zondag 29 maart 2015

Ida Simons - In memoriam Mizzi

Wat een verrassing was In memoriam Mizzi voor me! Op twee manieren. Ten eerste omdat het erg aardig was van Cossee om me dit toe te sturen en ten tweede omdat de inhoud van dit kleine en mooi uitgegeven boekje zo bijzonder is. Het is eigenlijk onmisbaar voor wie genoten heeft van De dwaze maagd (KLIK HIER). Ondanks de biografische toevoeging van Mieke Tillema achterin dat boek bleven er vragen over bij veel lezers, ook bij mij. In dit boekje staat behalve de novelle waaraan de titel ontleend is, een nawoord van Eva Cossée met vooral informatie over de oorlogs- en kamptijd van de familie Simons. Samen met het toepasselijke beeldmateriaal (tekeningen, foto's, documenten) een waardevolle aanvulling.

Samenvatting

Het leven van een moeder en haar zoon in het kamp is zwaar, maar wanneer Herr Keppler vraagt of de jongen misschien van honden houdt, veren ze beiden op. Keppler laat hen kennismaken met Mizzi: niet zomaar een hond, Mizzi glimlacht, en moeder en zoon raken beiden in haar ban. Je zou het niet verwachten, legt Keppler uit, maar er worden wel meer dieren gehouden in het kamp - tot de leiding ze in de gaten krijgt. Zolang ze kan, glimlacht Mizzi naar de gevangenen en de zieken, naar de kinderen en de ouders. Onderwijl krijgt de lezer van dit wonderlijke, haast sprookjesachtige verhaal een zeldzame blik in het dagelijkse leven van de uitzichtlozen, en in het doorzettingsvermogen van mensen die vechten voor hun bestaan.
In deze uitzonderlijke novelle, voor het eerst gepubliceerd in 1956, vond Ida Simons haar stem: een zachte, subtiele stem, die zelfs niet stokt bij het vertellen van verhalen waarbij alles op het spel staat. (Bron: achterflap).


Leeservaring

Misschien niet gebruikelijk, maar ik kan het in dit geval aanraden: ik heb eerst het nawoord van Eva Cossée gelezen. Het omvat bijna de helft van het boekje, maar het is boeiend geschreven en geeft al bij voorbaat een antwoord op de vragen die zich anders wellicht opdringen bij het lezen van de novelle. Want dat het verhaal autobiografische achtergronden heeft, is wel duidelijk. De familie Simons verbleef in de concentratiekampen Westerbork en Theresiënstadt en werd tenslotte naar Zwitserland gestuurd bij een uitruil van gevangenen tegen materieel (!). Ze hebben om verschillende redenen geluk gehad en het er daardoor als gezin levend afgebracht, maar dat wil niet zeggen, dat ze niet door de hel  gegaan zijn. Maar zoals Eva Cossée haar nawoord besluit:

"In memoriam Mizzi, het verhaal van de grappige en troostende hond in het kamp, die de gevangenen en ook de kapo's laat lachen, is voor Jan geschreven. Wie het verhaal oplettend leest, zal snel vaststellen, dat Ida Simons in deze novelle het allermoeilijkste lukt: de juiste lichte toon voor haar lezers vinden zonder de poorten van de hel te laten verdwijnen."

En een mooi voorbeeld daarvan zijn de beginregels:

"De waarheid moet maar eens gezegd: de kinderen vonden het leven in het kamp heerlijk. Ze hoefden niet naar school, hun ouders konden geen toezicht houden, omdat ze de hele dag aan het werk waren; en het enkele uur dat ze samen met hen in de barak doorbrachten, waren de ouders zoet en gedwee.
Ze vonden alles prachtig wat de kinderen zeiden of deden; want altijd leefde in hun harten de bange vraag: hoe lang heb ik je nog bij me? - maar de kinderen wisten dat niet, die waren bijna altijd heel tevreden met hun vrijgevochten bestaan."

Voor in het boekje staat in de opdracht dat het verhaal geschreven is voor zoon Jan "om hem nooit te laten vergeten dat zelfs de donkerste uren verlicht kunnen worden door een warm hart". De gebezigde toon is soms bijna die van sprookjes, de hond Mizzi vormt de rode draad van het verhaal. Maar via Mizzi komt de ellende toch geregeld onnadrukkelijk in beeld en worden het verdriet en de angst voelbaar. Maar ook de troost die hij met zijn glimlach aan de kinderen schenkt. Een warm hart heeft ook de gebochelde joodse dokter die doet wat hij kan om het leed van de zieke kinderen (en hun machteloze ouders) te verzachten. Eind goed al goed? Ze leefden nog lang en gelukkig? Dat gold niet voor iedereen.

Toch: de ironie en de humor in de observaties van Ida Simons in De dwaze maagd ontbreken. Het is wel waar wat er beweerd wordt: in deze novelle (1956) vond ze de lichte toon waarmee ze De dwaze maagd (1959) kon schrijven. Volgens Eva Cossée heeft ze oorlog en de nasleep ervan van zich af proberen te schrijven in haar dichtbundel Wrange oogst 1940-1945, die in 1946 werd uitgegeven. 

De nieuwsgierigheid naar haar overige werk is met dit boekje erbij alleen maar groter geworden. Er moet naast In memoriam Mizzi nog een novelle gestaan hebben in Slijk en sterren (1956). En postuum verscheen Als water in de woestijn (1961), een roman. Daar ben ik nu wel heel benieuwd naar. Ik hoop stilletjes dat Cossée ook die een nieuw leven gunt, want een antiquarisch exemplaar kost inmiddels € 125....

Ida Simons -  In memoriam Mizzi. Amsterdam, Cossee, 2015. Geb. met stofomsl., 59 pg., ills., met een nawoord van Eva Cossée. ISBN: 978-90-5936-577-3.

