woensdag 1 oktober 2008

Yvon Muskita en Frans Lopulalan: Twee verhalen over het lot van de Zuid-Molukse gemeenschap in Nederland


Oktober 2008 – Waardering: Yvon Muskita – Snijden & stikken: 8,0 / Frans Lopulalan – Onder de sneeuw een Indisch graf – 7,0.

Het debuut van Yvon Muskita (1958): Snijden en stikken, het leven van kleermaker Boeng verscheen in 2008, het debuut van Frans Lopulalan (1953): Onder de sneeuw een Indisch graf in 1985. Deze auteurs behoren beiden tot de tweede generatie Zuid-Molukkers in Nederland  en hebben elk op een geheel eigen wijze uitdrukking gegeven aan hun betrokkenheid bij het lot van hun landgenoten. Naar mijn mening vullen de boeken elkaar goed aan. Yvon Muskita draagt meer feiten aan, terwijl Frans Lopulalan de beleefde emoties meer ruimte geeft. Maar juist de kennis van de feiten maakt het invoelen van deze emoties mogelijk.
Hoewel er de laatste tijd meer boeken verschijnen waarin de Zuid-Molukse gemeenschap een rol speelt, zijn romans zoals die van Yvon Muskita nog zeldzaam. Het boek van Frans Lopulalan bevat twee autobiografische verhalen en is daarmee misschien wel de aanzet geweest tot een nog steeds aanzwellende stroom van boeken met herinneringen aan bepaalde Molukse woonoorden of wijken. Zijn persoonlijke verhaal heeft echter een literaire kwaliteit die het uittilt boven de “gewone” woonoorduitgaven. Het was daarmee het eerste literaire proza dat door een Molukse schrijver in het Nederlands werd gepubliceerd.
Bij het zoeken naar andere Molukse auteurs kwam ik nog de naam Herman Keppy (http://hermankeppy.com/) (1960) tegen, die met Tussen Ambon en Amsterdam: historische roman (2004) volgens een recensie niet alleen : “Een belangrijke toevoeging aan het historisch besef binnen de Molukse gemeenschap” geschreven heeft, maar tevens “Een prachtboek”.  Ook dat wil ik graag nog eens lezen, maar de invalshoek is toch iets anders dan die van de boeken van Lopulalan en Muskita. Daarom allereerst hier nu een leesverslag van hun debuten.
                                                                                                         
Frans Lopulalan is in 1953 geboren in Woerden, in woonoord Singel, of zoals het toen genoemd werd: Ambonezenkamp. Zijn vader, die sergeant was in het KNIL-leger, en moeder waren geboren in Porto op het eiland Saparua en zagen zich gedwongen een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland. Hij heeft een oudere broer, Bert. Zijn zusje is vlak voor zijn geboorte overleden (en in Woerden begraven) en ook vòòr het vertrek naar Nederland hebben zijn ouders kinderen verloren. In 1961 verhuist het gezin naar Leerdam, waar een aparte Molukse wijk gebouwd is. Aan de universiteit van Utrecht studeerde hij andragologie en filosofie, maar hij verkoos de literatuur boven een wetenschappelijke loopbaan. In 1994 verscheen “Dakloze herinneringen”, een bundeling van her en der verschenen teksten, die als vervolg op “Onder de sneeuw een Indisch graf” gelezen kunnen worden. Nog geregeld schrijft hij columns voor allerlei Indisch georiënteerde tijdschriften. Er zijn echter geen nieuwe boeken meer verschenen.

