vrijdag 29 december 2017

Een terugblik en vooruit kijken

Ik heb al heel wat mooie en uitgebreide jaaroverzichten voorbij zien komen. Ik zal het sober houden. Veel meer dan de boeken die je op mijn blog kunt vinden, las ik niet. Wel was ik graag bezig met #WOT (KLIK HIER) en #SG (KLIK HIER) : verhaaltjes over respectievelijk willekeurige woorden en over spreekwoorden en gezegden. Daarnaast schreef ik af en toe op mijn Wandelblog (KLIK HIER). En beantwoordde ik op dit Boekenblog ook de vragen over lezen en boeken via #50books (KLIK HIER).

De terugblik

Wat is er terecht gekomen van de plannen die ik vorig jaar aankondigde in het laatste blog van 2017? Het is nogal een teleurstelling geworden en daar heb ik een heel dubbel gevoel over, ook al heb ik mezelf weinig te verwijten. Dat moet dus anders het komende jaar.

Zo nam ik me voor de aandacht voor mijn vele hobby's over vier kwartalen te verdelen en de focus elk kwartaal bij een andere bezigheid te leggen. Een hele praktische en werkbare manier, leek me. Voor het eerste kwartaal was dat lezen en schrijven: boekrecensies en daarnaast stukjes voor de Spreekwoordenrubriek van CARL, WriteOnThursday van MARTHA en de #50books vraag, ook van MARTHA. Zeker wat dat eerste kwartaal betreft, kan ik zeggen dat het lukte en dat ik er plezier in had.

In het tweede kwartaal lag de focus meer op fotograferen en wandelen. Hoewel ik vooraf ook stelde niet van challenges te houden, liet ik me toch verleiden te proberen dit jaar 1000 km bij elkaar te wandelen. Dat is zo'n 20 km per week: het zou voor ons geen probleem moeten zijn. In het tweede kwartaal ging dat redelijk goed en wie wandelt fotografeert, dus ook daar zijn we mee aan de slag geweest.

Voor de overige kwartalen wilde ik dus de focus weer verleggen, maar naar wat, wanneer en hoe? Daar bestonden vooraf nog geen vaste plannen voor. Ik kan alleen achteraf concluderen dat lezen en schrijven een groot deel van het jaar een rol zijn blijven spelen. In elk geval wat betreft de recensies. Na het derde kwartaal ben ik met de extra schrijfoefeningen gestopt. Soms word je er nu eenmaal mee geconfronteerd, dat plannen maken nog niet wil zeggen dat je ook zonder problemen de kans krijgt ze uit te voeren.

Ook de 1000 km wandelen zouden we niet halen. Gezondheid is nu eenmaal een onzekere factor in elke planning. Door allerlei vervelende omstandigheden in het laatste half jaar zijn we nu uiteindelijk in de buurt van de 900 km gestrand. Van fotograferen kwam ook weinig meer, de zin erin ontbrak. Hetzelfde gold voor mijn andere hobby's. Lezen en schrijven bleven over, al was het soms moeilijk mezelf te dwingen tot het schrijven van een recensie. Maar eenmaal bezig gaf het een hoop welkome afleiding.
Juist de afleiding die ik zo goed kon gebruiken vond ik ook via 750words.com. Een site waarop NIEK mij attent maakte. Elke dag een stukje schrijven van minstens 750 woorden over zaken die je bezighouden: ik houd het nu al 170 dagen vol en heb er al veel profijt van gehad.

Veel moois las ik, kiezen is moeilijk. Maar wonend in Zeeland en met de komende herdenking van de Watersnoodramp op 1 februari alweer in gedachten, kies ik voor Het ruisen van de zee van Catharina IJzelenberg, waarin de onzichtbare gevolgen voor wie de Ramp overleefde in een bijzonder verhaal prachtig verwoord worden.

Vooruit kijken

Durf ik het nog aan, een planning te maken? Ach waarom ook niet? Als ik er maar rekening mee houd dat een planning geen dictaat is en geen garanties biedt. Een leidraad zou een beter woord zijn. We gaan weer streven naar 1000 km wandelplezier het komende jaar. Ik weet namelijk zeker dat die 900 km van dit jaar niet gehaald zouden zijn zonder die 1000 km ergens in mijn achterhoofd.
Ik blijf ook lezen en recensies schrijven, maar ga niet vooraf de aantallen bepalen. Een boek per week zou leuk zijn, maar als dat niet lukt, is het ook goed. En de andere hobby's? We zien wel.

Na de enthousiaste verhalen van onder andere ANNELIES van Boekboetiek over Bullet Journals heb ik me erin verdiept of dat wat voor mij zou kunnen zijn. En dan bedoel ik niet de prachtige boekwerken met fraaie letters en tekeningen die ik op YouTube bijvoorbeeld voorbij zie komen. Maar een hele simpele vorm: wel een mooi boekje om in te werken, maar verder alles zo indelen dat het bij me past en ik erin kwijt kan wat ik belangrijk vind. Zowel op het gebied van wensen als van taken. Het verzamelen van quotes en het bijhouden van vorderingen op het gebied van gedragsveranderingen. De films die ik wil zien, de steden die ik wil bezoeken, de boeken die ik wil lezen, maar ook opruimschema's voor het opschonen van mijn e-mailarchief bijvoorbeeld. En wat me verder nog te binnen gaat schieten. Ook daar steeds: een leidraad en geen dwingende taakopdracht of bucketlist. 

Verder heb ik voor het komende jaar maar één voornemen: meer Vlaamse boeken lezen. Het is bedroevend hoe weinig aandacht die krijgen in Nederland, terwijl het toch echt geen tweederangs literatuur genoemd mag worden.

En verder laat ik het allemaal maar op me afkomen. Overal het beste van proberen te maken, genieten van elke nieuwe dag. Open staan voor leuke verrassingen en tegenslagen accepteren, die horen er nu eenmaal ook bij. Maar vooral niet bij de pakken neer zitten.

De eerste verrassing heeft zich al aangekondigd: in de eerste week van januari mogen mijn twee jongste kleindochters samen met hun opa een rolletje spelen in de musical in het Eftelingtheater. Ze zijn door dolle heen! Een beter begin van alweer een nieuw jaar kun je je toch niet wensen?

Al mijn trouwe lezers: een fijn uiteinde en een goed en gezond 2018 toegewenst!

© Jannie Trouwborst, december 2017.

maandag 18 december 2017

Louis van Dievel - De laatste ronde

Op 7 oktober 2017 werd in Utrecht het Tweejaarlijks congres van Onze Taal gehouden, onder de titel: Met andere woorden. Een van de sprekers was Ann de Craemer: een Vlaamse schrijfster van romans en columniste van De Morgen en Onze Taal. We kennen haar inmiddels als een voorvechtster van het Vlaams-Nederlands en het gebruik van klare taal taal in bijvoorbeeld ambtelijke stukken. In haar bijdrage schets ze hoe in het onderwijs in Vlaanderen omgegaan wordt met normale Vlaamse woorden: ze zijn FOUT! Kinderen moeten leren dat hun spreektaal minder waard is dan het officiële Noord-Nederlands, zoals Ann de Craemer het noemt. Zo heb je geen nonkel, maar een oom. "Als niemand in Vlaanderen 'oom' zegt, waarom zouden wij dat dan moeten doen - alleen omdat de Nederlanders dat deden?" vraagt ze zich al jong af. Maar er volgen meer teleurstellingen, te beginnen op de universiteit. "Professoren dweepten met Nederland, dat ze als een gidsland zagen, ook op taalkundig vlak." Als ze elf jaar later haar eerste roman publiceert, is de maat vol: de Nederlandse corrector wil haar taal ontdoen van Vlaamse woorden: zetel moet fauteuil worden, zot in zijn kop: tureluurs. Ze weigert zich erbij neer te leggen. "Uiteraard streef ik ernaar mijn boeken in een voor iedereen zo begrijpelijk mogelijk Standaardnederlands te schrijven. Maar als ik de keuze moet maken tussen de Noord-Nederlandse taalnorm en authenticiteit, dan kies ik voor dat laatste.".

Gelukkig is er inmiddels een kentering gaande. Zo kwam De Standaard in 2015 met "Het gele boekje". De titel luidt: Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn? Met daarin 1000 Belgisch-Nederlandse woorden. Nonkel hoort er nog steeds niet bij, maar kleed in plaats van jurk kan wel.
Maar een roman is geen krant en om bij de authenticiteit van Ann de Craemer te blijven: het is toch volkomen vanzelfsprekend dat een eenvoudige Vlaamse hoofdpersoon geen Standaardnederlands spreekt? Ze noemt het werk van Dimitri Verhulst en Griet Op de Beeck als voorbeeld: gelardeerd met Vlaamse woorden en ge's en gij's. Er is geen Nederlander die zich daar blijkbaar aan stoort, gezien het succes dat ze hebben met hun Vlaamse romans. Ze gaat zelfs een stap verder en stelt dat het Noord-Nederlands en het Vlaams-Nederlands elkaar kunnen verrijken.
Ik mag graag Vlaamse auteurs lezen en betrap mezelf er inderdaad weleens op dat ik Vlaamse woorden of uitdrukkingen overneem. Soms geeft zo'n woord beter weer wat ik bedoel, soms is het een veel beter woord dan het Engelse of Franse dat nu gebruikt wordt in Nederland. Mijn indruk is, dat er steeds meer Vlaamse woorden opduiken in de Noord-Nederlandse spreektaal. Maar allez, het zou hier over De laatste ronde gaan!

