maandag 6 november 2006

Cor Bruijn - De voetreis naar Sneek

November 2006 - Waardering: 7. 

Het verslag van de Voetreis naar Sneek geeft een aardig beeld van het Nederland aan het begin van de 20ste eeuw, zoals al vermeld in de recensie van Biblion (zie hieronder). De stijl ervan doet vermoeden, dat het manuscript voorbestemd was om als jeugdboek te worden uitgegeven. Nu bekeken kan het beschouwd worden als een voorbeeld van hoe men dacht over de opvoeding en educatie van de jeugd in de onderwijskringen waarin Cor Bruijn destijds, als jonge onderwijzer, verkeerde.

De aanvullende informatie die zijn dochter Margreet Bruijn er aan toegevoegd heeft in de vorm van een uitgebreide inleiding, een overzicht van wetenswaardigheden omtrent de Humanitaire School, literatuurlijsten en noten maakt het boek tot een waardevol document m.b.t. de grondslagen van wat later de Montessorieschool zou worden. Zij besteedt ook aandacht aan de grondlegger Prof. van Rees en de Rein-Leven-Beweging. (In het nabij gelegen Bussum bevond zich tegelijkertijd de meer bekende verwante kolonie Walden van Frederik van Eeden.)
Het mag dan ook geen wonder heten dat het Nederlands Schoolmuseum zich ingezet heeft voor de publicatie van dit boek.

Cor Bruijn - De voetreis naar Sneek. Rotterdam, Donker, 2004. Paperback, 207 p., ills., lit. opg.

Samenvatting

In de zomer van 1908 maakt onderwijzer Cor Bruijn met zijn vrouw en acht leerlingen een voettocht naar Sneek. Startpunt is het Noord-Hollandse Laren, waar hij leiding geeft aan de Humanitaire School, sinds 1903 gevestigd in de villa van prof. Jacob van Rees. Deze had een kolonie gesticht waar men op christelijk-Tolstojaanse wijze invulling aan het leven gaf: men was strikt vegetarisch, rookte en dronk niet, was pacifistisch en kwam op voor de rechten van de vrouw.
Van de voetreis deed Cor Bruijn minutieus verslag - een verbluffend document dat een inkijkje geeft in het kinderleven van toen en een beeld schetst van het begin van de 20e eeuw. Naast Cor Bruijns verslag van deze voetreis is in dit boek een schat aan aanvullende informatie te vinden, o.a. van de hand van Margreet Bruijn, dochter van de auteur.

Recensie Biblion:

Volksschrijver Cor Bruijn ( 1883-1978, Sil de Strandjutter, Keteltje) was 1905-1916 hoofd van een kleine basisschool in Laren die stoelde op de inzichten van Tolstojanen, Rein-Leven-Beweging en vooral Jan Ligthart. Leren in de praktijk en zelfontplooiing stonden hoog aangeschreven. Onlangs vond Margreet Bruijn een manuscript waarin haar vader een reis beschreef die haar ouders van 20 tot 26 juli 1908 met acht leerlingen, grotendeels te voet, naar Sneek maakten: een aanschouwelijke les in diverse schoolvakken. In boerderij, oliemolen, beschuitfabriek en pottenbakkerij keken ze hun ogen uit; uithangborden en gevelstenen leidden tot historische informatie. Slapen in het hooi en vaartochten droegen bij tot het avontuur. Dat Bruijn zichzelf en zijn vrouw meneer en mevrouw De Jong noemt en dat hij kinderen soms een andere naam geeft, toont dat het niet om een letterlijk verslag gaat. Het is een warm boek dat ons binnenvoert in een voorbije wereld van ambachten, traag verkeer en grote regionale verschillen. Een der leerlingen maakte er bewonderenswaardige tekeningen bij. (©Drs. J. Kleisen).

© JannieTr, november 2006.

zaterdag 28 oktober 2006

MARGRIET DE MOOR – DE VERDRONKENE



Oktober 2006 - waardering: 8,0.
 
Het verhaal

In vijf delen beschrijft Margriet de Moor het leven van twee zusjes. Lidy, 23 jaar en getrouwd met Sjoerd Blaauw, en Armanda, 21 jaar. Armanda was verliefd op Sjoerd, maar hij koos voor Lidy. Armanda's gevoelens zijn nooit helemaal verdwenen. Als ze uitgenodigd wordt voor de verjaardag van haar petekind in Zierikzee, haalt ze Lidy over in haar plaats te gaan. Ze kan dan zelf met Sjoerd naar een feestje. Het is zaterdag 31 januari 1953. Op bladzijde 14 nemen de zusjes afscheid; een afscheid voorgoed. Vanaf dat moment lopen de levensverhalen van de twee zusjes uiteen. Het verhaal van Lidy speelt zich af in Zeeland en beslaat twee dagen die minutieus beschreven worden. Armanda 's verhaal duurt ongeveer vijftig jaar en maakt grote tijdsprongen.