“Zijn in 1985 verschenen debuut is in veel opzichten een opmerkelijk boek. Het vertoont weinig tot geen verwantschap met de zogenaamde Nederlands-Indische letterkunde: noch met de werken van Nederlanders die op de Molukken verbleven (Maria Dermoût, Beb Vuyck, Augusta de Wit), noch met de boeken van tweede generatie Indische Nederlanders (bv. Marion Bloem en Ernst Jansz). Voor een deel valt dat te verklaren uit het bizarre lot van de Molukkers in Nederland, voor een ander deel uit de unieke persoonlijkheid en het weerbarstige talent van Frans Lopulalan.” (Bulkboek nr. 231, Guus Houtzager).
                                                                                           
In “Onder de sneeuw een Indisch graf” staan twee verhalen: De barak en De veertigste dag. Het eerste verhaal begint een paar weken voor de verhuizing van het voor hem zo vertrouwde kamp in Woerden naar een woonoord in Leerdam. Het bestaat voornamelijk uit herinneringen aan zijn jeugd, beschrijvingen van de dagelijkse gang van zaken in het kamp en van enkele bijzondere gebeurtenissen Het tweede verhaal speelt een aantal jaren later: de broers wonen al zelfstandig elders en de ouders zijn op leeftijd en wonen nog steeds in de Molukse wijk in Leerdam. Als zijn vader overleden is, gaat Frans op de veertigste dag naar Woerden: “Veertig dagen lang zwierf zijn geest door de wereld om afscheid te nemen van de mensen en dingen waarmee hij geleefd had. In die periode had ik soms urenlange gesprekken met hem gevoerd, ’s nachts als ik voelde dat hij dichtbij was, als de lucht op straat naar hem rook of als het geluid van mijn voetstappen aan zijn marcherende tred deed denken. Op deze veertigste dag had ik besloten om nog eenmaal terug te gaan naar Woerden, waar hij mij verwekt heeft in het Ambonezenkamp aan de Burgemeester van Kempensingel”. Meer herinneringen volgen, vooral van de laatste jaren: twee oude mensen die vol heimwee terug verlangen naar hun geboortegrond, maar vinden dat ze niet meer terug kunnen gaan, nu hun kinderen (en binnenkort hun kleinkind) hier in Nederland wonen.
Wat in beide verhalen opvalt, is de liefde en tederheid waarmee de ouders beschreven worden, ondanks de ferme opvoeding die Frans gehad heeft: er is een warme, hechte onderlinge band. En tegelijkertijd de onderdrukte woede om wat deze mensen is aangedaan: soms geuit, soms tussen de regels door. De eerste generatie had nog de hoop op terugkeer, maar toen dat valse hoop bleek en de toekomst uitzichtloos werd, wist ze nauwelijks hoe zich te verweren. Van de tweede generatie verwachtte Nederland dat ze zich aan zou passen en zou integreren. Maar er was te weinig oog voor de woede om de discriminatie waar ze al sinds hun jeugd mee te maken hadden en het verdriet dat ze voelden over de wanhoop van hun ouders. Frans Lopulalan verwoordt in beide verhalen deze zaken treffend. En ook al rechtvaardigen deze gevoelens geen gewelddadige acties, het maakt wel duidelijker hoe het uiteindelijk zo ver heeft kunnen komen.
                                                                    
Onder de sneeuw een Indisch graf / door Frans Lopulalan. - Haarlem : In de Knipscheer, 1985. - 165 p. ISBN 9062651844
                                                                 

Yvon Muskita  is in 1958 geboren in het Ambonezenkamp in Venray. Al jong verliet ze het kamp en groeide op bij een Hollands pleeggezin. Ze is er van overtuigd, dat ze daardoor in staat geweest is de lerarenopleiding te volgen en de Rijksacademie voor beeldende kunst in Amsterdam en geleerd heeft voor zichzelf op te komen. Nu woont ze met haar man in Den Haag, naast het pand waar ooit de Badan Persatuan (de Molukse belangenorganisatie) zetelde.
                                                                            