Tot de Vlaamse auteurs die gaan voor authenticiteit hoort ook Louis van Dievel. Eerder las ik van hem Landlopers blues (KLIK HIER). Een roman over de landlopers die begraven liggen op het kerkhof van de bedelaarskolonie van Merksplas. Daar schreef ik al: "Van Dievel maakt op natuurlijke wijze gebruik van Vlaamse woorden en uitdrukkingen, dat leest prettig. Een Vlaamse zwerver spreekt nu eenmaal geen ABN. En de context lost een enkele onduidelijkheid wel op." Datzelfde geldt voor De laatste ronde.

Hoofdpersoon is Ludo Verheyen: facteur (postbode) bij de Belgische Post. Na 42 jaar trouwe dienst is hij bezig met zijn laatste week vòòr zijn pensioen. In die week moet hij twee jonge meiden inwerken die het werk van hem over zullen nemen. Ludo vertelt ons in een terugblik hoe die laatste week verliep. Tussen de gebeurtenissen door leren we hem kennen: zijn verleden en zijn huidige omstandigheden, zijn verdriet en zijn onmacht. Van Dievel weeft het allemaal geraffineerd door elkaar. Ludo vertelt steeds net te weinig om het plaatje voor ons compleet te maken.
Het begint vrij luchtig en met een zekere humor, als hij de meisjes mee moet nemen op zijn ronde, maar al vrij snel wordt duidelijk dat er in zijn leven dingen gebeurd zijn die diep ingegrepen hebben. Een van de meisjes haakt al snel af, met de andere, Cheyenne, bouwt hij een goede band op. Ook uit de verhalen die hij met haar deelt, wordt het een en ander duidelijk. Dat hij op jonge leeftijd zijn vriend Leon verloor, die onder vreemde omstandigheden onder een trein terecht gekomen is. Vlak voor de dag waarop zij tegelijkertijd zouden trouwen: Ludo met Marije en Leon met haar zus Veerle. Veerle treurt nog lang om haar verloren liefde. Ludo en Marije zijn lange tijd gelukkig. Toch zit Marije nu al jaren in een inrichting. Ludo bezoekt haar trouw, maar het gaat steeds slechter met haar. Het moet iets te maken hebben met de vermissing van hun dochter Karen, komen we te weten. Maar wat is er dan gebeurd?

Langzaam maar zeker komt de dag van zijn pensioen dichterbij. Zijn laatste ronde moet hij zonder zijn opvolgster Cheyenne doen. Het wordt laat: "Waar zijt ge blijven plakken, facteur?" vraagt men hem. Een alarmerend telefoontje van schoonzus Veerle heeft eerder die dag een nikkel bij hem doen vallen en ook bij de lezer begint het te dagen hoe de zaken in elkaar steken. Nochtans wordt de overrompelende afloop pas op de laatste bladzijden echt duidelijk.

Vòòr die dag hebben we de facteur echter allang in ons hart gesloten. De kroniek van een mensenleven op een dood spoor, zegt de achterflap, vol compassie beschreven. Ik kan het niet beter verwoorden. 

Er zijn genoeg Vlaamse schrijvers die niet de aandacht krijgen die ze verdienen, omdat ze op de een of andere manier niet door kunnen dringen tot de Nederlandse boekhandels en schrijvende pers. En dat is jammer, want er valt nog zoveel moois te ontdekken in Vlaanderen. Dit is slechts één van hen.

Louis van Dievel - De laatste ronde. Antwerpen, Vrijdag, 2017. Pb., 222 pg. ISBN:978-94-6001-584-7. 

© Jannie Trouwborst, december 2017.

zondag 10 december 2017

Roelof Bouwman en Henk Steenhuis - Wij van de HBS

Wij van de HBS heeft een ondertitel gekregen waar ik als ervaringsdeskundige volledig achter kan staan: Terug naar de beste school van Nederland. Niet alleen omdat ik mijn 5-jarige HBS-b opleiding op de Rijks HBS in Amersfoort heb mogen genieten, maar ook omdat ik in de loop der jaren via mijn kinderen en kleindochters heb kunnen zien hoe alles anders moest en niet bepaald beter werd. Maar ik zal ook de eerste zijn om toe te geven dat er ongetwijfeld sentimenten meespelen die maken dat ik niet geheel onbevooroordeeld over dit boek zal kunnen oordelen.
Natuurlijk moeten er wetenschappelijke eisen gesteld worden aan de informatie die gepresenteerd wordt over deze specifieke onderwijsvorm en aan de bewijzen die aangedragen worden over de kwaliteit van deze opleiding in vergelijking met andere vormen van voortgezet onderwijs. Maar minstens zo belangrijk is de leesbaarheid voor de geïnteresseerde leek of de oud-HBS'er die herinneringen wil ophalen. Aan beide voorwaarden is ruimschoots voldaan door de inbreng van de historicus Roelof Bouwman en de journalist Henk Steenhuis.


In het eerste hoofdstuk - Thorbecke heeft een plan (1863-1940): Van idee tot instituut maken we kennis met de staatsman Johan Rudolph Thorbecke en zijn overtuigingen en lezen we over de historische achtergronden die meespeelden bij het realiseren van deze nieuwe schoolvorm. Na een aarzelend begin bloeit de HBS op en maakt de verwachtingen van Thorbecke ruimschoots waar. Desondanks zal blijken dat de hogere burgerschool in 1940 zijn langste tijd gehad heeft.

In de hoofdstukken die volgen is er aandacht voor een breed scala aan onderwerpen. De Nobelprijswinnaars komen in beeld. Er is een voorbeeld van de examenopgaven uit 1963 en voor wie ze nog eens proberen wil, staan de antwoorden achterin het boek. De architectuur van de meestal monumentale gebouwen komt aan bod en hun huidige functie. De bewogen oorlogstijd, met bombardementen, de Jodenvervolging, opeisen van de gebouwen en ander onheil kon niet onbesproken blijven. In hoofdstuk 6 wordt een beeld gegeven van het extreem hoge niveau van de leraren, waarmee de kloof met de huidige praktijk van onbevoegde leraren door een tekort aan bekwaamd personeel wel heel pijnlijk duidelijk wordt. Dan is er nog een hoofdstuk met herinneringen van talloze bekende Nederlanders, gevonden in interviews of in hun geschriften. Hoofdstukken over de HBS in de literatuur en in Nederlands-Indië maken het beeld compleet.

In hoofdstuk 10 - Als jullie mij een lul vinden, moeten jullie het eerlijk zeggen: In de jaren zestig werd alles anders schetsen de auteurs de veranderende tijdsgeest in Nederland. Die is er mede de oorzaak van dat er een stevige bodem gelegd wordt onder de Mammoetwet, met als resultaat de uiteindelijke opheffing van de HBS. Niet alleen in naam, maar ook als onderwijsvorm.

Hoe dat kon gebeuren vatten de auteurs samen in hoofdstuk (12) - Van Instituut tot doelwit (1945-1968), Willem van Oranje in 1600-zoveel bij Dokkum vermoord. De Tweede Wereldoorlog heeft zijn sporen nagelaten in de maatschappij. Bij de naoorlogse kabinetten ontstaat een sfeer van Alles moet anders. Het burgerlijke, 19de eeuwse instituut van de Rijks HBS wordt daar één van de slachtoffers van. In dit hoofdstuk staan behalve de historische feiten die leiden tot de Mammoetwet en de vervanging van de HBS door andere schooltypen, ook vergelijkingen betreffende de kwaliteit van het onderwijs en de gevolgen die de verarming van de inhoud en het niveau van de huidige opleidingen voor onze maatschappij, maar ook voor de individuele leerling hebben.

De historische achtergrondverhalen zijn verhelderend, maar daarnaast heeft het boek nog meer te bieden. Ten eerste staat er na elk hoofdstuk een foto met interview van een bekende Nederlander die op de HBS zat. Leuk om te lezen, zeker als je weet wat er uiteindelijk van ze geworden is. Net als hun herkenbare opmerkingen over schoolfeesten of de houding van leraren en de hoeveelheid huiswerk.
Daarnaast vinden we in hoofdstuk 11 een Hall of fame: bekende HBS'ers op een rij. Vier dicht bedrukte pagina's met tientallen bekende namen, die een verholen gevoel van trots oproepen. Schrijvers, politici, kunstenaars, geleerden. Toch is het even slikken als er ook een naam tussen staat, die je liever niet gezien had: Mussert, Anton, ingenieur, leider NSB. 
En in het laatste hoofdstuk (13) staat een overzicht van alle scholen in 1967, kort voor de officiële opheffing van het instituut.

