zondag 23 oktober 2011

Hella Haasse - Transit

Oktober 2011 - waardering: 7-

Inleiding

Op haar 75ste schreef Hella Haasse voor de derde maal een Boekenweekgeschenk. Na Oeroeg  (novelle - 1948) en Dat weet ik zelf niet (essay - 1959) verscheen in 1994 Transit (opnieuw een novelle). Ik verzamel Boekenweekgeschenken, maar dat wil niet zeggen dat ik ze ook allemaal gelezen heb. Af en toe pak ik er eens een uit de kast, als ik een lange treinreis voor de boeg heb. Ze hebben precies het goede formaat: ze passen gemakkelijk in een tas en je kunt ze op èèn reis uitlezen. Zo kort na haar overlijden was het logisch dat ik deze van Hella Haase uit de kast pakte.

Inhoud

'Transit' is het verhaal over een meisje dat na een zwerftocht van enkele jaren door Europa terugkeert in Amsterdam. Gedurende haar korte verblijf - zij is op doorreis, in transit - wordt zij geconfronteerd met het trieste lot van twee van haar vrienden Daan en Alma: mede-titaantjes van de jaren negentig, met wie zij uit non-conformistische en idealistische overwegingen besloot de school de rug toe te keren, vlak voor het eindexamen, en te kiezen voor de vrijheid. De verhaallijn van de lotgevallen van het meisje Iks (Xenia) gedurende enkele dagen in Amsterdam en de zoektocht naar haar vrienden in een verloederde maatschappij wordt gespiegeld met die van de oude kluizenaar, de erudiete, ooit evenzeer non-conformistische Cluysmans. Zo worden idealisme, vrijheidsdrang en verantwoordelijkheid in verschillende tijdperken tegenover elkaar geplaatst. (Biblion recensie, Jos Radstake).

Leeservaring

Het was Hella Haasse zelf die achteraf opmerkte, dat alle drie haar Boekenweekgeschenken over jonge mensen, vriendschappen, vreemdeling zijn en overgangssituaties gingen.

In Transit speelt naast de jeugd (Xenia van 20) ook de ouderdom (Cluysman, bejaard) een rol. Er is sprake van een zekere spiegeling: Cluysman denkt door de komst van het jonge meisje in zijn huis terug aan de periode dat hij veel jonger was en zijn keuzes maakte. Vraagt zich af of hij er goed aan deed zich terug te trekken. Van haar kant staat Xenia voorzichtig open voor wat de consequenties zijn van de keuzes die zij maakte, of haar afwijzingen niet te rigoureus waren. Beiden zijn zogezegd in "transit" - onderweg naar een nieuwe levensfase met een andere kijk op het leven dat achter hen ligt. Beiden voelen zich verantwoordelijk voor hun keuzes en ook schuldig. Ze maken een ontwikkeling door via het contact met de andere generatie.

De namen zijn symbolisch: Xenia=vreemdeling (Xenos=gastvriend), Cluysman staat voor kluizenaar. Het verhaal wordt chronologisch beschreven, met flashbacks van zowel Xenia als Cluysman. Het perspectief wisselt van Iks (Xenia) naar Cluysman. Xenia vertelt vanuit een personaal zij-perspectief, Cluysman vanuit een ik-perpectief.

De novelle beschrijft een periode van 8 dagen. 2 Verhaallijnen zijn erin verweven. Ten eerste: de terugkomst naar Amsterdam van Xenia, haar zoektocht naar haar vrienden Daan en Alma, haar verblijf bij Cluysman. En daarnaast: de herinneringen en aantekeningen van de bejaarde Cluysman, die cursief gedrukt de overige tekst onderbreken. De eerste verhaallijn is spannend en eindigt uitermate open: alle mogelijkheden om er verder over te fantaseren blijven open. Zo is het leven ook: het kan, zeker als je jong bent, nog alle kanten op gaan: Xenia is in "transit". De andere lijn is beschouwender en filosofischer. De herinneringen beginnen ook spannend: hebben de 2 jonge non-confirmistische vrienden van Cluysman in het Parijs van 1968 een moord gepleegd? Had hij ze aan moeten geven? Hoe moet hij deze vertegenwoordigster van weer een nieuwe generatie zien? Daarna wordt het voorlezen van de "wetenschappelijke aantekeningen" van Cluysman die Xenia op orde probeert te brengen een te zware opgave voor wat een Boekenweekgeschenk voor bijna 600.000 mensen moest zijn. Om in deze stukken het betoog en het verhaal achter de eerste verhaallijn te duiden is niet eenvoudig. Ze zijn aardig in het verhaal vervlochten, maar halen er wel de vaart uit. Voor een novelle is dat toch wat teveel van het goede.

