zondag 6 april 2008

Jeroen Brouwers – Bezonken rood



Inleiding:
Samen met zijn grootmoeder, moeder en zusje bracht Jeroen Brouwers zijn kleuterjaren door in het Japanse vrouweninterneringskamp Tjideng op Java. In deze roman heeft hij op aangrijpende wijze zijn herinneringen aan deze periode verwerkt. Bezonken rood (1981) werd door de critici vrijwel unaniem lovend besproken, verscheen in twaalf landen in vertaling (ook Japan!) en werd in Parijs bekroond met de prestigieuze Prix Femina Étranger. Er zijn inmiddels al bijna 30 drukken van verschenen.

Over de auteur:
Jeroen Brouwers heeft meermaals aangegeven, dat zijn werk autobiografisch is en dat hij een biografie dus niet zo nodig vindt. Ik zal me hier dan ook beperken tot de relevante gegevens voor dit boek. Er is al zoveel over deze auteur te vinden op internet, dat ik voor meer achtergrondinformatie daar naar verwijs.

Jeroen Brouwers werd in 1940 geboren in Jakarta en kwam in 1942 samen met zijn grootmoeder, moeder en zusje in het Japanse vrouweninterneringskamp Tjideng op Java terecht. Zijn grootmoeder overlijdt er. Enkele jaren na de bevrijding keert het herenigde gezin (met vader en broertjes) terug naar Nederland, waar Jeroen als onhandelbaar jochie van 10 in katholieke internaten opgevoed wordt. Na 2 mislukte huwelijken vertrekt hij in 1993 naar België, waar hij als auteur zeer gewaardeerd wordt en nog steeds woont en werkt. Hij heeft vele literaire prijzen ontvangen. Voor zijn omvangrijke oeuvre werd aan Jeroen Brouwers in 2007 de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend (die hij echter weigerde, omdat hij het geldbedrag te laag vond).
                                                                                    
Leesverslag:
Bij de dood van zijn moeder - met wie hij al jaren geen contact meer had - herinnert de schrijver zich weer de gebeurtenissen die tot die verwijdering geleid hebben. In zijn ogen is zijn moeder geheel ontluisterd in het Japanse concentratiekamp Tjideng, waar zij lichamelijk aftakelde, kaal werd geschoren en bovendien voor zijn ogen - hij was 5 jaar - op een gruwelijke manier werd afgetuigd. Maar eigenlijk is het boek een eerbetoon voor die moeder die onder de meest gruwelijke omstandigheden - Tjideng had een beruchte sadistische kampcommandant - met veel moed haar kinderen probeerde te beschermen.

Afwisselend lezen we over de gebeurtenissen in het kamp en over zijn leven daarna. Omdat er geen dialogen zijn en de ikvorm wordt gebruikt voor herinneringen, gedachten, gebeurtenissen, verwarringen en overwegingen, is het verhaal heel indringend. Niet alleen de verschrikkingen in het Jappenkamp komen aan bod, ook de gevolgen voor de rest van zijn leven. Wie tussen zijn 2de en 5de jaar dergelijke onmenselijke uitwassen heeft gezien en meegemaakt, zal daar doorgaans een leven lang de littekens van meedragen. Als kind accepteerde hij deze wereld als normaal, nu voelt hij zich daar schuldig over (lachen om wreedheden, blij met de pop van een dood vriendinnetje, etc.). Zijn verhouding met de vrouwen in zijn latere leven is problematisch door de manier waarop er met vrouwen omgegaan werd in het kamp. En door het ultieme verraad dat zijn moeder z.i. pleegde door hem vanaf zijn 10de naar internaten te sturen en hem daarmee in de steek liet.
                                                            
Dit verschrikkelijke verhaal wordt prachtig verteld en is bijzonder aangrijpend. Zoals verwoord wordt in een recensie: Brouwers' dwingende en onontkoombare taal verplicht de lezer de verschrikkingen van het Japanse interneringskamp Tjideng - en van het kind Jeroen Brouwers dat daar verblijft - onder ogen te zien. Het is bij de scherpe herinneringen moeilijk de blik af te wenden, iets anders te zien of aan iets anders te denken. Geregeld moest ik het boek wegleggen, omdat het verhaal me te zeer aangreep. Maar het was of ik gedwongen werd verder te lezen, niet om bij de plot te komen (zoals bij veel andere boeken). Ook niet vanwege een happy-end: je begrijpt al heel snel, dat dat er nooit zal komen. Het voelde een beetje als de verplichting hier tot de laatste bittere letter kennis van te nemen.
                                              
De roman was aanleiding tot een felle polemiek met Rudy Kousbroek over de Indische interneringskampen. Een discussie die al zo vaak gevoerd is: wat zijn precies de feiten en wat (niet-bewust wellicht) verdraaide herinneringen. Ik heb altijd op het standpunt gestaan, dat een auteur, ook in een autobiografische roman, de vrijheid heeft het vertelde te gieten in de vorm die het best past bij wat hij over wil brengen. Zijn voornaamste drijfveer is nu eenmaal niet een zo exact mogelijke weergave van de feitelijke gebeurtenissen, maar het overbrengen van wat deze gebeurtenissen te weeg gebracht hebben, in welke volgorde ze ook plaatsvonden en door wie ze ook ondergaan zijn. Want dat de gruwelijke verhalen niet overdreven zijn, daar is iedereen wel van overtuigd inmiddels.
                                                                      