Het kan haast niet anders dan dat dit voor elke oud-HBS'er een heerlijk boek is om te lezen. De inhoud is interessant en bevat naast feiten ook herkenbare herinneringen en amusante anekdoten. De schrijfstijl is helder en maakt het boek vlot leesbaar. Ook aan de vormgeving is de nodige aandacht besteed. De vele zwart-wit foto's zijn een geslaagde aanvulling. Al speelt voor mij ook hier misschien een beetje vooringenomenheid mee: op de omslag staat een schoolfoto van de Rijks HBS in Amersfoort, met helemaal rechts onze directeur de heer Govers en links onze aardrijkskundeleraar de heer van Driel. De leerlingen ken ik  niet: ik kreeg een paar jaar eerder mijn diploma.

Roelof Bouwman en Henk Steenhuis - Wij van de HBS, terug naar de beste school van Nederland. Amsterdam, Meulenhoff, 2017. Geb., 271 pg., zwart-wit foto's, lit. opg. ISBN: 978-90-290-9131-2.

© Jannie Trouwborst, december 2017.


donderdag 23 november 2017

Rudi Hermans - De man van Marie

"De man van Marie staat om halfacht op. Hij hoeft geen wekker te zetten, elke dag is hij voor dat uur wakker. Toch blijft hij liggen tot het zijn tijd is. Oude gewoontes, ze houden zijn leven op orde. Hij kust Marie op haar schouder. Kil voelt die aan. Hij trekt haar dekbed hoger en slaat het zijne terug. Zijn vrouw is geen ochtend mens. Laat haar maar slapen, zo heeft hij het huis nog even voor zich alleen. Hij knipt het nachttafellampje niet aan, door een kier in de overgordijnen dringt al daglicht binnen."

Hoe de man van Marie heet, zullen we niet te weten komen. Opgesloten in zijn hoofd, zien we alleen wat zijn ogen zien en worden we geconfronteerd met zijn gevoelens en overwegingen. Zijn gedachten vliegen heen en weer tussen nu en vroeger. Het resulteert in een beklemmend verhaal.

Al vrij snel is hem duidelijk dat Marie in haar slaap is overleden. Het brengt de oude man uit zijn evenwicht. Hij weet niet goed wat te doen, probeert nog maar even vast te houden aan zijn vaste gewoontes en zijn aangeleerde gedrag: zorgen dat hij Marie niet boos maakt. Haar vernietigende blikken kan hij niet goed verdragen. Langzaam dringt het tot hem door dat hij niet meer zo krampachtig hoeft te leven: ze kan het immers allemaal niet meer zien en zal hem niet meer kleineren.
Opluchting en verdriet voeren een bittere strijd in zijn hoofd. Ooit waren ze een gelukkig paar, hij herinnert zich die tijd maar al te goed en verlangt er terug naar. Maar toen maakte hij een onvergeeflijke fout. Hij heeft er zo'n spijt en verdriet van. Marie heeft het hem nooit vergeven en zich voorgoed van hem afgekeerd. Niets kon hij nog doen om het goed te maken. Voor ons als lezers blijft het tot de laatste bladzijde onduidelijk wat dat geweest is. 

Spannend en beklemmend is het verhaal, maar het is meer dan dat. Het is zorgvuldig opgebouwd. Steeds een tipje van de sluier, steeds een kleine verwijzing naar wat de verwijdering tussen de man en Marie veroorzaakt kan hebben. Langzaam begint het tot de lezer door te dringen. En ook al klopt het vermoeden van wat er aan de hand was, het slotakkoord komt hard aan.
 
De novelle is het zonder meer waard om nogmaals gelezen te worden. Allereerst om te ontdekken hoe geraffineerd de aanwijzingen in het verhaal gedoseerd zijn. Hoe kennelijk losse gedachten (over bijvoorbeeld nestelende koolmeesjes in de tuin) allemaal te maken hebben met het hoofdthema. Maar daarnaast ook om volop te kunnen genieten van het prachtige taalgebruik. Een helder Nederlands, met een geweldige ritmiek. En vol klankrijm en alliteraties: schoonheid in de droefheid, een bijzondere combinatie die de beklemming af en toe wat verlicht.

Rudi Hermans (°1953) was literair recensent voor Het Belang van Limburg en redacteur bij het literaire tijdschrift Appel. Hij debuteerde in 1983 met de korte autobiografische roman Duizend dagen regen. Naast novellen en romans voor volwassenen publiceerde hij ook jeugdboeken, waaronder Thuiskomen en Uitgedaagd. Met de bundel Stuk Geluk debuteerde hij in 2005 als dichter. Rudi Hermans wordt geprezen voor de ambachtelijke liefde waarmee hij het Nederlands naar zijn hand zet, en voor de eerlijkheid waarmee hij, boek na boek, terugkeert naar dat vreemde en complexe fenomeen: familie.

Rudi Hermans - De man van Marie. Antwerpen, Manteau, 2017. Pb., 114 pg., ISBN: 978-90-223-3433-1.

© Jannie Trouwborst, november 2017.

zaterdag 11 november 2017

Thijs Feuth - Achter de rug van God, een vreemdeling in Lapland

Thijs Feuth leert zijn vriendin Laura kennen tijdens een hardloopwedstrijd in Kenia. Er is meteen een klik tussen hen. Ze blijken meer gemeen te hebben dan het talent voor hardlopen: ze studeren beiden geneeskunde. Thijs in Nederland en Laura in Finland. Thijs, die zich al heel lang niet meer thuis voelt in Nederland, besluit bij Laura in Finland te gaan wonen en doet verwoede pogingen Fins te leren. In de afrondende fase van hun studie kiezen ze voor een stageperiode van 9 maanden in Lapland. Ze gaan er werken in een gezondheidscentrum in het afgelegen dorpje Posio.


Ik was erg benieuwd naar hoe het een Nederlander vergaat in een voor hem wezensvreemd land met een moeilijke taal. Ook naar het leven van dorpsbewoners in een van de noordelijkste en meest geïsoleerde delen van Finland was ik nieuwsgierig. Net als naar de natuur en zijn beleving van de seizoenen. Het komt allemaal ter sprake in dit autobiografische boek. Maar er is nog meer, veel meer, dat Thijs met zijn lezers wil delen. En daar gaat het mijns inziens een beetje mis.

Afwisselend maakt Thijs de lezer deelgenoot van zijn beleving van de natuur en de seizoenen in Lapland, van het reilen en zeilen in het gezondheidscentrum, van de problemen van de vooral oudere mensen die er komen, van zijn hardloop- en langlaufavonturen, van de ontwikkelingen in zijn verhouding met Laura, van zijn jeugdliefdes en puberproblemen. Daarnaast komen nog aan de beurt: de Finse mythologie en zijn pogingen via het schrijven te ontdekken hoe een goed leven er voor hem uit zou kunnen zien en of hij in staat is daar de juiste beslissingen over te nemen.

Het zal voor elke lezer anders zijn. Ik heb niets met hardlopen, maar ik vond het wel heel interessant een keer een uitgebreid verslag te lezen van de inspanningen en ontberingen, tactiek en vechtlust en de pijn die bij een marathon horen. Ook de ervaringen over hardlopen en langlaufen in de extreme kou en pakken sneeuw zijn het lezen waard. Zeker als ze geregeld vergezeld gaan van rake natuurbeschrijvingen. Maar de sportbelevenissen kwamen een beetje te vaak terug, zeker voor de marathons uit het verleden verloor ik al snel mijn interesse. Ook alle verhalen over de pubertijd en jeugdliefdes waren wat te uitgebreid naar mijn zin. Misschien was het schrijven daarover therapeutisch voor hemzelf, maar voor de lezer is het op een bepaald moment wel genoeg. Waar ik wel graag meer over gelezen had, was over zijn ervaringen met de Vrije School en het antroposofisch gedachtegoed. Hij gaat daar nogal over te keer, zonder dat de invloed daarvan op zijn levensloop duidelijk wordt. Misschien iets om in een volgend boek, als roman, uit te werken?

Naast de weergaloze natuurbeschrijvingen was het (voor mij) interessant te lezen over de Kalevala, het Finse nationale epos. Het werk werd samengesteld door de folklorist en arts Elias Lönnrot op basis van mondeling overgeleverde volkspoëzie. De eerste versie dateert uit 1835, de uiteindelijke uit 1849. Het epos is de hoeksteen van de Finse nationale identiteit. Het had invloed op tal van Finse kunstenaars, maar het is dankzij vertalingen in ruim vijftig talen ook buiten Finland bekend geworden. Met enige regelmaat brengt Thijs Feuth het ter sprake en gaat hij in op het ontstaan ervan. Achter in het boek staat een samenvatting van het verhaal en een opsomming van de hoofdpersonen. Soms betrekt hij het verhaal bij ontwikkelingen in zijn eigen leven. 