Blijft over: een spannend verhaal, in een prettige stijl, over wat generaties bindt en scheidt. En waarin een dame op leeftijd (Haase was toen 75) overtuigend zowel een jong meisje als een grijsaard neerzet.

Hella Haasse - Transit. Den Haag, CPNB, 1994. Pocket, 92 pg. Boekenweekgeschenk 1994.

©JannieTr, oktober 2011.

zondag 9 oktober 2011

Bart Vercauteren - Een ziel van glas

Oktober 2011 - waardering: 7,5.

Inleiding

Helaas greep Bart Vercauteren net naast de Academica Literatuur Prijs van 2011. Misschien moet men er bij de ALP toch eens over nadenken of het wel redelijk is, dat lezers die niet alle 5 de nominaties gelezen hebben toch mogen stemmen op een enkel boek. Op deze manier wint een bestseller op een nogal dubieuze manier van de andere genomineerden, zonder dat er kennis genomen is van hun literaire kwaliteiten.
Het graf van de voddenraper is en blijft voor mij de winnaar. Vandaar dat ik blij verrast was dat er nog voor de uitslag van de ALP al een nieuwe titel van Bart Vercauteren in de boekwinkel lag. Die werd meteen aangeschaft uiteraard en inmiddels heb ik het boek tweemaal gelezen.

Inhoud

Liesbeth Schreurs is draaideurpatiënte in Sint-André, een psychiatrisch ziekenhuis. Op een onbewaakt moment gaat ze ervandoor. Ze neemt gewoon de trein, helemaal tot in Italië. Daar is Liesbeth een vrije vrouw. Ze maakt brokken en belandt in een politiecel. Sint-André zit met meer dan een probleem. Het kost veel meer om voor de onbetaalde rekeningen en de stommiteiten op te draaien, dan om Liesbeth terug te halen.
Martin De Bruyne aarzelt niet. Hij gaat haar in de auto achterna. De eerste keer dat hij Liesbeth zag, was ze jaren jonger, ze slofte nog niet door de gangen, keek nog helder uit haar ogen, was nog verontwaardigd over alles wat ze zag. Ik ben toch niet gek. Hij hield haar voor een bezoekster. Dat blijft elke patiënt voor hem. In de auto en op de terugweg wordt duidelijk waarom. Doorheen herinneringen, wachten, verwachten, herkennen en verlangen. (Achterflap).

Leeservaring

Meestal lees ik een boek tweemaal voor ik er hier een verslagje van maak. Dit keer leverde dat twee totaal andere ervaringen op. Mijn gretigheid en de samenvatting op de achterzijde speelden daarbij een rol.
Liesbeth Schreurs leek de hoofdpersoon van de roman, als je de achterkant bekeek. En wie te snel leest om te willen weten of het nog goed komt met haar, ziet essentiële zaken over het hoofd. Ik vond het verhaal verwarrend, begon het pas bij deel 2 een beetje te waarderen en ontdekte in deel 3 dat ik door de achterflap op het verkeerde been was gezet.

Het thema werd me daar pas duidelijk: Waar ligt de grens tussen geestelijk gezond en ziek zijn, waar die tussen een geval en een mens en die tussen verpleger en patiënt? Is het mogelijk om deze grenzen ter discussie te stellen en wat zijn de gevolgen als ze overschreden worden? Toeval en geluk bepalen aan welke kant van de grens je staat, maar de grens tussen zin en waanzin is flinterdun.

Martin bleek de echte hoofdpersoon van het verhaal en toen ik het nog een keer las vanuit dat gezichtspunt kwam er een heel ander, intrigerend verhaal te voorschijn. De spanning in het verhaal lag minder bij: hoe zal het gaan met Liesbeth, maar kan Martin het allemaal in de hand houden of betreedt hij stukje bij beetje een moeras waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is.
En ik hàd het kunnen weten, als ik de Proloog beter tot me door had laten dringen.