Ik las dit boek als 13/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).
© JannieTr, maart 2015.


zaterdag 21 maart 2015

Bart Moeyaert - Broere

Na de trieste en beklemmende jeugd van Mikael Hammerman had ik behoefte aan iets luchtigers. Dat vond ik in Broere van Bart Moeyaert: met humor en tederheid neemt hij ons mee naar de kinderwereld van een zevenjarig jochie, geboren in een gezin met zeven jongens, waarvan hij de jongste is. Een chronologisch vertelde verhalenbundel met het nodige kattenkwaad.

Volgens Wikipedia: "Bart Moeyaert (Brugge, 1964) groeide op als jongste van zeven zonen. Hij werd genoemd naar een personage uit het boek van Anne de Vries. Zijn tweede naam verwijst naar de Belgische koning Boudewijn, die Barts peetoom was, zoals in België gebruikelijk is bij de jongste van zeven opeenvolgende zonen." Uit wat er verder over het boek op zijn website staat, mogen we concluderen dat de verhalen autobiografisch zijn. Daarmee geeft het ons een aardig beeld van opgroeiende kinderen in Vlaanderen in de jaren 60/70. Voor Broere (2001) ontving hij de Woutertje Pieterse Prijs. Er is ook een theaterproductie van gemaakt.

Samenvatting

Aan de basis van Broere ligt een verzoek van Frank Albers en Bernard Dewulf, die aan het roer stonden van het Nieuw Wereldtijdschrift. Zij nodigden Bart Moeyaert uit om elke maand een column te schrijven. Die opdracht nam hij niet aan, maar hij stelde wel voor om korte verhalen te schrijven over zijn zes oudere broers, zijn ouders, zijn grootmoeder en zichzelf.
Na anderhalf jaar bleken de verhalen een geschiedenis van zijn — of beter: iedereens — kindertijd te worden. In de eerste versie van Broere stonden 31 verhalen, de bundel uit 2002 bevatte 42 verhalen, en de versie die in februari 2010 is verschenen, bevat 49 verhalen. (Bron: http://www.bartmoeyaert.com/)

Leeservaring

De editie die ik las was uit 2010 en omvat dus 49 verhalen. Ze worden min of meer chronologisch verteld en bestaan doorgaans uit twee tot drie pagina's. De ondertitel van het boek luidt: De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste & ik. En al gaat het dus om Bart en zijn broere, nergens wordt er iemand bij zijn naam genoemd. Dat heeft een reden.


Het IK-perspectief is van Bart, de jongste. De anderen worden meestal als collectief aangeduid: ZIJ. Hij wordt zelden serieus genomen, mag vaak niet mee doen of er wordt gezucht om zijn kinderlijke domheid. Dan noemt hij ze mijn broers of ZIJ en creëert zo afstand. Mag hij wel mee op pad, dan gebruikt hij trots WIJ. Een enkele keer is er iets bijzonders met een van de broers. Uiteraard wordt het dan HIJ en WIJ.
Door hier mee te spelen, kan hij humor in het verhaal brengen door bv. de onschuld van de jongste te plaatsen tegenover de opspelende hormonen van de oudere broers. Ook het stiekeme genot van af en toe weliswaar de kleinste, maar toch de slimste te zijn, doet de lezer glimlachen.

De kwajongensstreken die de broers uithalen eindigen soms tot hun grote schrik niet helemaal zoals ze bedacht hadden, zoals de vermakelijke "overval" op de bakker die helaas niet de geplande appeltaart opleverde.

Ook de vakantie aan zee, het vieren van Kerstmis, het eerste baantje van de oudste broer (bij de ijscoman!), het bouwen van een boomhut: stuk voor stuk om van te smullen. Het knappe aan zijn schrijfstijl is, dat je denkt het verhaal van een kleine jongen te lezen, maar dat de volwassen Bart alle touwtjes in handen heeft en je precies genoeg inzicht geeft om te zien wat de jongste zgn. in zijn onschuld ontgaat. Een tedere en liefdevolle terugblik op een normale jeugd, met onderlinge verbondenheid, liefde voor een zorgzame moeder en ontzag voor een degelijke, maar ook betrokken vader: dat is de kern van dit boek.

De Zeven Broere
Een voor mij verwarrend verhaal was dat over de 7de verjaardag van de jongste: hij zou een petekind zijn van de Koning (Boudewijn). Ik vroeg me steeds af wat echt was en wat komedie in het hele ritueel erom heen. Later begreep ik dat dit ging om iets, dat dus echt Vlaams is aan dit boek: de Belgische koning is echt peetoom van de zevende zoon in elk Belgisch gezin. Verder viel het me nogal mee. Een enkel woord dat ik na moest zoeken, maar verder een jongensleven zoals ook hier geleefd werd in die tijd. Zelfs de spreektaal zal opgepoetst zijn naar het Nederlands, want ik geloof niet dat de broertjes onder elkaar spraken zoals in de dialogen van het boek. En dat maakt dat het een geschikt boek is voor beide zijden van de grens. Wel vraag ik me nog af welke taal er gebruikt werd in het toneelstuk dat er van gemaakt is. 

Dat de avonturen van de broertjes universeel zijn, blijkt ook wel uit het feit dat het boek vertaald werd naar het Duits, Frans, Engels, Italiaans en Zuid-Afrikaans. In het Koreaans kreeg Broere een nieuwe titel. Vrij vertaald: Als je niet naar school wil, stop dan uien onder je oksels. Naar nog zo'n heerlijk verhaal, waarin de jongste weer eens de wijste bleek te zijn. (Volgens recensies is het boek geschikt voor jongeren vanaf 14 jaar).

Bart Moeyaert - Broere. Amsterdam, Querido, 2010. Paperback, 9edr., 158 pg. (ik las de e-book versie via de bibliotheek). ISBN 978 90 214 3785 9.

