Wie al meer van Maarten 't Hart las, kent onder tussen de ingrediënten: Klassieke muziek, de Bijbel en het geloof, de natuur, Maassluis en orgelmuziek. Ook in De nachtstemmer komen ze allemaal ruim aan bod.
Het verhaal
Eind jaren tachtig van de vorige eeuw krijgt een Groningse orgelstemmer
de opdracht een beroemd kerkorgel te stemmen in een Zuid-Hollands
havenstadje. Hij komt terecht in een wonderlijke wereld, bevolkt door
eigenaardige, merendeels xenofobe dwarsliggers wier liefste bezigheid
het is zowel elkaar als mensen van buiten ertussen te nemen. De stemmer
maakt kennis met een Braziliaanse weduwe en haar eigenaardige dochter
die zich ontpopt als een vaardige helper bij het stemmen. Dankzij de
weduwe en haar behulpzame dochter raakt de stemmer echter in grote
problemen die uiteindelijk, tamelijk onverwacht, toch nog opgelost
lijken te worden. (Achterflap)
Het orgel
Het stemmen van een pijporgel is een moeizaam werk, dat een scherp gehoor, omzichtigheid, spierbeheersing, logisch denken, zin voor praktisch handelen en bij dit alles geduld en uithoudingsvermogen van een stemmer vergt. Alleen in een ruimte waar het volkomen stil is en met een vaardige helper bij de klavieren kan hij zijn taak naar behoren verrichten en bij een groot orgel en gunstige klimaat omstandigheden ook voldoening hebben van zijn werk.
Uit: A.P. Oosterhof en A. Bouwman, Orgelbouwkunde.
In dit citaat, voor in het boek, staat in een notendop alles wat een rol speelt in het verhaal dat Maarten 't Hart er omheen geweven heeft. De hoofdpersoon, Gabriël Pottjewijd, is een schuchtere weduwnaar die vanuit zijn woonplaats in Noord-Groningen veelal Duitse orgels stemt. Hij wordt er steeds hoffelijk ontvangen en krijgt er de gelegenheid zijn werk in alle rust te doen. Als hij uitgenodigd wordt voor het stemmen van een groot Garrels orgel in een Zuid-Hollands havenstadje is hij zo enthousiast, dat hij toestemt. Ondanks de enorme afstand, die per trein wordt afgelegd en uitgebreid beschreven. De omstandigheden waaronder hij in het stadje moet stemmen zijn echter verre van ideaal.
In de loop van het verhaal krijgt de lezer les in alles wat met kerkorgels te maken heeft: van de namen van de bouwers tot die van de registers. En van de wijze van stemmen tot de problemen die zich daarbij voor kunnen doen, vooral wat betreft omgevingsgeluid en bereikbaarheid van de onderdelen die afgesteld moeten worden. Dat hij meteen ook het verzoek krijgt het kleinere Seiffert orgel van een andere kerk te stemmen biedt de mogelijkheid om ook dat te beschrijven.
De stad en het geloof
Hoewel nergens genoemd, speelt ook dit verhaal weer in Maassluis. De straatnamen zullen de trouwe lezers bekend voor komen. Het Garrels orgel staat in de Grote kerk en het Seiffert orgel in de Immanuël kerk van Maassluis. De bewoners van de stad komen er zoals gewoonlijk niet best vanaf. Niet alleen zijn ze xenofoob, maar ook zijn het vreemde types en uiterst gelovig. Dat schept de mogelijkheid voor 't Hart om Gabriël in discussie te laten gaan over allerlei ongeloofwaardige Bijbelverhalen met de Mannenbroeders in het café en om met een dominee over zijn geloofsafvalligheid te spreken.