Het personale perspectief ligt meestal bij Martin. Heel soms bij Liesbeth, maar meestal wordt er òver haar verteld. Beiden hebben een traumatische jeugd achter de rug, al is die van Liesbeth vele malen erger. Martin is verpleger geworden omdat hij voor mensen wilde zorgen. Zo leert hij Liesbeth kennen die steeds vaker wordt opgenomen en die het stempel psychotisch heeft gekregen. Niets meer aan te doen, volgens de geldende regels: opnemen, medicijnen geven en weer een poosje wegsturen, tot de volgende uitbarsting. Martin wil haar blijven zien als een mens met een verhaal dat aanknopingspunten biedt om ongezonde gedragingen te kunnen veranderen. Proberen contact te maken met de mens in de patiënt is echter ongewenst in Sint André. Als het een keer, door een terloopse opmerking toch gebeurt, krijgt Martin het gevoel dat ze hem vertrouwt en dat hij haar wellicht zou kunnen helpen.

Het is dan ook vanzelfsprekend dat hij meteen aanbiedt haar op te halen. Hij hoopt haar weer op de weg naar genezing en een normaal leven te kunnen leiden, op zijn manier, buiten de muren en de regels van Sint André. Dat hoopt hij te bereiken tijdens de terugreis in de auto.
Het boek is verdeeld in een Proloog (waarin we lezen dat het niet goed is gegaan met Martin), 3 delen, een Naschrift en een Epiloog. In deel 1 omvat de heenreis, deel 2 de terugreis met Liesbeth en deel 3 de gevolgen die onontkoombaar zijn. In het Naschrift lezen we in een brief van Liesbeth voor Martin wat hij voor haar heeft betekend en de Epiloog suggereert dat Bart zich met Martin vereenzelvigt.

 Tijdens de heenreis wordt Martin geplaagd door herinneringen aan zijn jeugd, onderweg terug met Liesbeth gaat er van alles fout, dat hij niet zal kunnen verklaren aan wie niet horen wil en al een oordeel klaar heeft. Toch maakt hij vorderingen met Liesbeth, tot de reis afgebroken moet worden en ze met het vliegtuig terug moeten keren. Op zijn werk wordt het onwerkbaar: men accepteert zijn mensbeeld niet, houdt angstvallig en arrogant vast aan eigen regels en veroordeelt hem. Hij wordt ontslagen. Ook thuis is alles anders dan voor de reis.

Een verhelderend interview over dit boek en de achtergronden (B.C. was zelf werkzaam in de psychiatrie) kun je hier zien bij: Onder Cover. Hij brengt daarin o.a. Franco Bazaglia ter sprake die in Italië psychiatrische ziekenhuizen verving door therapeutische gemeenschappen, waar patiënten, verplegers en doktoren bij elkaar woonden. (In het boek is Liesbeth gevlucht naar Nocera waar Sergio Piro, een aanhanger van Bazaglia, een therapeutische gemeenschap had). Martin en B.C. voelen zich verwant met deze anti-psychiatrie. Wie hierin geïnteresseerd is, kan meer informatie vinden op de site van en in het Museum Dr. Guislain te Gent.

Qua stijl vond ik deel 2 en 3 prettiger lezen. Was het Vlaams in Het graf van de voddenraper nog poëtisch te noemen, hier stoorde het me af en toe, omdat ik bleef steken in een onbegrepen zin. Soms vond ik de  beeldspraak wat gezocht. Maar er zaten ook  hele mooie bij:

"Ze was voor iedereen een hopeloos geval, maar ze was mooi in alles wat ze had kunnen worden. Voor Martin was ze zijn eigen hopeloze droom. Zijn pop, zijn vlinder in een veel te ingewikkelde cocon van staal en beton. Hij was vertrokken met een duidelijke verwachting: deze reis moest de hamer zijn die die cocon zou openbreken."

 Of: "Ze kijkt hem aan met ogen waarin de hopeloze waanzin langzaam dooit tot tomeloos verdriet".

