe? (Vraag 33 van #50books, KLIK HIER). Mijn eerste reactie was: nee, natuurlijk niet! Ik ga altijd heel zorgvuldig met mijn boeken om. Maar dat betekent nog niet dat er zich in mijn collectie geen gehavende boeken bevinden. Mooie vraag dus om eens even de balans op te maken en tot verrassende conclusies te komen!

Laat ik eerst eens terug gaan naar mijn jeugd. Boeken waren naar verhouding veel duurder dan nu. Pocketboeken en paperbacks bestonden nog niet en zelfs kinderboeken waren gebonden en van een omslag voorzien. Elk nieuw boek werd bij ons thuis eerst van de kwetsbare omslag ontdaan en dan gekaft met stevig papier (van een oude kalender of zoiets). Een boekenlegger erin en na het lezen de omslag er weer omheen en netjes in de boekenkast achter glas! In mijn tienerjaren waren er pocketboekjes, die waren veel goedkoper, maar ook kwetsbaarder. De kartonnen kaft vertoonde al snel scheurtjes en vouwen en soms was de lijm al snel verdroogt en vielen de bladzijden eruit.
De middelbare school boeken werden geleend via een boekenfonds en moesten netjes gehouden worden. Wat nog niet wilde zeggen dat je over ongeschonden nette boeken kon beschikken: de vorige eigenaar was er niet altijd even zuinig op geweest. Mijn later zelf aangeschafte studieboeken beschouwde ik als werkboeken: ik maakte aantekeningen in de kantlijn of onderstreepte zinnen. 
De pocketboekjes (vergeeld, losse bladzijden en gehavende kaften) heb ik weggedaan. Sommige kinderboeken staan nog ongeschonden in de kast, maar met andere heb ik samen met mijn broertje en zusje bibliotheekje gespeeld: op het schutblad een hoekje geplakt en daar in een kaartje met titel en nummer van het boek (zat ook op de rug) en ruimte voor de naam van de lener. Want ja, zo ging dat vroeger in het echt ook! De eerste tekenen van toetakelen zijn daarmee een feit.

Al tijdens mijn studie begon ik Boekenweekgeschenken en -essays te verzamelen. Ik had er al heel wat toen op een dag de regen door een opengewaaid raam de boekenplank wist te bereiken en ik met aan elkaar gekleefde boekjes zat, vol kringen. Toegetakelde boeken dus, al was het niet expres.

De rest van het verhaal zal over andere boeken gaan. Romans, non-fictie en poëzie staan hier over het algemeen ongeschonden in de kast. De meeste boeken zijn van mij, maar er staan ook boeken bij van mijn ouders en grootouders. Mijn romans staan beneden, de rest op zolder. Er zijn mooie, bijzondere boeken van mijn grootouders bij, maar helaas zijn die door mijn ouders niet zo goed opgeslagen geweest: veel roestvlekjes op de bladzijden. Geen idee wat ik daar mee moet. De boeken van mijn vader zijn beter bewaard gebleven. Voorin staat alleen met potlood van wie hij ze gekregen heeft. "Van Moeke voor Kerstmis 1937", zo aandoenlijk, dat doe je toch niet weg. Bovendien weerspiegelen ze zijn interesses, want vroeger kreeg je alleen boeken die heel erg goed bij je pasten: je moest minstens tot je verjaardag wachten voor je er weer een kreeg.
Het probleem is echter dat ik, door het uitstellen van een beslissing over deze oude boeken inmiddels een papiervisjes probleem heb. Alweer toegetakelde boeken, zonder opzet, maar wel door mijn toedoen!

Ik heb een te groot zwak voor boeken. Wat hier binnen komt, gaat zelden weer weg. In de papierbak, naar de kringloop, naar de boekenmarkt voor het Goede Doel. Ik kan het niet. Mijn kinderen zeggen: maak je niet druk Mam, laat lekker staan, wij regelen dat wel t.z.t. Maar ja, dan zie ik ze allemaal in de afvalcontainer verdwijnen en dat doe je niet met boeken (overblijfsel van mijn jeugd misschien?). Sommige recente romans kan ik kwijt bij mijn boekhandelaar/antiquariaat. Maar lang niet alles. Daar heb ik als troost, dat wie er daar een normaal bedrag voor over heeft, ze niet zal weggooien en dat zeldzame boeken op den duur wel door een liefhebber ontdekt zullen worden. Maar er blijven er nog zo ontzettend veel over.....

Mijn antwoord zou dus moeten luiden: Toetakelen probeer ik zoveel mogelijk te voorkomen, maar dat lukt helaas niet altijd.

N.B. Wie het schattige, oude boekje dat hierbij staat graag zou willen hebben, kan zich melden (via mail, zie boven). Bij meer dan één belangstellende wordt er op maandagmorgen 22 augustus a.s. geloot.