De Braziliaanse weduwe is ook een buitenstaander gebleven in het stadje. Haar dochter Lanna blijkt een geweldige hulp. Het licht autistische meisje en Gabriël kunnen het uitstekend vinden. Dat overtuigt de moeder dat hij een goede man is, want in het stadje wil elke man haar versieren, maar behandelen ze haar dochter als een gestoorde. Dat ze hem thuis uitnodigt voor het eten valt op en zal voor problemen zorgen.
Grappig detail is verder nog dat hij de weduwe die redelijk Nederlands spreekt maar Portugees als moedertaal heeft, wil paaien door Portugees met haar te spreken. Hij koopt daartoe een Portugese Bijbel van een (uiteraard) extravagante bijbelverzamelaar. Omdat hij de Bijbel woord voor woord uit zijn hoofd kent, kan hij die gebruiken om een andere taal te leren. In een interview met 't Hart blijkt dat hij thuis zelf ook een verzameling Bijbels in vreemde talen heeft.
Muziek en natuur
Uiteraard komt ook de klassieke muziek geregeld aan bod en tijdens uitstapjes op de fiets worden planten en vogels benoemd. Dat 't Hart zelf ook orgels bespeelt, zal ongetwijfeld meegespeeld hebben om dit verhaal te willen schrijven.
Kortom: alle thema's komen weer aan de beurt. Het verhaal dat er omheen geweven is, is onderhoudend, heeft humor en is spannend. Maar hoewel ik terloops veel geleerd heb over orgels was het af en toe wel een beetje teveel van het goede naar mijn zin.
Leuk om te weten: de naam Pottjewijd is niet alleen een echte Goniningse naam, maar Geert Jan Pottjewijd heeft ook enkele uitgebreide websites gemaakt over orgels!
Maarten 't Hart - De nachtstemmer. Amsterdam, De Arbeiderspers, 2019. Geb., 320 pg., isbn:9789029540377.
© Jannie Trouwborst, mei 2020.
In 2013 verbleven wij een weekje in Bilthoven. We pasten er op de poesen en het huis van een oudere dame met een voorkeur voor Nederlandse literatuur. De boekenkast stond vol met bekende titels, de meeste ervan had ik al gelezen. Maar nog nooit iets van Thomas Rosenboom. En hoewel ik niet van dikke boeken houd, besloot ik het er maar op te wagen en pakte Publieke werken uit de kast. En het ongelooflijke gebeurde: eenmaal begonnen met lezen, kon ik het maar moeilijk wegleggen. Ik heb ervan genoten en verheugde me op de film die er van zou verschijnen. Die viel me toch een beetje tegen, maar al met al heeft Publieke werken zo'n goede indruk nagelaten dat ik later dat jaar, tijdens een oppasvakantie in Bellingwolde, bij een boekenstalletje langs de weg Zoete mond kocht, net zo'n dikke pil.
Maar zoals dat vaker gaat met impulsaankopen: het boek kreeg bij thuiskomst een plekje in de boekenkast en bleef daar jaren ongelezen staan. Tot ik, vreemd genoeg tijdens een periode dat ik lezen en bloggen even niet meer zag zitten, deze dikke pil te voorschijn haalde en vrij gemakkelijk uitlas, zij het met wat minder plezier, dan Publieke werken. Zoete mond werd genomineerd voor De Gouden Uil, stond in de Volkskrant
op nummer 2 van de beste romans van het decennium en in NRC Handelsblad
in de top drie van beste boeken 2009. Zo enthousiast ben ik niet. Ik denk dat het een kwestie van smaak is.
Waar gaat het over?
Wanneer dierenarts Rebert van Buyten in 1965 naar Angelen verhuist,
brengt hij onder de kinderen een golf van dierenliefde teweeg. Door het
stijgen van zijn roem stoot hij onbedoeld de andere beroemdheid van het
dorp van zijn voetstuk: Jan de Loper, een dwangmatige grappenmaker.
Naarmate de mooie Laura Banda het vaker over de laatste heeft, neemt bij
Rebert de afkeer van de man toe tot een welhaast onbedwingbare
obsessie. Hij zint op een zoete wraak.