Lidy viert in Zeeland de verjaardag van Armanda's petekind. Ze overnacht in Zeeland, maar ze wordt midden in de nacht gewekt, omdat men haar auto wil gebruiken. Lidy gaat zelf mee. Onderweg wakkert de storm aan, wegen worden onbegaanbaar. Een onwaarschijnlijk gevecht tegen het natuurgeweld. Nog net voor de dijken doorbreken, komt Lidy terecht op een boerderij, samen met een aantal andere mensen. Lidy vecht en vecht om te overleven (en probeert ook anderen bij te staan), maar ze moet opgeven. Ze staat te boek als een van de honderden vermisten.

Langzaam wordt het Armanda duidelijk dat haar zus niet terug zal komen. Armanda neemt de zorg voor het kind van Sjoerd en Lidy op zich. Later trouwt ze met Sjoerd. Na zeven jaar scheiden ze en Armanda leidt een 'gewoon' leven, dat niet boven de middelmaat uitkomt. Ze heeft het lot gemanipuleerd, kreeg wat ze begeerde, maar is daardoor zichzelf verloren. Ze leeft het leven van haar zus.

Het boek begint en eindigt met een gesprek tussen de twee zussen. Als het laatste gesprek plaats vindt, is Armanda inmiddels hoog bejaard (dement?), Lidy leeft nog. De dood van de twee zussen valt samen, het onderscheid tussen hen lost op.

Structuur

Het opvallendst aan deze roman is de structuur van het verhaal van de twee zussen. Het leven van Lidy, is kort, twee dagen, wordt zeer gedetailleerd beschreven. De Moor laat de lezer steeds terugkeren naar de laatste 36 uur van Lidy's leven. Het leven van Armanda duurt ongeveer vijftig jaar. Ze krijgt het leven dat Lidy moest leiden opgedrongen door de omstandigheden en haar onvermogen er afstand van te nemen, door schuldgevoel. De hoofdstukken over Armanda zijn opgehangen aan sleutelmomenten in haar leven. Voortdurend lees je dat Armanda het gevoel heeft, dat ze buiten het leven staat. Een toevallige gebeurtenis, een kleine speling van het lot maakt van Armanda een replica van haar zusje. In de sfeer van de verhalen ontstaat een duidelijk contrast. Armana's verhaal is bijna dodelijk realistisch en vrij saai. De werkelijkheid van Lidy neemt extreme vormen aan, de helse dagen in Zeeland zijn bijna surrealistisch. De intense manier waarop zij deze 36 uur beleeft en de ontwikkeling die ze door maakt, maken er een “volwaardig” leven van. Voor de lezer is Lidy aan het eind van de roman nog in leven. Het effect dat Armanda er niet aan ontkomt het leven van haar zusje over te nemen en dat Lidy steeds meer bezit neemt van haar wordt hierdoor versterkt. Door de levens afwisselend te beschrijven versterkt De Moor de suggestie van een soort dialoog tussen de zussen.

De twee verhaaldraden die door elkaar gevlochten zijn, heeft De Moor "afgekeken" van de muziek. Ze heeft een conservatoriumopleiding (piano en zang) gevolgd in Den Haag. In BOEK jaargang 2005, mei/juni nummer, zegt ze in een interview op bladzijde 12 over de roman: "Mijn hele manier van schrijven dank ik aan de muziek. Vooral in technische zin. Ik denk heel abstract. In de muziek zijn twee tempi heel gewoon. De twee verhaallijnen die ik beschrijf, zijn ook twee tempi. Zo komen verschillende kunstvormen samen. Een structuur verzin je van tevoren. Net als een beeldend kunstenaar, die met zijn hand omtrekkende bewegingen maakt boven het papier, op zoek naar de vorm. Dat heb ik met dit boek ook gedaan. Meestal schrijf ik de structuur op de achterkant van een envelop of op ene dubbelgevouwen A4tje. Het zijn ook maar een paar punten. Er is de overdonderende stroom water en er zijn die twee levens die zich simultaan ontspinnen in verschillende tempi. Het is weinig, maar het is wel het hele boek."

Ruimte

De plaats waar het verhaal van Armanda zich afspeelt is Amsterdam. Helder en met details beschreven. Straatnamen, huisnummers worden genoemd. Maar de ruimte waarin Lidy leeft: de storm, is een symbolische ruimte. De storm neemt eigenlijk de plaats van een personage in. De Moor heeft veel research gedaan voor dit boek. Op enkele plaatsen laat ze dit duidelijk zien. Een onbekende op de veerboot zegt bijvoorbeeld tegen Lidy: "Ik neem aan dat u van mij wel enig feitenmateriaal wilt horen? Of niet soms?"
Tijdens de lezing legde M.de.M. uit: “Ik wilde geen schuldige aanwijzen van deze ramp. De kleine tekortkomingen van dijkgraven, burgemeesters, de slechte toestand van de dijken vlak na de oorlog, dat alles viel in het niet bij het ongelofelijke geweld van deze storm. Een stomme samenloop van omstandigheden, die eigenlijk nog veel erger had kunnen zijn. Daarom moest de storm dienst doen als een soort derde hoofdpersoon, die de schuld van dit alles was.”