Ik las dit boek als 12/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, maart 2015.

dinsdag 10 maart 2015

Jaap Robben - Birk

Steeds nieuwsgieriger werd ik naar Birk van Jaap Robben. Maar toch heeft het lang geduurd voor ik eraan begon. Dat komt omdat al te enthousiaste verhalen soms verwachtingen wekken, die niet waar gemaakt worden. Ik ben blij dat ik me dit keer heb laten overhalen: Birk is een spannend en met veel psychologisch inzicht geschreven boek, dat een blijvende indruk nalaat. Ook door het taalgebruik: soms poëtisch, soms nuchter, soms zeer beeldend. Ik heb genoten en kan niet anders dan het op mijn beurt weer aan anderen aanraden!

Samenvatting

Mikael woont met zijn ouders op een afgelegen eiland tussen Schotland en Noorwegen. Op een dag verdwijnt zijn vader in zee en Mikael verzwijgt wat er is gebeurd. Schuld, troost en verwijten stapelen zich op, tot zijn moeder het onmogelijke van hem verlangt. Birk is een even teder als beklemmend verhaal over mensen die zelf eilanden dreigen te worden. (De Geus).

Leeservaring

Bovenstaande samenvatting lijkt extreem kort, maar toch geeft die de essentie van het verhaal goed weer. Maar om uit te leggen waarom ik zo onder de indruk ben van dit boek is toch iets meer tekst nodig.
Mikael is negen jaar als zijn bal de zee op drijft en zijn vader hem probeert te gaan halen. Lange tijd blijft onduidelijk wat er precies is gebeurd, maar vader is weg en wordt ook niet terug gevonden. Hoe Robben het doet weet ik niet, maar heel lang bleef ik het gevoel houden dat Birk nog ergens was. Een prachtig einde moet daar duidelijkheid over verschaffen (zelf lezen dus).
Het kleine eilandje is een ideale omgeving voor het verhaal dat Robben verzon. Behalve Mikael en zijn moeder woont er nog een visser (Karl) en staat er een verlaten huisje van een overleden oudere dame (mevrouw Augusta). Slechts zelden komt er een boot om de boodschappen en post te brengen. Vrijwel nooit verlaten moeder en/of zoon het eiland. En hoewel de 3 mensen op het eiland eigenlijk volkomen op elkaar zijn aangewezen, leven ze elk hun eigen leven, zonder veel contact.

Het verhaal wordt helemaal vanuit het perspectief van Mikael beschreven. Het boek heeft 3 delen. In het eerste deel is Mikael nog klein, hij voelt zich schuldig, kan en wil eerst niets vertellen. Er wordt door instanties gezocht en er blijft bij hem en zijn moeder nog hoop en ongeloof smeulen. Hij verbeeldt zich zelfs zijn vader als een klein mannetje uit de kraan te zien komen en raakt in paniek als zijn moeder de stop uit het bad trekt, omdat hij denkt dat papa dan weer zal verdrinken in de draaikolk bij het afvoerputje.
Als duidelijk wordt dat papa niet meer terug zal komen voelt hij het verwijt van zijn moeder:

"Papa zou ze nooit meer papa noemen, alleen nog Birk. Haar Birk, om me te laten voelen dat de schuld van mij was en het verdriet van haar. Dichter bij elkaar dan de overkant van de tafel kwamen we niet. Papa viel nooit meer uit de kraan."

Deel 2 bestaat uit maar een paar bladzijden. Het verlies lijkt aanvaard te worden en moeder en zoon proberen het leven weer op te pakken. Maar op een vreemde manier: alles wat van Birk was moet blijven zoals het was. Mama zwijgt vrijwel steeds. Mikael mag niet van het eiland af, al kan de visser zijn hulp goed gebruiken. Er worden 6 jaar overbrugd in dit deel. Mikael is 15 als deel 3 begint. We zijn dan op een derde van het boek. De verleden tijd (met de nodige flashbacks) wordt ingeruild voor de tegenwoordige tijd.

Wat volgt, is een typisch coming-of-age verhaal. In de 3 jaar die volgen ontwikkelt Mikael zich tot een jongeman die steeds meer begint te lijken op zijn vader. En terwijl zijn vader, zonder ooit gevonden te worden, dood verklaard wordt, verklaart hij zichzelf ook dood, via een vervalste brief aan het instituut dat hem zijn lesstof en toetsen stuurt. Hij heeft geen zin meer in leren.
De contacten met de wereld buiten het eiland blijven sporadisch: soms spreekt hij even met een leeftijdgenoot die de boodschappen komt brengen. Tot die een vriendinnetje heeft: dan probeert zijn moeder het contact te beletten. Soms gaat hij mee met Karl naar de grote stad op het vaste land, maar ook dat bevalt haar niet. Vaak trekt hij zich terug in het huis van de oude dame, waar hij een meeuwenmoeder en haar jong gevangen houdt en verzorgt.

Wat er in het hoofd van zijn moeder omgaat zullen we nooit weten, omdat het perspectief bij Mikael blijft. Maar er gebeuren onheilspellende zaken waarvan de lezer al eerder de dreiging en waanzin inziet, dan de jongen zelf. En dat maakt het tot een benauwend en spannend verhaal. Terwijl hij al in de war is van zijn eigen puberale ontwikkeling, maakt zijn moeder het er met haar vreemde gedrag niet gemakkelijker op. Het mondt uit in een climax die een prachtige tegenhanger heeft in het lot van het meeuwenjong. 

Er valt nog veel meer te zeggen over dit boek, maar dat zou het leesplezier kunnen bederven. Het is zonder meer een geschikt leesclubboek en er zijn discussietips bij gemaakt door De Geus: discussietips Birk, je vindt ze in het leesclubdossier over de auteur en zijn boek.

Jaap Robben - Birk. Breda, De Geus, 2014. Geb., met stofomsl., 255 pg. ISBN: 978-90-445-3277-7.