Weergaloos schetst Thomas
Rosenboom de rivaliteit tussen twee buitenstaanders in een dorpje aan de
Rijn in een afwisselend feeërieke en beklemmende roman over verlangen
en verlies.
Waar een wit dier verschijnt begint de mythe.(Flaptekst).
Bijzondere personages
Thomas Rosenboom heeft het talent om van twee ogenschijnlijk gewone mensen bijzondere figuren te maken door het aandikken van bepaalde eigenschappen. Maar waar in Publieke werken de beide hoofdpersonen aparte figuren zijn, met onrealistische dromen, zijn de twee mannen in dit boek bijna absurd te noemen. Daarom was het gemakkelijker destijds mee te voelen met de Amsterdamse Walter Vledder, die koppig weigert zijn huisje te verkopen voor de bouw van het Victoria Hotel en zijn neef de Hoogeveense Christof Anijs die zich het lot aantrekt van de veenarbeiders in de omgeving. Beiden werken zich in de nesten. Je ziet het aankomen en blijft gevangen in het duidelijk onontkoombare debacle.
De twee belangrijkste figuren in Zoete mond zijn meer dan apart. Met name Jan de Loper, de dwangmatige grappenmaker, is een absurde figuur. Hij roept irritatie op, niet alleen bij de hoofdpersoon Rebert van Buyten, maar ook bij mij als lezer. Maar misschien is dat de bedoeling van de schrijver, om beter met Rebert mee te kunnen leven.
Door het perspectief van het verhaal bij Rebert te leggen, krijgen we als lezer een duidelijk beeld van het innerlijk van dit personage: zijn ontwikkeling, zijn drijfveren en zijn geestelijke gesteldheid. Daarbij is mooi te zien hoe iemand een buitenkant kan tonen die niet bij zijn innerlijk past.
Historische feiten
In Publieke werken maakte Rosenboom gebruik van historische feiten. In het huidige Victoria Hotel zijn de twee huisjes nog in de gevel te zien. En voor neef Anijs gebruikt hij de biografie van de Hoogeveense apotheker Radijs. Ook in Zoete mond maakt hij gebruik van de geschiedenis. Allereerst speelt het verhaal in de jaren 60, een periode die gaaf weergegeven wordt. Voor mij in elk geval goed herkenbaar. De witte walvis die de Rijn op zwemt en ook een belangrijke rol heeft in het verhaal is geen verzinsel. (Ik moest er aan denken toen onlangs een dolfijn de haven van Amsterdam in zwom en niet meer weg wilde). Voor de dierenartsenij heeft Rosenboom gebruik gemaakt van de Doctor Vlimmen- streekromans van Anton Roothaert. En de romanfiguur
Jan de Loper is geïnspireerd op de biografie van Kees de Tippelaar, een
heer op stand uit Breukelen die zijn leven besteedde aan wandelen,
practical jokes en naastenliefde.
Wat ik er van vond
Een dikke pil, ik schreef het al. Te dik voor mij dit keer. Sommige stukken vond ik veel te veel uitgesponnen, de fascinaties van Rebert bleven herhaald worden. Het was veel minder spannend dan Publieke werken en meeleven met een hoofdpersoon, wat toch wel prettig is in een roman, lukte niet echt. Zelfs begrip opbrengen was niet goed mogelijk. Mij viel het dus een beetje tegen, vooral in vergelijking met Publieke werken.
Dat recensenten er anders over denken kun je o.a. lezen in deze uitgebreide analyse van Jeroen Vullings in Vrij Nederland. Misschien zou ik het dus nog een keer moeten lezen, maar dat is met deze dikke pil te veel gevraagd.
Thomas Rosenboom - Zoete mond. Amsterdam, Querido, 2009. Pb., 550 pg., isbn:9789021437170.
© Jannie Trouwborst, mei 2020.