De gebeurtenissen in de rest van de wereld gaan aan Posio voorbij. Maar niet aan Thijs. Geschokt door de aanslag in Parijs op Charlie Hebdo gaat hij die avond naar het grote plein, om er net als elders in de wereld te protesteren. Hij is aanvankelijk verbijsterd dat hij de enige blijkt te zijn. Maar zo is het hier: er kunnen honderden bootvluchtelingen verdrinken, er kunnen nog meer mensen omkomen bij volgende aanslagen, Posio ligt achter de rug van God en heeft zijn eigen problemen op te lossen. Zoals het vertrek van jongeren en veraf gelegen voorzieningen, ouderdomskwalen als dementie en alcoholverslaving. Van extreme kou tijdens lange en donkere winters en korte zomers met nauwelijks duisternis, maar ook met een heldere sterrenhemel, het betoverende noorderlicht en een overweldigende natuur. 

Thijs Feuth weet dat hij hier wil blijven. Hij is verknocht aan het indrukwekkende landschap, leeft op in de rust en ruimte die hem omringt in plaatsen als deze. Maar Laura vindt het te stil, te ver, te afgelegen. Eigenlijk is dat de spanningsboog in dit boek: zullen ze samen blijven? Weet Thijs eindelijk wie hij is en wat hij wil? Durft hij een van de belangrijkste beslissingen van zijn leven te nemen? Doet Laura water bij de wijn of wil ze toch liever in de grote stad wonen en werken?

Al had het wat mij betreft allemaal best wat korter gemogen, ik heb toch wel genoten van dit boek. Lezen over de bewoners van Posio, de wisseling van de seizoenen, de beeldende beschrijvingen van de natuur, de geschiedenis van de Kalevala en de worsteling van Thijs en Laura: allemaal de moeite waard. En wie van marathonlopen houdt heeft nog een extra reden om dit boek te lezen. Smaken verschillen nu eenmaal.

Ik vraag me wel eens af of het ooit zal wennen, of de bewondering voor besneeuwde landschappen afneemt naarmate je langer in Lapland woont. Vanochtend, bij de ronde over de afdeling, wees een vrouw die al meer dan negentig winters in Posio heeft meegemaakt uit het raam naar de diamanten berkentakken, die fonkelden in de morgenzon. "Moet je zien", zei ze, "wat een pracht!" Die dag weigerde ze de pijnstillers die ik haar had voorgeschreven vanwege haar gebroken heup.

Thijs Feuth (Nijmegen, 1981) is schrijver en arts en marathonloper. Hij studeerde geneeskunde in Amsterdam, promoveerde in Utrecht en werkt als arts in Finland. Zijn debuutroman Zwarte ogen verscheen in oktober 2015 bij De Arbeiderspers.

Thijs Feuth - Achter de rug van God, een vreemdeling in Lapland. Amsterdam, Arbeiderspers, 2017.  Pb., 269 pg., krt. isbn:978-90-295-1075-2.

© Jannie Trouwborst, november 2017.

donderdag 2 november 2017

Corine Kisling - De Engelenbak

Pogingen iets van het leven te maken, het dagboek van Hendrik Groen, heb ik niet gelezen. Het eerste hoofdstuk werd aangeboden als voorproefje en sprak me totaal niet aan. Toen het eenmaal een bestseller was geworden en iedereen het "hilarisch" vond, wist ik zeker, dat het niets voor mij was. Intussen is het zo'n succes geworden dat er een tv-serie van gemaakt is. Daarvan heb ik inmiddels twee afleveringen gezien en die zijn me wel goed bevallen. Ik kan dus geen uitspraken doen over wat beter geslaagd is: het boek of de serie. Ik heb ook geen behoefte achteraf nog het boek te gaan lezen. Laat mij maar van de serie genieten, met fantastische acteurs!

Waarom deze lange inleiding bij een al wat ouder boek van Corine Kisling? Vanwege het thema, dat nauw verwant is aan dat uit het boek van Herman Groen: het leven in een verzorgingstehuis. Maar met een totaal andere uitwerking. Niets hilarisch aan, maar ook geen kommer en kwel. Ook in dit tehuis woont iemand die op eigenzinnige wijze probeert er nog wat van te maken en een directie die niet geheel functioneert zoals zou moeten. Wezenlijk anders zijn de aandacht voor de levensgeschiedenis van een van de hoofdpersonen, de rake, filosofische opmerkingen van een andere en het contact tussen jong en oud. Plus een vleugje mysterie, iets waar Corine Kisling graag mee speelt.

Het boek verscheen oorspronkelijk in 1994. Uiteraard bestaat het verzorgingstehuis van toen niet meer. Jana Kardoen is al 92 jaar, maar ze woont nog in haar eigen appartement in de laagbouw bij een flatgebouw met 5 verdiepingen waar de meeste (verwarde) bejaarden op gesloten afdelingen verblijven. Ook Olivier Cirkel (88) woont beneden, terwijl zijn vrouw Margot op de vijfde verdieping van "Het Tolhuis" verblijft. Of "Dolhuis", zoals hij zegt. Olivier en Janna trekken veel samen op en vragen zich af wie bepaalt of iemand naar wat zij noemen De Engelenbak, verhuizen moet. Meestal sterft de betreffende persoon daar binnen afzienbare tijd. Het zal toch niet zo zijn dat er daarbij een handje geholpen wordt? Zeker nu Margot daar ligt, maakt Meneer Cirkel (zoals Jana hem blijft noemen) zich grote zorgen.

Maar het verhaal gaat dieper dan de gebeurtenissen in het verzorgingstehuis. Stukje bij beetje komen we te weten hoe het leven van Jana verlopen is, van het moment waarop ze als veertienjarig meisje in dienst kwam van de Hama's: het gezin van een jeugdvriend van haar vader. Vanaf die dag heeft de familie haar leven bepaald en is haar eigen verhaal naar de achtergrond gedrongen. Nu, bijna tachtig jaar later vullen de Hama's nog steeds haar leven en duiken ze op in elke herinnering: flashbacks, die door een foto, een woord, een geur kunnen worden opgeroepen en niet altijd even welkom zijn. 

Ook in dit verzorgingstehuis zijn rare regels, zit de gemeenschapsruimte vol mopperende en zich vreemd gedragende medebewoners en worden de ouderen die nog helder van geest zijn, als onmondige kinderen behandeld. Maar Jana slaat zich er wel doorheen, helpt waar ze kan bij de verzorging van twee oude dames, waarover je je af gaat vragen welke band ze daarmee heeft. Meneer Cirkel brengt wat leven in de brouwerij en laat haar door zijn relativerende, cynische en filosofische opmerkingen glimlachen.

'Vrijheid is een vreemd begrip', zegt Cirkel. Het groeit of krimpt mee met het leven. Past zich aan in grandeur en décadence. Het ene moment is de wereld je huiskamer, het volgende moment is je huiskamer je wereld. Eerst beslis je nog over leven en dood, en dan word je beknibbeld op de klontjes suiker. Het lijkt hier wel Madurodam. Een mens heeft toch op z'n minst twee behoorlijke kamers nodig om zich een beetje thuis te kunnen voelen."

Op zijn initiatief organiseren de bewoners een feestelijke fancy-fair. Boris, een kleinzoon van één van de Hama's, zal er met zijn vrienden een film over maken. En meteen over het leven in een verzorgingstehuis: tot en met het lot van de bewoners op de bovenste verdieping. Het feest krijgt echter een grimmig einde, als Margot juist op die dag overlijdt.

Langzaam maar zeker vallen de puzzelstukjes uit Jana's verleden op zijn plaats en komen ook de herinneringen die ze liever verdrong, naar boven. Als ze de film ziet die Boris er met zijn vrienden van gemaakt heeft, begrijpt ze pas echt, met pijn in haar hart, hoezeer haar hele leven door de Hama's is bepaald. 

"Weer bepaalt het bloed van de Hama's haar leven op een beslissend moment. Tweeënnegentig is ze geworden, alleen maar om te constateren dat ze nooit van die familie zal loskomen sinds ze verkocht is onder een appelboom."

Een totaal ander boek dus dan het dagboek van Hendrik Groen. Wel een verzorgingstehuis, maar geen hilarische toestanden. Met een spannend verhaal over een bijzondere levensgeschiedenis en de mysteries die daarbij stukje bij beetje ontrafeld worden. Met milde humor en een relativerende kijk op de ouderdom. Voor mij is het geslaagd. En na 23 jaar nog steeds heel leesbaar.

Het boek zelf is alleen nog tweedehands te koop of als e-book. Maar ook bij de bibliotheek te leen als papieren exemplaar of als e-book.

Corine Kisling - De Engelenbak. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1994. (Oorspr. ISBN: 90-295-2595-9)  E-book: 9789029577007, april 2011.

© Jannie Trouwborst, november 2017.

dinsdag 31 oktober 2017

Diane Broeckhoven - Niemand heeft het gedaan

Dat Diane Broeckhoven heel goed in staat is zich te verplaatsen in de gedachtenwereld van oude mensen heeft ze al bewezen met succesvolle romans als De buitenkant van meneer Jules (KLIK HIER) en De poppendokter (KLIK HIER). Met Niemand heeft het gedaan laat ze zien dat ze ook op overtuigende wijze in het hoofd van een kind kan kruipen.