Thematiek

De thematiek van "De verdronkene" is geheel gebaseerd op de noodlottige verwisseling tussen de twee zussen. Armanda vraagt aan Lidy of ze haar verplichtingen tegenover haar petekind voor een keertje wil overnemen, zodat zij naar het feestje van haar vriendin kan. Lidy komt bij de Watersnoodramp van 1953 om het leven en Armanda voelt zich min of meer schuldig aan haar dood, waardoor ze het leven van haar zus gaat overnemen. Ze trouwt met haar zwager Sjoerd, voedt het kind Nadja als haar eigen kind op, maar blijft altijd in haar gevoel de stand-in voor haar zus. Zij zal de plaats van de verdronkene innemen en daarmee haar eigen ik, waar ze toch al geen hoge dunk van had, verdringen. Het besef in het leven van een ander te zijn beland, wordt versterkt door het ontbreken van een tastbaar bewijs dat Lidy, die tot de honderden vermisten behoort, er ook werkelijk niet meer is. Armanda is jaloers op Lidy: ze was ook verliefd op Sjoerd, maar kan lichamelijk nog niets met hem proberen, want haar zus is meteen zwanger van hem geraakt, waardoor die twee een gedwongen huwelijk moesten sluiten. Armanda is nog maagd. Diep in haar onderbewuste haalt ze om die reden haar zus over om in haar plaats op 31 januari 1953 een uitnodiging voor een feest in Zierikzee te aanvaarden met het doel zelf een nacht met Sjoerd te kunnen doorbrengen, maar niemand, ook zij niet, kon voorzien dat juist dat weekeinde de springvloed vernietigend zou toeslaan. Armanda's door haar zelf gemanipuleerde lot is dat ze krijgt wat ze begeerde, (Sjoerd) maar daardoor zichzelf verliest. Als zij al jaren met Lidy's man is getrouwd en inmiddels ook twee eigen kinderen van hem heeft, zegt ze tegen hem: "Weet je wat ik nog steeds wel eens denk? Lidy is maar één dagje weg en rekent erop dat ik het leven wel even voor haar waarneem. O jezus, je kent dat oude verhaal van Beatrijs toch? Met de heilige Maria, verdomd sportief, die de stand-in speelt terwijl Beatrijs intussen, ik bedoel, luister.." Het is duidelijk welke woorden ze inslikt: terwijl Beatrijs intussen "de hoer speelt," want zó gaat de Beatrijs-legende in de Middeleeuwen. Door als plaatsvervangster op te treden in het leven van Lidy, heeft ze deze eigenlijk steeds in leven gehouden. Dat blijkt in het indrukwekkende laatste deel V, waarin ze een dialoog voert met Lidy's geestverschijning. Zoals twee zusjes met elkaar doen, halen ze herinneringen op van vroeger, vertellen dat ze jaloers op elkaar waren als de een wat eerder naar bed moest dan de ander. Maar er blijkt ook uit dat ze van elkaar houden. Het laatste deel kan ook de hallucinatie zijn van de stervende Armanda waarin ze merkt dat Lidy haar komt ophalen. De noodlotsgedachte komt veel vaker in de romans van De Moor voor. Een heel klein voorval kan de oorzaak zijn van een groot gevolg. Het leven heb je niet in eigen handen. Maar je kunt je met de inhoud van de roman afvragen of een lang geleefd leven meer waard is dan een kort heftig leven. De drie dagen dat Lidy in Zeeland doorbrengt, zijn van een zeer grote intensiteit, waardoor ze veel inzicht krijgt in het menselijk leven. Het leven van Armanda als plaatsvervangster van haar zus mag dan lang zijn, erg gelukkig heeft ze zich in die rol niet gevoeld.

Perspectief

Een alwetende verteller vertelt het verhaal van de zussen. Soms loopt die vooruit op de gebeurtenissen, licht alvast een tipje van de sluier op. Als lezer sta je hierdoor als het ware naast de personages. Blz. 13 "Ze merkte niet dat er schuin aan de overkant in een dakgoot een mannengestalte rondkroop …." Blz. 13/14 : "Het was de laatste dag van januari. Als iemand haar gezegd had dat ze, met Nadja stevig in haar handen, alles nog maar eens goed moest bekijken, omdat haar afscheid een afscheid voorgoed was, had ze in haar binnenste wel geweten dat zoiets mogelijk was, maar had ze het niet geloofd. Ze was per slot van rekening nog maar drieëntwintig jaar."

Amsterdam, Contact, 2005. Paperback, 331 p., 2e dr. (apr. 2005, 1e dr. apr. 2005). Gekocht via Boekwinkeltjes (3,00 + 2,25 porto).


Gelezen: oktober 2006. Lezing in Belfort Sluis bezocht: 13 november 2006. Handtekening!

©JannieTr, oktober 2006.