Ik las dit boek als 11/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

©JannieTr, maart 2015.

zaterdag 7 maart 2015

Bernlef - Een onschuldig meisje

In oktober 2012 overleed Bernlef (pseudoniem van Hendrik Jan Marsman). Twee weken voor zijn overlijden stuurde hij het manuscript van Een onschuldig meisje naar zijn uitgeverij Querido, samen met Onbewaakt ogenblik en Wit geld (die inmiddels al gepubliceerd zijn). Het is de allerlaatste roman die hij voltooide. Bernlef is een van mijn lievelingsauteurs. Er staan aardig wat boeken met zijn naam erop in mijn boekenkast, alhoewel ik ze nog niet allemaal heb gelezen. Die bewondering is begonnen met Hersenschimmen. Het trof me dat Een onschuldig meisje als afronding van zijn oeuvre daar prachtig bij aansluit.

Samenvatting

De dertienjarige Lucille woont in een klein dorp, is een keer (onnodig) blijven zitten en heeft ouders die voortdurend ruziemaken. Ze is intelligent en snakt naar aandacht en wanneer er een nieuwe, aardige leraar op school komt, grijpt ze haar kans. Ze probeert hem te verleiden en vertelt haar vriendinnen de wildste verhalen over hen beiden, al gaat hij in werkelijkheid niet in op haar avances. Toch wordt de sfeer steeds grimmiger en beschuldigen de dorpelingen hem al snel van seksueel misbruik. Hoe kan hij zich verdedigen tegen een uit de hand gelopen leugen? 

Leeservaring

In 1984 werd Bernlef bij het grote publiek bekend met zijn roman Hersenschimmen, waarin hij op overtuigende wijze het dementeringsproces beschrijft vanuit het perspectief van een dementerende man. Het is bijna griezelig hoe je je al lezende totaal opgesloten voelt in het hoofd van deze hoofdpersoon. Sluipend gaat het bergafwaarts, met af en toe het besef: dit gaat niet goed, waar gaat dit heen? Het is zo knap om al schrijvende voor elkaar te krijgen dat de lezer zich zich steeds onbehaaglijker en benauwder gaat voelen...
Ook in zijn andere boeken draait het vaak om herinneringen, interpretaties, vreemde gedachten of inbeeldingen die de hoofdpersonen of mensen in hun omgeving parten spelen. In wiens hoofd zit de waarheid? Kan eenzelfde gebeurtenis op meer manieren uitgelegd worden? Bernlef speelt dit spel slim en boeit daarmee de lezer.

Je als gezonde, helder denkende man verplaatsen in de gedachtestroom van een dementerende is een huzarenstukje, maar datzelfde overtuigend doen in die van een dertienjarig meisje is helemaal bijzonder. En toch is dat wat er gebeurt. Het perspectief ligt in het verhaal afwisselend bij Lucille en bij Jos Swinkels, de nieuwe leraar. Op die manier krijgen we twee kanten van hetzelfde verhaal te lezen waaruit blijkt dat er zich in werkelijkheid niets schokkends heeft afgespeeld in het dorp.

Jos wordt gewaarschuwd voor Lucille: ze was de aanstookster van een groepje meiden dat de vorige lerares weggepest heeft. Maar Jos pakt het vanaf het begin anders aan en laat zich niet kennen. Omdat hij op de rest van de klas een goede indruk maakt met een nieuwe manier van lesgeven en leerlingen benaderen, gaan ze hem aardig vinden en het groepje meiden rond Lucille heeft er geen behoefte meer aan ook hem weg te pesten.
Als Lucille merkt dat ze daar alleen in staat, gooit ze het over een andere boeg. Ze is een beetje verliefd geworden op haar leraar en droomt over een verhouding. Ze probeert hem te verleiden, maar als hij daar niet op in gaat, gooit ze het over een andere boeg. Deels om weer bij haar vriendinnen in de belangstelling te staan en deels omdat haar dromen echter lijken voor haarzelf als ze die als waarheid aan anderen kan vertellen, verzint een verhouding met Jos.

Dat kan in een dorp natuurlijk niet geheim blijven. Tel daarbij op de zaken die onschuldig zijn, maar verkeerd uitgelegd kunnen worden, de roddeltantes die alles aangrijpen om de zaak te verergeren, ouders zonder echte belangstelling maar als de kippen erbij om hun tekortkomingen op anderen af te schuiven, een hoofdonderwijzer die zijn school geen slechte naam wil bezorgen enz. Het hele dorp veroordeelt Jos en na even tegenstribbelen erkent hij dat hij daar nooit tegenop zal kunnen en vertrekt.

Lucille en Jos, beiden slachtoffer van wat een heel dorp WIL geloven. De kracht van de geest is weer het hoofdonderwerp. Waar die kracht bij de oude man in Hersenschimmen het langzaam af liet weten en flakkerend uitging, wakkerden de dromen en verzinsels van een jong meisje het vuur van giftige overtuigingen aan. De oude man herkende de werkelijkheid niet meer, het dorp nam de verzinsels, roddels en verdachtmakingen aan als was het de werkelijkheid.

Ja, het wàs Een onschuldig meisje, dat niet besefte met welk vuur ze speelde. Hersenschimmen kostten Jos zijn baan. Maar hij koestert geen wrok en het boek eindigt met een mooie conclusie: dromen en dierbare herinneringen zijn een prachtig bezit, maar je kunt ze maar beter koesteren en voor jezelf bewaren. Niemand kan ze je ooit afnemen. Dat geldt ook voor mijn herinneringen aan vele intrigerende boeken.
Dank Hendrik Jan Marsman voor dit mooie afscheidscadeau!

Bernlef - Een onschuldig meisje. Amsterdam Querido, 2015. Geb., met stofomsl., 164 pg. ISBN: 978-90-214-5626-3.

Ik las dit boek als 10/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, maart 2015.