Bonnie is zeven jaar als ze op een dag, nadat haar moeder haar naar school heeft gebracht, een gesprek opvangt tussen enkele andere moeders. "Lena doet het heel goed", zeggen ze. Ze begrijpt niet helemaal waarom ze dat over haar moeder zeggen. De vragen van andere kinderen (waarom heb jij geen vader?), haar eigen constatering dat haar moeder er zoveel jeugdiger uitziet dan de andere moeders en het rekenonderwijs doen haar langzaam beseffen dat haar moeder nog een schoolmeisje van 16 jaar was toen zijzelf geboren werd. Dat roept genoeg vragen op en haar moeder beantwoordt ze zo eerlijk mogelijk. Bonnie heeft er vrede mee en voor haar verandert er niets.
Zolang als ze zich kan herinneren woont ze met haar moeder in het kleine huisje achter Bonnies Boetiek, de winkel met tweedehands kinderkleding van Lena. Ze vindt het er heerlijk, ze doen alles samen in het huishouden en Bonnie slaapt altijd veilig bij haar moeder in bed. Oma en haar overgrootmoeder wonen in dezelfde straat en ze komen allen geregeld bij elkaar over de vloer. Bonnie groeit op in een vrouwenwereld en ze heeft geen enkele behoefte aan een vader.

Maar blijkbaar wel aan een denkbeeldig vriendinnetje: een meisje dat sprekend op haar lijkt en dat zo plotseling opduikt in haar leventje, dat ze er aanvankelijk erg van in de war raakt. Ze zegt dat ze Niemand heet en ze komt en gaat op de meest onverwachte momenten. Soms is ze er elke dag, dan weer tijden niet. Zolang Bonnie ergens over inzit of dingen niet begrijpt is Niemand in de buurt. Op den duur schrikt ze niet meer van Niemand, ze hoort er gewoon bij.

Door de ik-vorm van de vertelling zien we de wereld door de kinderogen van Bonnie. Wij vullen als volwassenen zelf in wat Bonnie niet begrijpt of ziet. Maar ook de uitspraken van haar denkbeeldige vriendinnetje Niemand komen via Bonnie bij de lezer. Bonnie lijkt een vrolijk naïef meisje, maar als Niemand op het toneel verschijnt verandert er iets. Niemand doorziet situaties eerder, stelt vragen aan Bonnie die haar wakker moeten schudden. Niemand verandert van een onschuldig vriendinnetje in een kleine onruststoker.

Dat wordt alleen maar erger, als er een man komt in het leven van haar moeder Lena. Het is een meester van de school van Bonnie. Ze mag hem graag, maar ze wil haar moeder niet met hem delen. Het duurt even voor ze begrijpt dat ze ruimte voor hem zal moeten maken, ook al gaan de volwassenen daar heel begripvol mee om. Prachtig hoe Diane Broeckhoven die tegenstrijdige gevoelens laat doorklinken in de woorden van Bonnie en van Niemand. Het is een weergave van het gevecht in het hoofd van het kind. Het is een ongelooflijk spannend gevecht. Heel langzaam wordt de toekomst met z'n drieën opgebouwd. Soms lijkt Bonnie er vrede mee te hebben, maar dan komt Niemand weer op de proppen met haar doemscenario's. Met angstige voorgevoelens sla je de laatste bladzijden om. Wie zal er winnen? En met welke gevolgen?

Diane Broeckhoven - Niemand heeft het gedaan. Antwerpen, Vrijdag, 2017. Pb., 135 pg., ISBN:978-94-6001-585-4.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

donderdag 19 oktober 2017

Sanneke van Hassel - Stille grond


Landa en Johannes, de twee hoofdpersonen uit de roman Stille grond van Sanneke van Hassel, lijken uit twee totaal verschillende werelden te komen. Zij woont met haar man Leon en pas geboren dochtertje Cato in het luxe appartementencomplex Domus Aurea en kijkt (letterlijk en figuurlijk) neer op de rommelige opvang voor kwetsbare mensen waar Johannes werkt: Smallenburg. Landa zou het liefst willen dat de opvang verdwijnt, zodat er een parkje met speelgelegenheid voor kinderen kan komen. Johannes is gehecht aan de plek en hoopt na vele verhuizingen nu eindelijk een plek gevonden te hebben voor zijn cliënten waar ze voor langere tijd kunnen blijven. Om ze nog meer zinvolle bezigheden te kunnen bieden, is hij een moestuin begonnen bij de opvang. Maar ook omdat het hem herinnert aan zijn jeugd in het landelijke Noord-Holland.

Landa is nog erg onzeker over haar moederschap. Ze heeft niemand om op terug te vallen. Haar man is druk met zijn werk, terwijl zij het hare kwijtgeraakt is door de crisis kort nadat ze vertelde dat ze zwanger was. Haar moeder is sinds het overlijden van Landa's vader snel achteruit gegaan, lijkt haar dochter niet meer te kennen en is niet geïnteresseerd in haar kleinkind. Aan haar twee vriendinnen heeft ze ook niets. Een nieuwe baan vinden blijkt niet zo gemakkelijk en al is ze blij met haar dochter, de invulling van haar dagen ervaart ze al snel als weinig zinvol. Zeker als Leon voor een goede oppas zorgt, zodat ze haar handen vrij heeft om te "netwerken" zoals hij zegt. Alleen... ze heeft helemaal geen netwerk. Cato en de oppas kunnen het prima vinden, Landa voelt zich steeds overbodiger als ze doelloos rondjes rijdt door Rotterdam of ergens in een café op haar laptop naar vacatures zoekt. Eigenlijk is het dan geen wonder meer dat ze zich met verbetenheid stort op haar idee van een parkje op de plek van de opvang Smallenburg. Ze is bereid daarvoor heel ver te gaan.

Johannes heeft ook niemand. Zijn ouders leven niet meer en zijn zus woont ver weg. Streng opgevoed in een religieus milieu door een hardhandige vader koos hij er al snel voor het huis te verlaten en een opleiding te volgen tot sociaal werker. Op veel plekken heeft hij gewerkt en meegemaakt dat de regels hoe om te gaan met kwetsbare mensen steeds veranderden. Hij verbaast hem, hij heeft zich er maar bij neergelegd, al kan hij niet wennen aan het idee dat er steeds minder begrip is voor de medemens die het om wat voor reden dan ook niet redt in de huidige samenleving Ook kan hij niet goed omgaan met de enorme bureaucratie, vergaderfrequentie en de politieke spelletjes die nodig zijn om de opvang in stand te houden. Tot aan fraude in zijn administratie toe.

Om en om krijgen Johannes en Landa het woord in de roman. Ze komen echter nauwelijks met elkaar in contact. En hoewel ze tegenstrijdige belangen hebben, hebben ze veel meer gemeen dan ze ooit zullen beseffen. Beiden hadden een liefdeloze jeugd met een tekort aan aandacht. Beiden hunkeren naar een zinvol bestaan, een ideaal om voor te vechten. Johannes begint uitgeblust te raken, Landa voelt zich overbodig en niet gezien.

Dat stille stukje grond daar beneden aan de flat wordt de inzet van een conflict, door Landa in gang gezet. In een parkje zal ze andere moeders spreken, kunnen buurtfeesten gehouden worden, zal ze eindelijk contacten opdoen. De buren in de flat, die nu nog zo afstandelijk zijn, zullen haar dankbaar zijn. Elk wissewasje grijpt ze aan om Smallenburg en haar bewoners in diskrediet te brengen. Op vergaderingen probeert Johannes zich te verdedigen. Het gaat haar niet snel genoeg. Ze besluit  een rechts-populistische partij in te schakelen en gaat uiteindelijk over tot een wel erg riskante actie.
Ook op Johannes begint de eenzaamheid te drukken. Hij koos het vak om mensen te redden, op het goede spoor te zetten, dat lukt nog nauwelijks. Maar dan verschijnt er ineens iemand bij de opvang die hem uit zijn moedeloosheid haalt. Ook zijn daden worden riskant.

Komt er een winnaar uit deze symbolische strijd? Niet echt, er zijn wel veel slachtoffers. Het leven van Landa of Johannes is er niet wezenlijk door veranderd. Een oprisping in beider bestaan, meer zal het uiteindelijk niet blijken te zijn.

Veel bewondering heb ik voor de uitwerking van de karakters van zowel de hoofd- als bijfiguren in deze roman. Levensechte mensen komen tevoorschijn door de opmerkingen die ze maken en de manier waarop ze zich gedragen. Ze hoeven nauwelijks meer beschreven te worden: je ziet ze meteen voor je: de bemoeizuchtige, egocentrische "vriendin" Cleo, de rechts-populistische Jos de Palm, Mama Martina, de warme kokkin van Smallenburg en vele anderen. Een bonte stoet. In een grote stad die neergezet wordt zoals ze is: lawaaiig, druk en overvol. En zo zal blijven, ook als Johannes en Landa vertrokken zijn en het stukje Stille grond een andere bestemming krijgt.