Al lijkt dit boek een totaal ander thema aan te snijden dan Het graf van de voddenraper toch hebben ze gemeen dat ze gaan over hoe mensen in het leven staan en hoe ze zich erdoor heen proberen te slaan. Hoe verwerk je een groot verlies en hoe kun je dan verder gaan of hoe vindt je een manier om te leven met de trauma's van je jeugd? Waarom kan de een het wel en de ander het niet?
Ik heb zo'n vaag vermoeden dat we nog wel enkele romans over levensvragen mogen verwachten.

Er zijn maar weinig boeken die over de psychiatrie gaan. Door het originele thema, de bijzondere hoofdpersonen en de dilemma's die aangekaart worden is het tevens een interessant boek voor  leesclubs.

Bart Vercauteren - Een ziel van glas. Antwerpen, Houtekiet, 2011. Paperback, 165 pg.

©JannieTr, oktober 2011.

dinsdag 4 oktober 2011

Hella Haasse - Sleuteloog

Oktober 2011 - waardering: 7,5.

Inleiding

Hoe kun je beter eer bewijzen aan een pas overleden schrijfster, dan door het lezen van een van haar boeken. Decennia geleden las ik op school Oeroeg, zonder dat er veel van bleef hangen. Toen het opnieuw uitgegeven werd voor de "Nederland Leest" campagne (2009) las ik het opnieuw en ging het voor me leven. Eerder al (2006) las ik Heren van de Thee en nu dus Sleuteloog, dat al een poosje in de kast stond. Allemaal Indische romans. Maar in 2006 verscheen ook Tuinhuis: een verzameling korte verhalen. Ik las het in 2010 en was er van onder de indruk. Er ging een wereld voor me open die zoveel meer was dan ietwat melancholische herinneringen aan Indië:  andere landen en streken, andere tijden en mensen die niet Hella's achtergrond hadden, het spelen met mysteries, raadsels en toeval. Ik nam me voor ook ander werk te gaan lezen, maar omdat Sleuteloog nog lag te wachten kwam dat eerst aan de beurt.

Inhoud

Een journalist benadert de kunsthistorica Herma Warner met de vraag of zij hem informatie kan verschaffen over Mila Wychinska. Hij is die naam tegengekomen in een dossier over mensenrechtenactivisme in Zuidoost-Azië. Op de foto die hij Herma stuurt, herkent zij echter onmiddellijk haar jeugdvriendin Dee Mijers.
Het verzoek dwingt Herma zich te verdiepen in het verleden dat zij voorgoed achter zich dacht te hebben gelaten. Ze wordt overspoeld door een golf van herinneringen aan haar jeugd in Nederlands-Indië en de jaren daarna. Herma wordt zich opnieuw bewust van de duistere kanten van de vriendschap met Dee, van haar bijna mystieke band met Non (Dees tante) en bovenal van haar verhouding tot Taco Tadema, met wie zij sinds hun middelbare-schooltijd in Batavia een paar heeft gevormd. Ingeslapen emoties komen aan de oppervlakte, maar niet alle raadsels worden opgelost.
De roman werd in 2003 bekroond met de NS Publieksprijs, de Dirk Martensprijs en genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. (Overgenomen van de site van het  Hella Haasse Museum).

Leeservaring

Opnieuw dus een Indië roman, opnieuw het verhaal van een onmogelijke vriendschap, net als in Oeroeg, ditmaal tussen twee meisjes/vrouwen. Ook hier het moeten erkennen dat alles wat zo vanzelfsprekend leek in de jeugd, een band die verondersteld werd, in werkelijkheid niet zo hecht bestaan had.

Maar in Sleuteloog zijn de natuurbeschrijvingen talrijker en uitgebreider en de herinneringen licht melancholisch. Dit keer is de hoofdpersoon al oud en graaft in haar herinneringen, om te ontdekken dat er veel was dat achteraf anders beoordeeld moet worden, dat vragen oproept en dat raadsels laat bestaan. In Oeroeg zat een zekere politieke boodschap, in Sleuteloog meer een filosofische: onze herinneringen worden gekleurd door hoe we het heden beleven en omgekeerd. Als zich in het heden feiten openbaren waar we niet omheen kunnen, blijken de gebeurtenissen in het verleden er in onze herinneringen plotseling anders uit te zien: wat onbelangrijk leek, krijgt ineens gewicht. En daarmee beïnvloeden ze ook de manier waarop we in het heden staan. Verdrongen emoties komen naar boven, vragen dringen zich op. 