 

donderdag 26 februari 2015

Mohammed Benzakour - Yemma

Voor zijn roman Yemma ontving Mohammed Benzakour de E. du Perronprijs 2013. In het boek beschrijft Benzakour hoe hij zijn Yemma - Marokkaans voor moeder - langzaam ziet afglijden. Ze belandde na een herseninfarct in een rolstoel en werd volledig zorgafhankelijk. De E. de Perronprijs is bedoeld voor mensen of instellingen die “met een cultuuruiting in brede zin” bijdragen aan de multiculturele samenleving.
Uit het juryrapport:
"In rake beelden wordt een zorgwereld geschetst die nog niet op de hoogte lijkt te zijn gebracht van de culturele diversiteit in Nederland.”
Maar dat het boek veel meer is dan een bijdrage aan de multiculturele samenleving blijkt uit een andere passage:
"Zijn observaties en de gevoelens die bij hem opkomen, zijn tegelijk maatschappelijk en algemeen én persoonlijk en intiem. Hij maakt van zijn documentaire een literaire prestatie van de eerste orde."

Samenvatting

Huis, gezin en Allah, dat zijn de domeinen van Mohammed Benzakours moeder. Ze is de echtgenote van een Marokkaanse eerste generatie gastarbeider. Ze is analfabeet en heeft nooit Nederlands geleerd. Na een herseninfarct belandt ze in een rolstoel, verlamd en zonder spraakvermogen. Ze wordt volledig zorgafhankelijk. Zonder haar zoon, die als tolk en  belangenbehartiger optreedt, is ze verloren in een doolhof van ziekenhuizen, therapeuten en zorginstellingen die niet berekend zijn op patiënten zoals zij.
Benzakour beschrijft hoe hij zijn yemma – Marokkaans voor ‘moeder’ – langzaam ziet afglijden. Hij haalt herinneringen op aan zijn vroegere moeder, aan wie zij was en wat hij aan haar te danken heeft. Te midden van een schrijnend gevecht tegen cultureel onbegrip en bureaucratie die
menswaardigheid in de weg staan, doet Benzakour alles om haar leven enigszins te  veraangenamen. (Bron: De Geus)


Leeservaring

De ondertitel van Yemma luidt: Stilleven van een Marokkaanse moeder. En hoewel het Marokkaans zijn zeker een rol speelt in het verhaal, wordt er ook veel aangestipt dat eerder te maken heeft met algemene maatschappelijke tekortkomingen en gevoelens van onmacht en verdriet die herkend zullen worden door de kinderen van iedere moeder die zoiets overkomt.

Ondanks dat er gesproken wordt over een roman, past het woord documentaire misschien beter bij het boek. In korte hoofdstukjes beschrijft Benzakour het verloop van de gebeurtenissen na een operatie waarbij iets fout ging, waardoor zijn moeder een herseninfarct kreeg. Tot aan de dag (ruim een jaar later) waarop ze het verpleeghuis mag verlaten en verbannen wordt naar een flat op de negende verdieping houdt hij een soort dagboek bij. Herinneringen aan vroeger, onbegrip bij de zorgverleners, bureaucratie, zijn en haar verdriet en onmacht: schrijnend zijn de aantekeningen die hij maakt. Bijzonder is dat hij positief probeert te blijven en bijna steeds naar oplossingen zoekt als hulpverleners of verzorgenden het af laten weten.

Een voorbeeld: als hij merkt dat zijn moeder niet meer wil eten, omdat ze de doorgekookte Hollandse groenten niet meer verdraagt, stelt hij voor (op eigen kosten) thuis haar eten te bereiden en dat mee te brengen naar het tehuis. Het wordt hem verboden dat in de kantine met haar op te eten. Ze moeten maar buiten in de tuin gaan zitten. Ze vindt het heerlijk, leeft helemaal op, maar als de winter komt is er een probleem. Hij vindt een kamertje in de kelder waar ze samen kunnen eten. Maar na een paar weken zit er ineens een hangslot op de deur.

De logopedist, de fysiotherapeut, de verpleeghuisarts, allemaal geven ze zijn moeder op. Ze moet maar wachten op een aangepaste woning en verder haar tijd uitzitten in het verpleeghuis. Vaak is hij het er niet mee eens, gaat het gesprek aan met de behandelaars, maar echt geluisterd wordt er niet. Daar zijn zaken genoeg bij die alle bewoners treffen. Stom voorbeeld: vaak moet er met tafels geschoven worden als er rollators of rolstoelen langs moeten. Dat veroorzaakt een oorverdovend gepiep, hinderlijk voor iedereen, maar zeker voor mensen met een gehoorapparaat. Als hij vraagt of er geen viltjes onder de tafelpoten gelijmd kunnen worden, moet er een heel bureaucratisch circus aan te pas komen en als er na een half jaar nog geen schot in de zaak zit, koopt hij ze zelf en lijmt ze er onder.

Het is een heel liefdevol verhaal geworden, maar ook erg verdrietig. Niet meer kunnen communiceren (zijn moeder kan immers ook niet schrijven) doet erg pijn en voelt als rouwen. Alle gevoelens die daarbij horen toont hij heel waarachtig (boosheid, onmacht, schuldgevoelens, wanhoop, depressie) en we krijgen een intiem verhaal te lezen, dat niemand onberoerd zal laten. Gelukkig krijgt ook de humor van sommige situaties een plek en blijft de toon, ondanks alles gericht op positief reageren: hoe pakken we deze tegenslag nu weer aan.

Het is een moeder-zoon verhaal, over vader lezen we heel weinig. Maar hij wordt niet vergeten. Ook hij heeft het er moeilijk mee en als er uiteindelijk een aangepaste woning gevonden is, zal hij mee moeten verhuizen. En dan blijkt hoe triest ook zijn verhaal is. Hoewel er nergens op gezinspeeld wordt, kun je niet anders dan er bij stil staan hoe het dit gezin is vergaan. Zijn vader (een Berber, afkomstig uit het noordoostelijke Rifgedeelte van Marokko) liet in 1975 zijn vrouw en 4 kinderen (waaronder de 3-jarige Mohammed) overkomen naar Nederland. En al zijn ze zelf ongeletterd, hun zoon schopt het ver, dankzij de kansen die hij aangeboden krijgt en benut. Maar nu zijn ze oud en versleten. En voor Nederland overbodig. Terug kunnen ze niet meer (als ze al zouden willen met alle kinderen en kleinkinderen hier). Opgeborgen in een WMO-flat, 9 hoog mogen ze verkommeren en wachten tot het moment waarop ze in een kist terug gebracht worden naar hun geboortegrond.