Sanneke van Hassel (Rotterdam, 1971) is tot nog toe vooral bekend als auteur van verhalenbundels. Ze beheerst dit genre dan ook zo goed dat ze er al meerdere prijzen mee in de wacht sleepte. Na haar debuut IJsregen (2005) verschenen Witte veder (2007), Ezels (2012) en Hier blijf ik (2014). Als enthousiast pleitbezorger van het korte verhaal stelde ze met Annelies Verbeke de bundel Naar de stad (2012) samen: een bloemlezing met hedendaagse korte verhalen uit de hele wereld. Stille grond is haar tweede roman. In 2010 verscheen haar eerste roman Nest (KLIK HIER).

Sanneke van Hassel - Stille grond. Amsterdam, Bezige Bij, 2017. Pb., 220 pg., isbn:978-90-234-5427-4.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

zondag 15 oktober 2017

Bettie Elias - De lege schommel

Azmi, een Syrische jongen van 11, moet samen met zijn zusje Rasha (4) en zijn ouders Aleppo ontvluchten. Een groot deel van de stad is platgebombardeerd, een nieuw offensief is aangekondigd en dat zal op hun wijk gericht zijn. Het afscheid van de grootouders en de rest van de familie is moeilijk en verdrietig. Te voet trekken ze door de bergen van Turkije naar de oever van de Middellandse Zee. Van daar brengen mensensmokkelaars hen met een gammele boot naar Italië. Uiteindelijk belanden ze in Brussel in een asielzoekerscentrum en moeten ze wachten op een verblijfsvergunning. Ondertussen leren ze de taal en Azmi gaat naar school. Hier zijn ze veilig, maar of dat ook echt zo voelt? 


Het perspectief van dit uitstekend gecomponeerde verhaal, ligt bij Azmi. Een must voor een dergelijk jeugdboek. Het stelt kinderen gemakkelijker in staat zich met de hoofdpersoon te vereenzelvigen en zich betrokken te voelen bij wat Azmi overkomt. En dat is niet niks!
Hoewel het verhaal chronologisch verteld wordt, lezen we in flash-backs ook over het leven van voor de vlucht. Hoe jongens van zijn leeftijd het ook allemaal wel spannend vinden en (in de ogen van volwassenen) gevaarlijke dingen doen. Hoe ze van de nood een deugd maken en zwemmen in het regenwater in de bomkraters die in de wijk een van de weinige mogelijkheden bieden om even plezier te hebben. Maar ook hoe ze geconfronteerd worden met dode mensen en immens verdriet en angst.

Het echte verhaal begint aan de oever van de Middellandse Zee. Azmi laat zich graag geruststellen door zijn ouders en speelt de grote broer voor zijn zusje, maar het ontgaat hem niet hoe zijn ouders zich groot proberen te houden. De dagenlange tocht over zee is beeldend beschreven: honger en dorst, storm en onweer, verzengende hitte, ruzie op een veel te kleine, gevaarlijke boot. Ook de opvang in Italië, waar ze niemand verstaan en opgesloten worden zonder te begrijpen waarom en wat er gaat gebeuren, maakt goed duidelijk wat het betekent voortdurend in onzekerheid te verkeren en je af te moeten vragen of het ooit nog goed komt. Terwijl teruggaan ook geen optie meer is: alle bezittingen zitten in enkele plastic tasjes, alles van waarde is verkocht om de smokkelaars te betalen en van het huis is niets meer over.

Eenmaal in Brussel in het asielzoekerscentrum zijn er weer andere problemen. Ze moeten een kleine kamer (6 bij 6 meter) delen met een jong echtpaar. Het valt niet mee, zo op elkaars lip te moeten leven. Azmi mag naar school, leert de taal en probeert nieuwe vrienden te maken. Dat is lastig. Hij heeft heimwee naar het Aleppo van voor de oorlog. Alles is zo anders, hij begrijpt de taal nog niet goed genoeg. Hij mist zijn beste vriend Roni. Niet elk kind is bereid hem een beetje te helpen. Hij heeft heel vaak zware hoofdpijn en nachtmerries. Daarvoor bezoekt hij de psychologe van het asielzoekerscentrum. Maar praten kan hij niet, hij tekent liever. Pas na maanden vertrouwt hij haar genoeg om zijn verhaal over Roni te delen. En dat omhelst heel wat meer dan het gemis van een vriend.

Langzaamaan raakt hij "ingeburgerd". In klas krijgt hij vrienden. Mede dankzij de meester tonen de andere kinderen belangstelling voor zijn verhaal en achtergrond. Ook in het asielzoekerscentrum maakt hij een nieuwe vriend: een jongen van zijn leeftijd die alleen de overtocht maakte, omdat zijn ouders geen geld genoeg hadden om het hele gezin te laten vertrekken. En die zijn familie ontzettend mist.
Na een jaar in onzekerheid  breekt de dag aan waarop ze te horen zullen krijgen of ze mogen blijven. Niet lang daarvoor maken ze nog de dramatische uitzetting mee van een Afghaan. Spanning tot de laatste bladzijde dus.

In dit jeugdboek weet Bettie Elias de gebeurtenissen die het leven van een vluchtelingenkind voor de rest van zijn leven zullen tekenen op een spannende en tegelijkertijd gevoelige manier te beschrijven. Het zal kinderen vanaf een jaar of tien geen enkele moeite kosten zich betrokken te voelen bij wat Azmi overkomt. Het boek geeft schrijnende details, maar is nergens echt gruwelijk. Het gaat niet alleen over afscheid nemen en vluchten, maar ook over vriendschap. Kinderen die zich realiseren dat dit niet zomaar een verhaal is, maar dat het allemaal in het echt ook zo gebeurt, zullen eerder bereid zijn hun klasgenootje uit een ander land de helpende hand toe te steken.

Bettie Elias (Hasselt, 1953) schreef al veel meer levensechte en boeiende verhalen voor kinderen, waarbij ze belangrijke thema's aankaart en waarmee ze al viermaal de Boekenwelp won en vijfmaal een bekroning kreeg van de Kinder- en Jeugdjury. Verschillende boeken werden vertaald naar het Duits, Engels, Frans en Deens.

Bettie Elias - De lege schommel. Antwerpen, Davidsfonds/Infodoc, 2017. Pb., 174 pg., isbn:978-90-5908-873-3.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

vrijdag 13 oktober 2017

Amanda Wood & Mike Jolley - Lang, lang geleden - ontdek de fout

Is geschiedenis te saai voor kinderen? Niet als ze er op een speelse manier kennis mee kunnen maken. Dat moet de drijfveer van Amanda Wood en Mike Jolley geweest zijn bij het samenstellen van een geschiedenispuzzelboek voor kinderen vanaf een jaar of tien. Een stevig gebonden boek in een mooi groot formaat (31 x 31 cm) met kleurige, fantasierijke illustraties van Frances Castle zal voor veel kinderen een leuke verrassing zijn.
Het boek behandelt 10 perioden en plekken op aarde: de Steentijd in Noord-Europa, het Oude Egypte, het Oude Griekenland, het Oude China, het Oude Rome, de Maya's in Centraal-Amerika, de Vikingen in Scandinavië,  Middeleeuwse ridders in Europa, de Mongols in India en de Piraten in de Caraïben. 

Over twee volle bladzijden staat eerst een kleurrijke tekening met heel veel details, op het eerste gezicht typerend voor de periode die besproken wordt. Maar let op: er staan ook zaken op die niet kloppen. Elke plaat bevat 20 fouten die niet allemaal even gemakkelijk te vinden zijn. Die dinosaurus tussen de Steentijdbewoners? En dat bakstenen huis tussen de hutten? Die zullen de meeste kinderen al snel ontdekken. Maar de kippen? En die ladder? Wie alles gevonden denkt te hebben, kan op de volgende twee bladzijden kijken of het juist is. Daar staat de plaat verkleind nogmaals afgebeeld, met cijfers bij de fouten. En in de tekst wordt bij elke fout een uitleg gegeven. Zelfs als je alle fouten ontdekt, leer je ook daar nog iets uit. In een apart kader worden de kenmerken van het leven in de betreffende periode nog eens op een rijtje gezet.

Door de mooie platen en de soms grappige fouten is het leuk om met het boek bezig te zijn. Ook de details die wel op waarheid berusten, spreken aan en nodigen de meest leergierige kinderen uit er meer over op te zoeken en te lezen. Enige basiskennis van de geschiedenis is wel nodig om er optimaal van te kunnen genieten. Dat zal in de bovenbouw van de basisschool doorgaans het geval zijn. De tekst is (mede dankzij een goede vertaling van Ed Franck) voor die doelgroep prettig leesbaar. Daarmee is het boek een aanrader voor wie geschiedenis saai dacht te vinden èn voor wie juist erg in geschiedenis geïnteresseerd is!