De geschiedenis krijgt ruim aandacht, veel meer dan in Oeroeg, niet alleen over wat er na 1947 gebeurd is, maar ook in een verder verleden. Kunstgeschiedenis, godsdiensten, cultuur, bevolkingsgroepen, van alles wordt terloops door het verhaal geweven. Echt spannend zou ik het verhaal niet willen noemen. Daarvoor blijven uiteindelijk teveel vragen onbeantwoord en krijgt de volwassen Dee/Mila te weinig een gezicht. Duidelijk is dat Hella Haasse bij het schrijven van deze roman met veel plezier en weemoed haar jeugdjaren in Indië (en haar latere bezoeken) herbeleefd heeft. En zich altijd verbonden is blijven voelen met haar geboortegrond.

De ebbenhouten kist speelt een symbolische rol in het verhaal: alles wat van belang is geweest in het verleden is er in gestopt. Fotoalbums, brieven, schoolschriften, dagboeken, etc. Zoals er ergens een plekje is waar iemand al zijn herinneringen opbergt. Maar de sleutel is weg. Ze kan er niet meer bij. Dan komt er een journalist die haar vraagt in die herinneringen te graven. Hoe dieper ze graaft, hoe meer ze het gevoel krijgt dat haar herinneringen niet kloppen met wat er zich werkelijk afspeelde. Dat alles anders was.  Als de kist uiteindelijk wordt geopend blijkt hij leeg: in het sleuteloog staat de tekst: "Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dat, maar anders".

Een mooi boek, maar even genoeg Indië voor mij. Het wordt tijd voor een van haar andere boeken. Keus genoeg!

Hella Haasse - Sleuteloog. Amsterdam, Querido, 2006. Paperback, 179 pg. Leesclub editie: met een nawoord van Margot Dijkgraaf, leesclubvragen, lijst Indische termen, familielijn hoofdpersonen.

©JannieTr, oktober 2011.

zondag 2 oktober 2011

Voor mij ben je hier: verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers - onder red. van Michiel van Kempen

September 2011 - waardering: 8


Inleiding


Omdat we dit jaar aandacht gaan besteden aan de Surinaamse literatuur met onze leesclub vroeg ik voor mijn verjaardag een verhalenbundel waaraan verschillende Surinaamse schrijvers een bijdrage geleverd hebben. Het is Voor mij ben je hier geworden. Zestien schrijvers toonden hun kunde in even zo veel korte verhalen. Het is een interessante kennismaking geworden.  Aan de keuze van de titels voor onze bijeenkomsten veranderde deze bundel niets: niet van elke auteur zijn voldoende boeken aanwezig in de bibliotheek om ze op het lijstje te zetten. Maar dat neemt niet weg, dat van de meeste titels wel een enkel exemplaar aangevraagd kan worden en dat zal ik in de toekomst ook zeker doen. 


Beschrijving:


Ter gelegenheid van 35 jaar onafhankelijkheid van Suriname stelde Michiel van Kempen een bundel samen met zestien verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers. Diversiteit en actualiteit worden moeiteloos verbonden aan herkenbare Surinaamse onderwerpen. Guilly Koster reist naar de binnenlanden van Limburg af waar hij verliefd wordt op een dominee die Surinaamse wortels heeft. Mala Kishoendayal beschrijft de reis van een Hindoestaans echtpaar op het eerste schip dat naar Suriname ging met contractarbeiders. Clark Accord treft de laatste resten van een koloniaal verleden in Santiago de Cuba aan. De verhalen zijn heel beeldend geschreven en de diversiteit geeft precies weer wat de Republiek Suriname kenmerkt: onovertroffen gemêleerd! Van Kempen is bijzonder hoogleraar West Indische Letteren aan de UvA. Hij heeft al diverse bloemlezingen Surinaamse letterkunde samengesteld. (NBD|Biblion recensie, C.H. Gajadin).


Leeservaring


In de inleiding van dit boekje stelt Michiel van Kempen, dat er in de eerste tien jaar van deze eeuw binnen de Surinaamse literatuur meer debuten verschenen zijn dan in de twee eeuwen daarvoor. Opvallend is het aandeel van jonge vrouwen daarin. Bovendien maakt het niet meer uit waar de auteurs wonen of geboren zijn om van Surinaamse literatuur te spreken. 