Het boek deed me denken aan een documentaire in 2012 uitgezonden door de Vara: Ik zie een verre reis. Met daarin het verhaal van de ouders van Turkse Fidan Ekiz. Vergelijkbaar. Het is goed dat deze verhalen verteld worden, het is goed daarover na te denken. Niet dat dat de hedendaagse problemen oplost, maar misschien wordt de bereidheid daar een oplossing voor te vinden dan wel groter. 

De problematiek maakt het zeker geschikt als leesclubboek. Mohammed Benzakour heeft (KLIK HIER) een eigen website.

Mohammed Benzakour - Yemma: stilleven van een Marokkaanse moeder. Breda, De Geus, 2013. Geb. met stofomsl., 220 pg. isbn: 9789044525946

Ik las dit boek als 9/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, februari 2015.



donderdag 19 februari 2015

Josha Zwaan - Dwaallicht

De meesten van ons kennen verschillende psychische ziekten van naam en hebben een globaal idee wat ze inhouden. Wie er mee te maken heeft in de directe omgeving heeft waarschijnlijk al een beter beeld van wat ze echt inhouden en betekenen voor het leven van de patiënt en zijn omgeving. Maar hoe het werkelijk is om te moeten proberen te leven met een psychische stoornis? Dat is voor een gezond mens niet voor te stellen, tenzij...... je in de huid kunt kruipen van zo iemand. Maar hoe doe je dat? Josha Zwaan heeft dat mogelijk gemaakt in deze aangrijpende, maar hoopgevende roman.

Samenvatting 

Dwaallicht gaat over leven met een psychische stoornis. Marthes leven wordt beheerst door angsten en wanen. Haar man Barend kijkt machteloos toe en hun kinderen zorgen inmiddels meer voor hun moeder dan zij voor hen. Tijdens een vakantie escaleert de situatie en Barend vertrekt met de kinderen. Marthe belandt in een psychose en zwerft wekenlang door Amsterdam. Heel voorzichtig leert ze zichzelf te accepteren en een sprankje zelfvertrouwen groeit. Maar past zij nog in het leven van haar gezin?
Voor het schrijven van deze roman heeft Josha Zwaan geput uit haar eigen ervaring met depressie en angst en uit haar ervaringen in de hulpverlening aan dak- en thuislozen en verslaafden. (Website Ambo/Anthos).

Leeservaring

Terwijl ik dit schrijf, ligt het derde boek van Josha Zwaan nog niet in de winkel. Eerder al las ik Parnassia (2010) (KLIK HIER)  en Zeevonk (2013) (KLIK HIER), mooie en interessante boeken, met aandacht voor het persoonlijke leed als gevolg van (soms nog onvoldoende bekende) historische gebeurtenissen (de opvang van Joodse kinderen in WO II, een jeugd in een Jappenkamp en getraumatiseerde ouders). Zware thema's en toch geschreven in een rustige en prettig leesbare stijl.
In de voorjaarscatalogus van Ambo/Anthos zag ik dat haar derde boek in februari uit zou komen. Ik vind het een voorrecht dat ik al eerder in de gelegenheid gesteld werd het te lezen. En ik kan met overtuiging zeggen: Dwaallicht overtreft haar vorige boeken! Misschien wel omdat het ook het meest persoonlijke is. Maar net als in de beide andere boeken wordt er op een bijzondere manier aandacht gevraagd voor onbegrepen persoonlijk leed, ditmaal niet veroorzaakt door een historische gebeurtenis, maar door een psychische ziekte. En dat in een spannend en meeslepend verhaal.

Bijna het gehele boek ligt het perspectief bij Marthe. Dat is ook nodig om echt te kunnen begrijpen wat ze doormaakt. Af en toe krijgt Barend het woord. Hij verwoordt wat het voor het gezin en de kinderen betekent om te leven met iemand als Marthe. Al houden ze allemaal nog zoveel van haar, haar ziekte is voor hen verstikkend. En tegelijkertijd een bron van zorg, ook voor de opgroeiende kinderen.

Het verhaal wordt niet geheel chronologisch verteld, maar de opbouw is achteraf bezien wel logisch. De eerste paar bladzijden hebben als titel: Belle-Île, zomer 2000. Marthe is met haar gezin op vakantie in Frankrijk. Ze ligt op het strand, maar voelt zich niet helemaal prettig. Nare herinneringen dringen zich op, maken haar angstig. Ze is bang dat het weer mis zal gaan met haar. Het hoofdstuk eindigt onheilspellend.

Dan volgt een deel met het jaartal 1996 erboven. Ondanks haar angsten probeert Marthe zichzelf te dwingen tot een korte vakantie in Zeeland, om het gezin een plezier te doen. In de loop van dit deel komen we ook meer te weten over haarzelf, haar man Barend en hun kinderen Willem, Jona en Luna. Haar man is cellist in een orkest. Marthe heeft Frans gestudeerd en vertaalt in opdracht Franse literatuur en poëzie. We lezen hoe ze elkaar hebben ontmoet. Tussen de regels door wordt duidelijk hoe erg de angsten, verwarring en chaos in Marthe's hoofd zijn en dat Barend ervan op de hoogte is, maar de situatie probeert te negeren, omdat hij niet meer weet wat hij er aan moet doen. Want Martha wil geen medicijnen en geen hulp, dan blijft er weinig over.
In de vakantie gaat het mis. Door de liefde tussen Barend en Marthe is ze in staat een poging te doen voor hem onder woorden te brengen wat er mis is. Hier een citaat opnemen van die gesprekken zou de zorgvuldige opbouw waarmee de lezer betrokken wordt bij wat er allemaal gebeurt in het hoofd van Marthe, teniet doen. Dat zal ik dus niet doen. Al lezend ontstaat er een beter begrip en is meeleven vanzelfsprekend. Zonder in een dramatische of sentimentele schrijftrant te vervallen, maar soms juist met poëtisch taalgebruik betrekt ze de lezer bij het lot van Marthe.