Amanda Wood & Mike Jolley - Lang, lang geleden: ontdek de fout. Antwerpen, Davidsfonds/Infodoc, 2017. Geb., 56 pg., ills. van Frances Castle, vert. door  Ed Franck, ISBN: 978-90-5908-880-1.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

dinsdag 10 oktober 2017

Valerie Eyckmans - Het belang van schoon ondergoed

Vermoedelijk ben ik niet de enige die bij het lezen van de titel van deze roman moet glimlachen. Het brengt me terug naar mijn jeugd. Mijn moeder was er stellig in: "Er kan altijd iets gebeuren waardoor je onverhoopt in het ziekenhuis belandt." Het allerergste wat je in zo'n geval kan overkomen is blijkbaar dat je dan geen schoon ondergoed aan hebt. 
Ook hoofdpersoon Sam in Valerie Eyckmans roman belandt onverwachts in het ziekenhuis. Hij is van een bierfiets gevallen. In het ziekenhuis ontmoet hij Missy, met haar 18 jaar maar een paar jaar jonger dan Sam. Ze heeft kanker. Ze zoeken elkaar geregeld op in het cafetaria van het ziekenhuis. Missy is dol op het maken van lijstjes. Ze draagt haar ziekte vrolijk en houdt van gekke, spontane acties. Maar Missy gaat het niet redden, dat wordt al snel duidelijk in het verhaal. Wat ze Sam nalaat is onder andere haar bizarre bucketlist.  Nu Missy dat niet meer kan, besluit Sam die in haar plaats af te werken.

Toen ik deze samenvatting van de inhoud las, verwachtte ik, in combinatie met de titel, eigenlijk iets luchtigs. Ondanks de ziekte en het overlijden van Missy. Niets bleek minder waar. Weliswaar zitten er humoristische scenes in het verhaal, maar met elk hoofdstuk ontdek je meer van wat er onder de oppervlakte leeft bij Sam en leefde bij Missy. En dat is niet mis, ook al duurt het een heel boek voor Sam dat zelf begint te begrijpen. Hoewel Sam degene is uit wiens perspectief we naar de anderen, ook Missy, kijken, is hij het uiteindelijk die de echte Missy voor ons ontdekt.

De hoofdstukken wisselen af tussen toen en nu, maar worden binnen de reeks chronologisch verteld. In de ene reeks lezen over hun ontmoeting en het verloop van hun relatie tot na het overlijden van Missy. In de andere reeks is Sam via de bucketlist van Missy in Malawi belandt en beleeft daar niet alleen een spannend avontuur, maar wordt ook steeds meer met zichzelf geconfronteerd. Via flashbacks krijgen we de nodige informatie over de gebeurtenissen die het leven van Sam tot dan toe gekleurd hebben. En de eerste aanwijzingen waarom hij doel nog zin in het leven kan vinden. Missy lijkt juist te genieten van haar leven, hoe kort dat ook nog mag duren. Ze vecht vrolijk tegen haar kanker. Twee tegenpolen lijken het, maar dat is de oppervlakte. Ze zoeken beiden naar een houvast en denken dat bij de ander te vinden. Aangrijpend is het proces waar je je als lezer steeds meer bij betrokken voelt, zeker als Missy besluit het vechten op te geven en Sam niet in staat blijkt daar mee om te gaan.

In feite zijn er twee spanningsbogen die in het laatste hoofdstuk bij elkaar komen. Het avontuur in Malawi is van een heel andere orde. Het draait om vrijwilligerswerk op een dorpsschool en het helpen beschermen van een wildreservaat, dat bedreigd wordt door een op geldbeluste reisleider die Amerikanen strikt om er leeuwen te komen schieten. Maar Sams persoonlijke groei gaat door tijdens dit spannende intermezzo, dat je even in staat lijkt te stellen een adempauze te nemen van de zwaarte van het persoonlijke verhaal. De verwerking van het overlijden van Missy, de erkenning van zijn tekortschieten en het begrijpen van de redenen worden hem (en ons voor zover we het al dan niet dachten te zien) gaandeweg duidelijk. 

Een ontroerend verhaal waar je geregeld even stil van wordt. Maar ook met humor, in de acties van Missy, in de beschrijving van de andere hoofdpersonen: Missy ouders een soort van hippies, die van Sam uitermate burgerlijk. Maar ook hier: onder de oppervlakte zijn we allemaal mensen met een eigen verhaal. Dat door sommigen wordt herkend en dat dan verbinden kan. De beide moeders vinden troost bij elkaar, omdat ze beiden een kind verloren. Niet alleen Missy stierf veel te jong, ook Sams broer Gabriël. Juist die diepere laag maakt dit tot een waardevol boek, zowel voor volwassenen als voor Young Adult.

Valerie Eyckmans (1977) schreef jarenlang columns en reportages voor tal van tijdschriften. Ze debuteerde in 2013 met de roman Verloren Maandag, genomineerd voor de Bronzen Uil. Een jaar later volgde De dierbaren.

Valerie Eyckmans - Het belang van schoon ondergoed. Antwerpen, Uitgeverij Vrijdag, 2017. Pb., 190 pg., ISBN: 978-94-6001-563-2.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

zondag 8 oktober 2017

Rinus Spruit - Broeder, schrijf toch eens!

Rinus Spruit (Nieuwdorp, 1946) is een laatbloeier. In 2008 verschijnt ter gelegenheid van de Week van het Zeeuwse boek zijn debuut als Zeeuws boekenweekgeschenk onder de titel: Zwieg stille. In 2009 herdrukt Cossee het boek met als titel De rietdekker, een familiegeschiedenis. Rinus Spruit schetst met gevoel het harde bestaan van zijn rietdekkersfamilie in het begin van de vorige eeuw. Maar het is meer dan een deels autobiografisch verhaal. Het is daarnaast een roman over een vader en zijn zoon. De oude rietdekker vertelt, zijn zoon schrijft het op. En blijft doorschrijven tot na zijn vaders dood. Het boek blijkt een succes, wordt vertaald en als toneelstuk bewerkt. Zijn tweede roman  Een dag om aan de balk te spijkeren (2013) (KLIK HIER) wordt eveneens goed ontvangen. Ook dit boek is in ruime mate autobiografisch, maar hier ligt de focus meer op het leven van de auteur zelf leven dan op dat van de vader.

Tijdens de Week van het Zeeuwse boek worden drie prijzen uitgereikt: een Juryprijs, een Publieksprijs en de Prijs van de Zeeuwse boekhandels. Zeeuwse schrijvers en/of boeken over Zeeuwse onderwerpen komen ervoor in aanmerking. In 2013 ontvangt Rinus Spruit de Prijs van de boekhandels voor zijn oeuvre dat op dat moment slechts uit deze twee boeken bestaat.

En nu is er van deze laatbloeier opnieuw een boek verschenen: Broeder, schrijf toch eens! Weer een romàn, zoals hij zelf benadrukt: grotendeels gebaseerd op zijn eigen leven, maar met kleine dichterlijke vrijheden. En weer over de verhouding tussen vader en zoon. Maar het is zeker geen herhaling van zetten. De toon is anders, de stijl en structuur wijken af van zijn vorige boeken en, het voornaamste, het thema vader-zoon is heel anders ingevuld.

Na de dood van zijn beide ouders besluit Rinus Spruit naar zijn ouderlijke woning te verhuizen. Juist de afwezigheid van de ouders maakt het gemis groter en de herinneringen aan vroeger helderder. Nu hij zelf ouder begint te worden, begrijpt hij dat hij zijn vader tekort gedaan heeft, hem niet altijd op waarde heeft geschat en vaak geringschattend over hem heeft gedacht. Dat doet pijn, want er is geen kans meer dat goed te maken. 

"Is het de leeftijd, die behoefte me te verdiepen in het leven van mijn vader en voorvaderen? Die drang meer te weten over mijn afkomst en geboortegrond? Of is het, nu mijn vader en moeder dood zijn, het besef van eindigheid? De wetenschap dat ik de eerstvolgende ben?" 

De toon is niet alleen melancholisch en de herinneringen niet alleen maar treurig. Zijn genoteerde gedachten zijn evenzo vaak nuchtere constateringen of filosofische afwegingen. Er gebeurt heel wat van binnen als hij stil achter het raam over de velden kijkt, het huisje ziet waar zijn grootouders woonden en de wisseling van de seizoenen en de rijping van de gewassen op de velden volgt. In het boek tollen de onderwerpen en de manier waarop ze aan de lezer gepresenteerd worden door elkaar: dagboeknotities van hemzelf, losse gedachten, het werkboekje van zijn vader, opkomende herinneringen aan zijn jeugd, vragen die hij zich stelt over verre familieleden: zijn overgrootouders, de geëmigreerde zussen van zijn opa. Op zolder vindt hij in een kist nog veel meer documenten, o.a. brieven van deze zussen. Ook die krijgen een plek in het boek.

Het lijkt een chaotisch geheel, maar gaat het niet vaak zo met herinneringen? Geeft het niet tevens aan hoe verwarrend het is om er door bestormd te worden door in dit huis te verblijven? Niet te weten hoe om te gaan met het besef van nooit meer iets te kunnen vragen of goed te maken?

De brieven van de zusters van zijn opa vanuit Amerika maken duidelijk hoe pijnlijk het is om op je oude dag te beseffen dat je elkaar nooit meer zult zien. Hoe ze hun broer missen. "Broeder, schrijf toch eens!" komt geregeld voor in hun brieven. Van de derde zus die naar Antwerpen vluchtte, achterhaalt hij weinig, maar hij besluit, op aanraden van een goede vriendin, er zelf een verhaal van de maken. Daarmee eindigt het eerste deel van het boek.