©JannieTr, augustus 2016

De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik elke week mee te doen.

donderdag 18 augustus 2016

Joke Hermsen - Blindgangers

Na het herlezen van Windstilte van de ziel (KLIK HIER) kreeg ik de behoefte om na een essay toch ook weer eens een roman van Joke Hermsen te lezen. Het werd Blindgangers omdat het thema mij aansprak. Dat bleek een goede keus, voor mij althans, want als "leeservaring" i.p.v. "recensie" ergens op zijn plaats is, is het wel in deze blogpost. De combinatie van fictie en filosofische discussies vond ik geweldig, maar dat zal niet voor iedereen gelden. 

Samenvatting 

De winter begint vroeg. Dat besef dringt onvermijdelijk door tot een gezelschap oude vrienden dat met verschillende auto’s in de vrijdagavondfiles door sneeuwbuien vanuit Amsterdam op weg is naar het Drentse buitenhuisje van een van hen. Ze hebben elkaar op de universiteit leren kennen in het genootschap Nil desperandum en vieren dit weekend hun 25-jarige reünie. Ze zijn getrouwd of al dan niet in harmonie gescheiden, ze zijn ongehuwd maar niet kinderloos, of kinderloos maar niet alleenstaand, of zelfs van twee walletjes etend. Vermoeid en vertraagd bereikt de hele club, inclusief meegekomen kroost en oude aanhang, de avondlijke bestemming. Het feest kan beginnen. Joke J. Hermsen fileert genadeloos de tijdgeest in een zedenschets van de generatie die in de jaren zestig geboren is. Een roman over de gefnuikte idealen en turbulente relaties van mensen die op zoek zijn naar bezieling, bevlogenheid en nieuw moreel elan. (Arbeiderspers).


Leeservaring

Het boek begint met een overzicht van "Dramatis Personae", zoals Hermsen het noemt. Handig, want zo hebben we van de voornaamste acteurs in dit drama enig begrip van hun levensloop en de stand van zaken vóór het moment van samenkomst in het Drentse vakantiehuisje. De rest van het boek is chronologisch opgebouwd, waarbij het perspectief wel steeds wisselt en er af en toe een alwetende verteller optreedt. Dat brengt evenwicht in het verhaal. Verder zijn er 7 delen (met relevante titels) en een epiloog. 

Het drama speelt zich af in winterse omstandigheden. Ik las het in de enige bloedhete week tot zo ver deze zomer. Dat ik me in winterse sferen waande, zegt genoeg over de schrijfstijl van Hermsen. Dat geldt ook voor de dialogen: volkomen natuurlijk. Mijn enige kanttekening daarbij: zelfs na enkele flessen wijn lijkt het gezelschap nog steeds in staat diepgaande filosofische gesprekken te voeren. Maar die vond ik dermate interessant, dat ik daar niet verder bij stil wil staan.

In 25 jaar gebeurt veel. En zeker mensen van rond de 45 zullen dan de balans opmaken van hun leven. Dat niet alles verlopen is zoals ze verwacht en gehoopt hadden, wordt extra duidelijk als ze geconfronteerd worden met hun leeftijdgenoten en vrienden van destijds: leden van het (filosofisch) dispuut Nil desperandum (Wanhoop nooit). Een hele toepasselijke naam in verband met de inhoud van het boek. Er is genoeg om over te wanhopen inmiddels bij de meesten. Even toepasselijk is de titel: Blindgangers. De definitie daarvan luidt:

Een blindganger is een explosief dat niet op het oorspronkelijk bedoelde moment afgegaan is.  Meestal betreft het vuurwerk en niet-ontplofte munitie. Blindgangers zijn uitermate gevaarlijk omdat ze op ieder willekeurig moment door minieme (onbedoelde) stimulans (alsnog) kunnen ontploffen.

De psychologische kant van het verhaal laat op overtuigende wijze zien hoe het verlies van idealen en dromen, teleurstellingen in relaties, geremdheid door jeugdtrauma's en andere zaken van een mens ook een blindganger kunnen maken. Of en wanneer die afgaat, hangt van veel omstandigheden af, maar dat die o.a. aanwezig zijn in de confrontatie met de jeugdvrienden mag duidelijk zijn. Dat maakt dat het een spannend verhaal wordt, waarbij geraffineerd van perspectief gewisseld wordt: op spannende momenten, waardoor je als lezer net zo in onzekerheid verkeert als de achtergebleven vrienden. Voortdurend is ook de onderlinge spanning te voelen, die af en toe tot een uitbarsting lijkt te gaan komen. En soms ook komt.

Maar er zit ook nog een filosofische kant aan het verhaal. Het samenzijn, vooral in de avonden als er rijkelijk wijn geschonken wordt, nodigt deze filosofisch onderlegde mensen uit tot het aansnijden van thema's uit de ethiek en de metafysica. Johan is uiteindelijk neurochirurg geworden: volgens hem wordt de mens in al zijn handelen uitsluitend gedreven door zijn brein, er is geen vrije wil. Dat wordt m.n. bestreden door Bas, die de filosofie trouw is gebleven en al jaren tevergeefs met zijn proefschrift bezig is. Hij gelooft in iets voorbij het brein. Meer aandacht voor begrippen als ervaring, geest en ziel, innerlijke tijd. Dat levert natuurlijk interessante discussies op, met thema's die Joke Hermens ook te berde bracht in Stil de tijd. En een mooie gelegenheid voor de auteur om ook weer psychologisch uit te pakken: de ongelijke strijd tussen de introverte, bijna mislukte filosofiedocent en de extroverte, geslaagde neurochirurg. 