Dan springen we terug naar 1985, het jaar waarin hun zoon Willem werd geboren. Kort na de bevalling krijgt ze een psychose. Daaraan vooraf krijgen we haar voorgeschiedenis te lezen. En hoe haar ouders, onderwijzers, dokters, psychologen en psychiaters er mee omgegaan zijn. Wat medicijnen destijds betekenden. Haar eerste verblijf in een inrichting, waar iedereen wil dat ze praat over wat er in haar omgaat. Maar dat wil/kan ze niet. Ze wil naar huis en uiteindelijk mag dat en ze bouwt (stiekem) langzaam de medicijnen af die haar gevoelsleven zo vlak maken en accepteert dat de angst terugkomt, maar vertelt het niemand.

In het volgende hoofdstuk (1997) staat een ski-vakantie centraal. Het gaat niet goed binnen het gezin, de kinderen ontzien hun moeder en gaan steeds meer hun eigen gang, Barend trekt zich terug in zijn muziek, is steeds minder thuis en overweegt zelfs een eind aan de relatie te maken. Marthe voelt zich schuldig en stelt een ski-vakantie voor in Oostenrijk, omdat ze weet dat dat voor de rest van het gezin een grote droom is. Maar het blijkt dat ze zichzelf heeft overvraagd en het gaat mis. Barend kan er niet meer tegen en gaat er met de kinderen vandoor.

Marthe stort helemaal in (1998) en raakt op drift. Ze gaat totaal in de war een zwervend bestaan leiden. Komt in de meest ellendige situaties terecht, maar ondervindt ook steun van "lotgenoten". Uiteindelijk wordt ze gevonden en zoekt ze de rust van een klooster op.

In 1998-2000 is Marthe weer thuis. Met medicatie en therapeutische hulp zet ze haar leven weer op de rails. Ze ontdekt dat er tegenwoordig betere medicijnen zijn, met minder bijwerkingen en dat een therapeute een enorme steun kan zijn. Ze kan weer met plezier werken: Franse poëzie vertalen. Ze praat de gebeurtenissen uit met haar kinderen. Alles lijkt de goede kant op te gaan en dan lijkt het haar tijd om weer eens met z'n allen op vakantie te gaan, naar Frankrijk dit keer.

En zo keren we in het laatste hoofdstuk terug naar 2000 op Belle-Île. Zal het dit keer wel goed gaan? Het eerste hoofdstuk eindigde niet zo veel belovend....

Dwaallicht is een roman over liefde, waanzin en verlangen. Maar ook over (Franse) literatuur, muziek en andere vormen van schoonheid. De bovenstaande droge samenvatting kan op geen enkele manier voldoende weergeven wat Josha Zwaan schijnbaar moeiteloos doet: begrip kweken voor iedereen die te maken heeft met deze nare ziekte, als patiënt of als familielid. Scherpe en diepe emoties weet Josha Zwaan invoelbaar te maken, zonder zich te verliezen in dramatisch taalgebruik. Haar stijl blijft rustig en helder en overtuigt daardoor des te meer. Haar zinnen klinken vaak ritmisch en poëtisch, de symboliek is nooit ver weg.

Kortom: een aangrijpend boek over een serieus onderwerp dat voor velen een eye-opener zal blijken te zijn. Onbetaalbare informatie verstopt in een spannend en hoopvol verhaal en geschreven in een prettig leesbare stijl.

Tot slot toch nog maar een citaat, uit de vakantie in Zeeland. Barend leeft zich luidruchtig uit met de kinderen.

"Zijn kreten echoden in haar hoofd, mengden zich met de verwijten die hij haar al maanden maakte. Sinds hun verblijf aan zee verborg hij zijn onvrede, speelde met de kinderen of trok zich terug met zijn cello. Donkere tonen klaagden haar aan, wat hij niet uitsprak klonk iedere avond sterker door in zijn spel. Als de snaren hun stem te luid lieten horen, nam ze de strijkstok uit zijn handen, legde de cello voorzichtig op een zijde en nestelde zich op Barends schoot." 

Net als Parnassia is dit bij uitstek een leesclubboek. Zodra er discussietips beschikbaar voor zijn, zal ik daar nog een link voor maken.

Josha Zwaan - Dwaallicht. Amsterdam, Ambo/Anthos, 2015. Geb., 256 pg., isbn: 9789026330650

Ik las dit boek als 8/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER)

© JannieTr, februari 2015

maandag 16 februari 2015

Week van het Korte Verhaal 2015

Gisteravond werd voor het eerst aan het begin van de Week van het Korte Verhaal de prijs uitgereikt voor de beste korte verhalenbundel van het voorgaande jaar, met de toepasselijke naam: de J.M.A Biesheuvelprijs (KLIK HIER). Hij ging naar Rob van Essen voor Hier wonen ook mensen. Het is goed dat deze prijs er gekomen is, dankzij crowdfunding weliswaar, maar dat zegt genoeg over de toenemende belangstelling voor de meestal onderbelichte verhalenbundels.

Het leek mij een mooie gelegenheid om eens te kijken welke verhalenbundels ikzelf las de afgelopen jaren. Mijn Boekenkast bestaat al sinds november 2006, maar de eerste jaren daarvan zijn bij de transitie naar een andere host verloren gegaan, zodat ik nog steeds met enige regelmaat bezig ben met het overzetten van de oude teksten (die ik gelukkig nog wel heb). Ik zal proberen het restant van de oude recensies over de verhalenbundels (ca. 5) nog deze week over te zetten.