Is het tweede deel positiever, meer op de toekomst gericht? Nauwelijks. Hij heeft een afspraak via een contactadvertentie die hem totaal niet brengt wat hij hoopte. De herinneringen blijven terugkomen. En zijn eigen gezondheid begint ook problemen te geven.

"Ik ben niet met mijn dode vader bezig maar met mijn levende. Behoefte hem te helpen, zijn leven te leven, hem te behoeden voor onheil, zijn gids te zijn. Zijn leven lichter maken. Maar dat kan niet meer en dat hoeft niet meer. Hij heeft zijn leven al geleefd. Ik zou hem terug willen zien en word wanhopig omdat dat niet meer kan."

Als de dokter hem vertelt dat zijn ogen hem binnen afzienbare tijd in de steek zullen laten, begrijpt hij dat hij moet nadenken over verhuizen. Hij woont te afgelegen. Maar alleen al het nadenken daarover levert zoveel stress op dat hij het wegschuift. Het resulteert in maagklachten, maar ook in een ontmoeting die hem doet opleven. Is er toch nog hoop op een lichtere toekomst?

Als een auteur nadrukkelijk aangeeft dat zijn boek nogal autobiografisch is, met hier en daar wat wijzigingen om er een roman van te maken, ga je je onwillekeurig toch afvragen: welke zijn dat dan? Een heel groot deel van het verhaal komt zo authentiek over, dat ik hoop dat hij snel zal besluiten te verhuizen. Niet per se vanwege de gezondheid (een dichterlijke vrijheid hoop ik), maar vanwege de somberheid die hem in het huis van zijn ouders zo beklemt. Zijn contactadvertentievriendin (ook een dichterlijke vrijheid?) zegt daar rake dingen over. 

"Het leven dient vooruit geleefd, maar kan slechts achteruit begrepen worden", zeg ik, "dat heb ik niet van mezelf, hoor, dat is een uitspraak van Kierkegaard." "Dat is het nou juist," zegt ze fel, "jij leeft achteruit! Jij leeft de verkeerde kant op!". 

Het is geen vrolijk boek, het is vaak melancholisch en beklemmend. Maar het is allemaal zo mooi opgeschreven. Met prachtige sfeertekeningen, diepzinnige overwegingen en hele nuchtere en rake constateringen. Als hij in het trouwboekje van zijn grootouders de doorgestreepte namen van twee van hun overleden kinderen ziet, schrijft hij:

"Levens doorgestreept of het om een correctie van een proefwerk gaat. Ik zie het voor me: opa, die naar het gemeentehuis sloft met het trouwboekje in zijn hand om het overlijden van zijn drie weken oude dochtertje aan te geven. Een ambtenaar met een brilletje pakt een pen en een liniaaltje en streept met een keurige rechte lijn het leven door. Levens doorstrepen, hij doet de hele dag niets anders."

Een herinnering hoe hij zich nestelt in de voorraad riet van zijn vader bij het schuurtje van zijn opoe:

"Ik zat daar veilig in het riet en voelde me beschermd. Nu, later, jaren later,  stel ik vast dat dit een toestand van geluk was. Denkt een kind van acht erover na of hij gelukkig is?"

Het harde leven van zijn eenvoudige (voor)ouders, de herinneringen aan een gelukkig jeugd, de mijmeringen achter het raam, het genieten van de natuur rondom zijn huis en ja, ook de sombere gedachten: ze horen er allemaal bij. Samen maken ze dit boek tot een waardige opvolger van de vorige twee.

Rinus Spruit - Broeder, schrijf toch eens! Amsterdam, Cossee, 2017. Pb., 156 pg., isbn:978-90-5936-733-3.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

donderdag 5 oktober 2017

Diane Broeckhoven - De Poppendokter

Hendrik Roest (10) en zijn Joodse bovenbuurmeisje Esther Levine (7) spelen argeloos in de beschutte binnentuin van hun Amsterdamse grachtenhuis. Dat het oorlog is, gaat aan de kinderen volledig voorbij. Pas later zullen ze de signalen herkennen die wel degelijk aanwezig waren, maar die ze toen niet begrepen. Ze spelen vaak "huishoudinkje", met de pop Trui als hun kind. Als Esther op een dag in 1942 snel naar binnen geroepen wordt, blijft Hendrik verbaasd achter met de pop. Het zal een leven lang duren voor de pop hen weer bij elkaar brengt.

Samengevat lijkt het een simpel verhaaltje. Maar de uitwerking ervan door Diane Broeckhoven is bijzonder: spannend en ontroerend tegelijk. Het legt bloot hoe de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog nog generaties lang kunnen doorwerken. In dit boek gaat de meeste aandacht uit naar de Jodenvervolging en de nasleep daarvan. Niet met de nadruk op de gruwelijke gebeurtenissen, maar op het menselijk handelen naar aanleiding daarvan. Wie speelde welke rol bij het oppakken van Esthers familie, wat doet het met een kind dat plotseling van huis weg moet, heimwee heeft ook al wordt er goed voor haar gezorgd en dat terugkomt bij een moeder die getraumatiseerd is?

In korte hoofdstukken wisselt Diane Broeckhoven "Toen" en "Nu" af. Afwisselend lezen we over het verloop van het leven van Esther en dat van Hendrik. Daarbij wordt de schrijfstijl in de "Toen" hoofdstukken aangepast aan de leeftijd en de levenservaring van de beschreven persoon op het moment van handeling. Dat maakt dat je je als lezer betrokken gaat voelen bij het lot van het tweetal. Terwijl jij, als volwassene wel begrijpt of vermoedt wat er speelt.

"Ze sperde haar ogen wijd open van ongeloof. Ze zocht steun bij haar moeder, die nog steeds als bevroren aan de overkant van de tafel stond. "Maar mama, ik ken deze mevrouw niet en oom Gerrit al helemaal niet. Ik wil niet logeren bij mensen die ik niet ken. Ik wil het niet..." Ruth legde haar hand op haar keel, alsof ze de schreeuw die zich daar schuil hield, wilde tegenhouden. Ze opende haar mond, maar er kwam geen geluid uit. Esther trachtte zich los te wringen uit haar vaders armen, maar het lukt niet. Zelfs niet met kietelen. Ze was plots woedend op hem. "Het is voor je eigen veiligheid, meisje. Het moet." zei hij. "We zien elkaar gauw weer. Ik beloof het je."

Eigenlijk is hier sprake van een Romeo en Julia verhaal in een modern jasje. De beide families zien de vriendschap tussen tussen de kinderen niet zitten, omdat ze wantrouwend en afwijzend tegenover elkaar staan. Esther duikt onder, Hendrik verhuist. Maar de pop neemt hij steeds mee, in de hoop die ooit terug te kunnen geven aan Esther. Rond hun dertigste komen ze elkaar bij toeval tegen, willen de jeugdvriendschap voortzetten, maar door pech en de tegenwerking van de beide moeders verliezen ze elkaar weer uit het oog. Ondertussen zijn ze ervan overtuigd dat de ander geen belangstelling meer heeft. 
Het leven gaat verder en het zal nog heel lang duren voor ze elkaar weer ontmoeten. Hendrik heeft zo langzamerhand zijn vermoedens over de rol van zijn ouders destijds, Esther ontdekt die van haar moeder kort na haar overlijden. Ze zijn er boos en verdrietig over. Het had allemaal zo anders kunnen zijn. Beiden proberen te begrijpen wat hun ouders bewogen heeft. En niet te oordelen, al is dat erg moeilijk. Het is nu eenmaal zoals het is. En al zijn ze inmiddels oude mensen, het laatste hoofdstuk heet toch "Nu - Laatste kans". Of die er nog is? Dat mag de lezer zelf uitmaken.

Diane Broeckhoven (Antwerpen, 1946) woonde vanaf 1970 30 jaar in Nederland. In 2000 keert ze terug naar haar geboortestad. Er staan dan al meer 20 jeugdboeken op haar naam. Die leveren haar meermaals literaire prijzen op, waaronder twee Boekenleeuwen. Ze schrijft voor de jeugd op een indringende manier over taboedoorbrekende onderwerpen. In 1998 schrijft ze haar eerste roman voor volwassenen: De buitenkant van Meneer Jules (KLIK HIER). Het boek zorgt voor een internationale doorbraak (vertaald in 16 landen). Het vervolg op dit ontroerende verhaal is Reiskoorts (KLIK HIER).

In haar romans weet Diane Broeckhoven met een scherp inlevingsvermogen grote levensthema's te vatten in een uiterst toegankelijk verhaal, waarbij problematische relaties vaak aan de basis ervan liggen. Ze is een meester in het oproepen van sferen, in een subtiele en trefzekere taal. De hoofdrol is niet zelden voor ouderen of voor een volwassen kind dat terugkijkt naar de verhouding met zijn/haar inmiddels bejaarde ouder.

Diane Broeckhoven - De Poppendokter. Antwerpen, Vrijdag, 2014. 128 pg., ISBN:978-94-6001-280-8.

© Jannie Trouwborst, oktober 2017.

Deze recensie verscheen het eerst op Mijn Boekenkast.