Door deze unieke combinatie van filosofie en psychologie in een spannend verhaal ben ik er van overtuigd dat het boek voor velen plezierig zal zijn om te lezen. En daarna wellicht over de aangesneden thema's door te denken. Het eindigt met een epiloog, na een laatste hoofdstuk met de titel Nil desperandum. Het is niet echt: ze leefden nog lang en gelukkig, maar er gloort hoop op die laatste bladzijden.

Joke J. Hermsen - Blindgangers. Amsterdam, Arbeiderspers, 2012. Geb., 370 pg. ISBN:978-90-295-7858-5. 

© JannieTr, augustus 2016

Ik lees Nederlands 30/35.

zaterdag 13 augustus 2016

Lees jij elk boek helemaal uit?

Best wel een nuttige ontdekking: als ik een #50books-vraag van Hendrik-Jan eerst een poosje laat sudderen, dan komt er een heel ander antwoord uit, dan als ik direct reageer. Het gebeurde al eerder dat het antwoord door even afstand nemen wat genuanceerder werd, maar dit keer was het echt duidelijk. De vraag die hij stelde luidde:

Lees jij elk boek helemaal uit (KLIK HIER) ? (vraag 32 van #50books)

Mijn eerste reactie was zeer beslist JA! Maar in de dagen daarna kwamen de twijfels en de voorbeelden dat het ook wel eens anders is. 

Laat ik beginnen met te melden dat ik de kans op zo'n grote teleurstelling dat ik het boek niet uit kan lezen zo klein mogelijk probeer te houden. Aan ongevraagd toegezonden boeken begin ik alleen als ze me aanspreken. En de rest kies ik zorgvuldig uit in de bibliotheek of boekwinkel of vraag ik zelf aan bij de uitgever. Ik ben geen lid meer van een leesclub. Dat leverde vroeger nog wel eens kromme tenen op, omdat ik vind dat je dan een tegenvallend boek ook helemaal uit moet lezen. Wat een straf soms! Toch is het toen één keer voorgekomen dat, behalve de bespreekster, de rest van de club het niet op kon brengen het door haar uitgekozen boek helemaal uit te lezen. Ik ook niet. Voordeel van een leesclub is trouwens wel dat je verrast kunt worden door boeken die je zelf nooit gekozen zou hebben.

Omdat ik van vrijwel elk boek dat ik een lees een blogje maak, zet dat me er ook toe aan een boek helemaal uit te lezen. En ik moet toegeven dat dat dan niet altijd van harte gaat. Maar toch heeft ook dat voordelen: een enkele keer weet ik als het uit is, dat het echt de moeite van een blog niet waard is. Soms ontdek ik echter dat het boek een tweede kans moet hebben. En waar ik me er in eerste instantie misschien doorheen moest worstelen, blijkt het in tweede instantie een heel mooi boek te zijn. Minder gefocust op het verloop en de uitkomst van het verhaal ontdek je pas de andere zaken die een boek aantrekkelijk maken: het oproepen van sfeer, het taalgebruik, de knappe constructie, de subtiel uitgewerkte karakters, enz. Soms gaan er maanden overheen voor ik het nog eens lees. Maar dan blijk ik er volop van te kunnen genieten.

Ook gebeurt het wel dat ik merk dat het even niet aanslaat. Dan leg ik het weg, om het later weer op te pakken. Maar dan begin ik wel helemaal opnieuw, niet waar ik was gebleven. Toch zal er best wel eens één tussendoor piepen die ik vervolgens helemaal vergeet......

Nog niet zo lang geleden had ik mijn zinnen gezet op Een jaar in scherven van Koos van Zomeren uit de Privé-domeinreeks (binnenkort op dit blog). Om het te vergelijken met Jasper en zijn knecht van Gerbrand Bakker (KLIK HIER)  uit dezelfde reeks. Het was uitgeleend, dus nam ik Nog in morgens gemeten mee, ook van Koos van Zomeren en ook uit de Privé-domeinreeks. Dat bleek een vergissing. Na bijna 100 blz. gaf ik op. Helemaal tegen mijn gewoonte in. Maar ik troostte mezelf met de gedachte dat het ook niet mijn eerste keus was geweest en dat ik alsnog in Een jaar in scherven ging beginnen. En zo kan het verkeren: daar heb ik van de eerste tot de laatste bladzijde van genoten. En dan ben je blij dat je je tijd niet verdaan hebt aan boek dat niet wil aanslaan.

Dus mijn antwoord moet zijn: In principe niet, heel soms. Maar dat komt mede doordat ik de kans op voortijdig stoppen zo klein mogelijk probeer te houden. En dat sommige boeken een tweede kans krijgen.

© JannieTr, augustus 2016.

De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik ook elke week mee te doen.