De ca. 25 op dit blog besproken bundels kun je vinden onder de tag Verhalenbundel. Ik ga ze hier niet allemaal opsommen, ik ga ook geen ranglijst opstellen. Na ze nog eens bekeken te hebben heb ik besloten er een vijftal te noemen die misschien minder bekend zijn, maar waar ik veel leesplezier aan beleefde en die echt de moeite waard zijn. De bespreking vind je door op de titel te klikken.

1. Voor mij ben je hier : verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers - onder red. van Michiel van Kempen (2011).

Ter gelegenheid van 35 jaar onafhankelijkheid van Suriname (2010) stelde Michiel van Kempen een bundel samen met zestien verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers. In deze bundel kun je kennis maken met een aantal van hen via zeer gevarieerde korte verhalen. De verhalen zijn heel beeldend geschreven en de diversiteit geeft precies weer wat de Republiek Suriname kenmerkt: onovertroffen gemêleerd! In mei 2011 overleed Clark Accord, een bekende Surinaamse auteur, wat mij ertoe aanzette met de leesclub in het daarop volgende jaar de Surinaamse literatuur eens nader te bekijken. We hebben er een interessant jaar aan beleefd. De gelezen boeken vind je terug onder het label Suriname.


2. Het dode vissenmuseum - Charles D'Ambrosio (2011).

Over deze bundel hoorde ik zoveel goeds dat ik tegen mijn gewoonte in een vertaling las. En daar kreeg ik geen spijt van. Wie wil weten hoe sterk goede korte verhalen kunnen zijn, zou deze bundel moeten lezen: geen vrolijke kost, maar wel heel goed geschreven! Citaat uit mijn recensie: 
"Een prachtig en tegelijk vreselijk boek dat je geregeld weg moet leggen om het gelezene te kunnen verwerken en dat je toch steeds weer opnieuw oppakt om aan het volgende verhaal te beginnen. Donkere verhalen zijn het, we krijgen een realiteit voorgeschoteld die niet vrolijk stemt. Schrijnende verhalen, zonder hoop voor de toekomst. Maar in een wondermooie stijl: met enkele rake typeringen en goed getroffen beeldspraak gaan de personages leven. De spanning die maakt dat je door blijft lezen, komt waarschijnlijk voort uit de gedachte dat er toch op z'n minst iets van een suggestie moet zijn die op een betere toekomst wijst. Maar nergens wordt dat waargemaakt. Voor sommige mensen zit er nu eenmaal gewoon niets meer in, dan de rauwe realiteit die D'Ambrosio voor ons beschrijft." 

3. Het tuinhuis - Hella Haasse (2006).

In deze verhalenbundel zijn zeven verhalen bijeengebracht die in de loop der tijd her en der verschenen zijn: het eerste werd geschreven in 1948, het een na laatste speciaal voor deze bundel in 2006. Losse verhalen, uit verschillende perioden van haar carrière, maar toch een eenheid: prachtige miniatuurtjes die naar de thema’s in haar romans verwijzen.
Citaat uit mijn recensie:
"Stuk voor stuk zijn het spannende verhalen. Steeds is er iets dat op een onheilspellende manier een grote rol speelt in het verhaal: een geheim, een toevallige samenloop van omstandigheden, een onopgelost mysterie, een historische gebeurtenis die uitgeplozen wordt. En steeds toont Hella Haasse zich een talentvol vertelster. In het korte bestek van het verhaal schept ze een aansprekend decor, geeft ze de hoofdpersoon een overtuigend karakter en werkt ze dwingend naar een verrassende plot toe. De dreiging, het mysterie is al bij de eerste zinnen van elk verhaal sluimerend aanwezig en houdt de lezer goed bij de les. De meeste verhalen zijn ontroerend of hebben een triest verloop en toch zijn ze niet dramatisch. Dat komt door de manier waarop H.H. ze ons vertelt: onderhoudend en sfeervol, maar tegelijk afstandelijk, berustend, constaterend: zo gaat het nu eenmaal soms in het leven".

4. De Franse slag - Martin Bril (2004).


In het boekje staat een groot aantal korte verhalen (ongeveer tweeënhalve pagina). Misschien zijn het columns geweest, maar dat staat nergens vermeld. Ze gaan allemaal over het leven in Frankrijk (in zijn tweede huis) en zijn luchtig van toon. De humor is nooit ver weg en ook de melancholie komt soms om de hoek kijken. Zijn observaties van Hollanders in Frankrijk en de verhalen die hij naar aanleiding daarvan weet te vertellen zijn kostelijk om te lezen. Met mededogen vertelt hij echter ook over het dagelijks leven van de Franse plattelanders en hun sombere toekomst, zonder zwaar op de hand te worden. Vertederend zijn de stukjes waarin zijn nog jonge dochters voorkomen.


5. De kermis van Gravezuid  - Hannah van Wieringen (2012)

Met deze bundel won Hannah van Wieringen de debutantenprijs 2014. De korte verhalen spelen zich allemaal af tijdens de kermisweek, staan op zichzelf, maar zijn toch, via personen of gebeurtenissen, op de een of andere manier met elkaar verbonden. Citaat uit mijn recensie:
"Hannah van Wieringen heeft een prachtige stijl, die me doet denken aan het werk van Gerbrand Bakker en een groter compliment kan ik een auteur niet geven. De verhalen barsten van de emoties, maar ze blijven onderhuids en onbeschreven. Het lijkt zo helder en eenvoudig opgeschreven, maar als lezer moet je aanvoelen om welke emoties het gaat, je moet bij het verhaal betrokken willen worden. En dan volgt de magie  van het onbehagen, het voorgevoel, het inzicht, de veronderstelling. Dit is bij uitstek een boek om minstens tweemaal te lezen, zodat je kunt zien hoe knap het in elkaar zit".

Mocht je een van deze bundels alsnog gaan lezen, dan hoor ik graag wat je er van vindt.

© JannieTr, februari 2015.