Uit een kritiek van Rob Schouten in Trouw:
"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" is de belangrijkste zin uit "Bezonken rood". Alles werkt op de mens in, alles grijpt in elkaar, "nu eens verkwikkende, dan weer onverkwikkende geuren." Liefde, haat, heden en verleden. En zo is ook de roman, op volstrekt natuurlijke wijze een baaierd van motieven en op elkaar betrokken passages.
"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" moet ook de conclusie van deze kritiek zijn: "Bezonken rood" bestaat, want het raakt aan.
                                                                      
Amsterdam, Arbeiderspers, 1998. Paperback, Grote ABC nr. 615, 10e dr., 129 p.

© JannieTr, april 2008 - Waardering: 8,5.

dinsdag 1 april 2008

Suzanna Jansen – Het pauperparadijs: een familiegeschiedenis

April 2008 – waardering: 7,5 
                                            
Weer een vrouw die een familiegeschiedenis schrijft en daarmee een stukje vaderlandse geschiedenis tot leven doet komen via de feiten en verhalen over haar voorouders. Het lijkt erop dat dit genre, ook wel literaire non-fictie genoemd, steeds meer succes krijgt. Dat niet iedereen daar blij mee is, mag blijken uit de soms felle reacties van de kant van vakhistorici. Maar de gemiddelde lezer is er blij mee: ook dit boek blijkt een herkenbaar, prettig leesbaar verhaal, dat via de belevenissen van gewone mensen een verleden herschept, dat volgens de vakhistorici per definitie onkenbaar is. Wie zich voor deze discussie interesseert, kan het artikel Entreekaart tot het verleden van Jos Palm in TROUW (2 feb. 2008) lezen of recenter De kloof tussen de geschiedschrijvers van Paul van der Steen in TROUW (21 aug. 2010). Ook de VPRO besteedde hier al eerder aandacht aan: http://boeken.vpro.nl/artikelen/33427068/ Meer dan de feiten door Han Ceelen en Jeroen van Bergeijk (febr. 2007).
                                                                                                                                            Suzanna Jansen is journaliste en heeft al heel wat artikelen op haar naam staan. Toen ze ontdekte dat een van haar voorouders van moederskant in een soort heropvoedingskamp in Veenhuizen had gezeten, wilde ze zich daar verder in te verdiepen om er een artikel over te schrijven. Al speurende stuitte ze echter op zoveel interessante feiten en verhalen, dat ze besloot er een boek van te maken. 

Vanaf Tobias Braxhoofden (geb. in 1795) volgt zij de belevenissen van haar voorouders in vrouwelijke lijn en vervlecht die op een kundige manier met de geschiedenis van goedbedoelde beschavingspogingen met teleurstellende resultaten en onbedoelde neveneffecten. Van de bedelaarskolonie Veenhuizen tot wonen-onder-toezicht in de arbeiderswijken van de twintigste eeuw en alles daartussen: haar voorouders maakten het allemaal mee, ontkomen aan het stempel dat dat met zich meebracht leek nauwelijks mogelijk. Alleen dankzij de sterke vrouwen in de familie bleek het uiteindelijk mogelijk daaraan te ontsnappen en was er tenslotte voor haar zelf de mogelijkheid meer dan een dubbeltje te zijn. Het motto van het boek luidt niet voor niets: Wij zijn niet dom, alleen maar arm. Dat is altijd door elkaar gehaald. (Orhan Pamuk in Sneeuw).

Haar schrijfstijl is beeldend en betrokken. Hoewel het verhaal nergens geromantiseerd wordt (behalve op de eerste bladzijden) en veel feitelijke informatie bevat, blijft het boeien en raken. Een m.i. hele legale manier om een stukje geschiedenis op een aantrekkelijke en daardoor aansprekende manier ter kennis van velen te brengen. De enige manier ook om het gevoerde beleid (waarover door vakhistorici al veel gezegd is) te plaatsen naast de dramatische gevolgen voor de machtlozen en onmondigen (waarover we zelden iets vernemen in de geschiedenisboekjes).
 
Wie zich verder wil verdiepen in deze materie vindt achterin het boek een uitgebreide literatuurlijst en kan terecht in het onlangs geopende Gevangenismuseum in Veenhuizen. Ook in Frederiksoord is een museum: De Koloniehof. Hier werden arme gezinnen in staat gesteld een nieuw bestaan op te bouwen als boer, onder toezicht van dezelfde Maatschappij van Weldadigheid. Hoewel ook hier niet alles vlekkeloos verliep, waren de omstandigheden en de mogelijkheid echt aan de armoede te ontsnappen groter dan in Veenhuizen. Voor wie op vakantie is in Drenthe zijn beide musea aanraders. Maar eerst dit boek lezen natuurlijk!

Amsterdam, Balans, 2008. Paperback, 5e dr., 255 p., lit. opg., ills.
© JannieTr, mei 2008.