De ondertitel: Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers wekt de suggestie dat het ook om jonge mensen gaat. Van elke auteur is een korte biografie opgenomen achterin het boek. En wie naar de geboortejaren kijkt, zal zien dat dat niet zo is. Uitschieters zijn: Herman Hennink Monkau (1935) en Carry-Ann Tjong Ayong (1941). Daarna is er een grote groep geboren in de jaren 50, begin 60: Joanna Werners (1953), Henna Goudzand Nahar (1953), Annette de Vries (1954), Guilly Koster (1955), Ismene Krishnadath (1956), Mala Kishoendajal (1959), Rihana Jamaludin (1959), Marylin Simons (1959), J.Z. Herrenberg (1961) en Clark Accord (1961). De jongste schrijvers uit deze verzameling zijn: Tessa Leuwsha (1967), Ruth San A Jong (1970), Iraida Ooft (1974) en Karin Amatmoekrim (1976).

Maar in de inleiding schrijft van Kempen ook, dat er als gevolg van de ontwikkelingen na de onafhankelijkheid een tijdlang weinig tot niets gebeurde op literair gebied. Pas in de eerste 10 jaar van de deze eeuw kwam de literaire productie weer op gang en debuteerden er Surinaamse schrijvers die ondertussen dus al een jaartje ouder waren. 

Met de term Jongste generatie schrijvers is m.i. dan ook vooral bedoeld: schrijvers die (ongeacht hun kalenderleeftijd) een andere, modernere Surinaamse literatuur voortbrengen. Minder gedreven door een maatschappelijke taak, zich er meer bewust van dat een literair werk een artistiek kunstwerk hoort te zijn. Dat wil niet zeggen dat ze niet open staan voor wat er gebeurt in de wereld, ook niet dat de thema's geen verband meer hebben met Suriname en haar geschiedenis. Maar er wordt vrijer, artistieker mee omgesprongen.

Zoals Van Kempen schrijft: In deze bundel is werk opgenomen van auteurs die het gezicht van de jongste Surinaamse literatuur in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw bepaald hebben, plus het werk van enkele schrijvers die met beloftevol werk op de drempel staan van een literaire carrière. 

Ik heb deze bundel met veel plezier gelezen. De meeste verhalen waren boeiend en intrigerend. Èn afwisselend: de gemêleerdheid van al wie zich Surinamer noemt, komt in de verhalen naar voren. Ik zal in de toekomst zeker nog meer werk van deze schrijvers lezen. Verhalen die mij erg aanspraken waren de volgende:

 * Marylin Simons - Blijf stil. Het onthutsende verhaal van een oude vrouw die spijt heeft van het mishandelen van haar kind, maar die nooit aan iemand de trauma's van haar jeugd heeft kunnen vertellen.

 * Iraida Ooft - High Maintenance. Over een alleenstaande vrouw die dol is op haar kind, verwekt door een man wiens vrouw geen kinderen kan krijgen. De echtgenote roept winti in om dat kind te laten sterven en adopteert zelf een ander kind. Dan is het de beurt aan de minnares om winti in te roepen.

*  Clark Accord - Una casa particular. Een Spaanse edelvrouwe in het communistische Cuba verhuurt kamers om aan inkomen te komen. Ze wordt al jaren bezocht door de geest van een slavin van haar voorvaderen die zelf haar ongeboren kind doodde om te voorkomen dat het ook een ellendig slavenbestaan zou moeten ondergaan. Ze vertelt haar verhaal aan een student. Het Yoruba-geloof speelt er een belangrijke rol in. Als hij dit verhaal op gaat schrijven, wordt de vloek doorbroken en vindt de geest rust in het dodenrijk.

* Ismene Krishnadath - Adempauze. Een intrigerend verhaal waarin heden (de aardbeving op Haïti), verleden (mysterieuze Indiaanse verhalen) en toekomst (de voorspellingen van een Indiaanse) samenkomen.

**Zonder de anderen daarbij te kort te willen doen: deze hele bundel is het lezen waard!!

Voor mij ben je hier: verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers - samengest. en gered. door Michiel van Kempen. Amsterdam - Meulenhoff, 2010. Paperback, 254 pg., met verklarende woordenlijst en auteursinformatie. ISBN: 9789029086790

© JannieTr, 2 oktober 2011.