Snijden & stikken is dus voor Yvon Muskita geen terugkeer naar haar eigen jeugd, maar een bewuste verdieping in het leven van Molukse Nederlanders. Veel wist ze niet, want toen in 1950 de RMS werd uitgeroepen zou het nog acht jaar duren voordat zij werd geboren. ,,Maar ik denk dat je als kind toch veel ziet en voelt wat je onbewust in je mee blijft dragen. Daardoor herken je dingen, je weet dat er iets aan de hand was, maar niet wát precies. In de Molukse wereld werd altijd heel erg gezwegen. Er heerst nóg een gevoel van machteloosheid. Ze kunnen zich slecht uiten.’’ Juist omdat de geweldadige acties als een eeuwig brandmerk boven de Molukkers hangen, spelen ze in het boek van Muskita nauwelijks een rol. De Molukse kleermaker Boeng vertelt de rest van het verhaal, dat vaak nog (deels) onbekend is of vergeten. En dat toch belangrijk genoeg is om verteld te worden: hoe het de gewone Molukkers vergaan is, vanaf hun vertrek uit Indonesië tot aan die dramatische gebeurtenis in Drenthe. En dat doet ze in een nuchtere, soms laconieke stijl. De emotionele ondertoon van Frans Lopulalan zul je in dit boek niet aantreffen, maar dat wil niet zeggen, dat het verhaal “vlak” verteld wordt, zoals wel beweerd wordt. Ze houdt je hardhandig bij de les. Dromen en verwachtingen worden zo onverwacht tegenover de harde realiteit gezet, dat het soms voelt als een stomp in je maag.Voorbeeld: “Oom glom in zijn militaire tenue, alle mannen kregen in Port Said een nieuw uniform. Hij die de koningin eeuwen diende speculeerde opgewonden over de grootse dingen die hij straks bij de Landmacht ging verrichten. Vol vertrouwen sprak hij over zijn Juliana die hem in Rotterdam zou verwelkomen”. Het volgende hoofdstuk begint met: “Op de winderige kade stond een delegatie ambtenaren. De kinderen kregen lolly’s; Oom Empeng en de andere militairen werd het ontslag uit het leger voorgelezen.” De titel is goed gekozen: Snijden & stikken. Dat is natuurlijk wat een kleermaker doet. Maar het is ook wat het Nederlandse bewind met de Molukkers heeft gedaan: ze losgesneden van hun wortels en vervolgens laten stikken.
Het is duidelijk dat Yvon Muskita zich uitgebreid verdiept heeft in de literatuur en verhalen over en van Molukkers in Nederland. (Tot en met het bezetten van een eilandje in de Hofvijver in februari 2008). Die feiten en verhalen heeft ze samengesmeed tot een voor niet-Molukkers zeer leesbaar (en naar ik aanneem voor Molukkers zeer herkenbaar) verhaal. Maar omdat je al lezende beseft, dat de feiten in deze roman op een wrange en trieste waarheid berusten, kan het haast niet anders of je wordt er door geraakt. Stond bij de treinkaping de verontwaardiging voorop, na het lezen van het verhaal van kleermaker Boeng zijn dat het mededogen en schaamte over zoveel onbegrip en onwetendheid. In onze geschiedenisboekjes werd het verhaal ons toch enigszins anders verteld. Toch is het absoluut geen slachtofferig boek geworden en ook aan zelfkritiek ontbreekt het niet. Het taalgebruik, de karaktertekening van de hoofdfiguren, de sfeertekening: alles vraagt er om het boek meer dan een keer te lezen. Voor mij hoort het zeker bij de kanshebbers voor de longlist voor de Debutantenprijs 2008/2009. Eind oktober zullen we het weten….
                                                                        
Snijden & stikken / Yvon Muskita. - 1e uitg.. - Haarlem : In de Knipscheer, 2008. - 168 p. ISBN 978-90-6265-592-2.
                                                                     
Voor wie het net als mij vergaat na het lezen van beide boeken en wie dus meer wil weten over de achtergronden en hoe het nu verder moet en gaat met de derde generatie kan ik nog de volgende boeken aanraden:
                                                               
1. In Nederland gebleven : de geschiedenis van Molukkers 1951-2006 / Henk Smeets, Fridus Steijlen. - Amsterdam [etc.] : Bakker [etc.], 2006. - 468 p. ; 23 cm. - Bevat informatie over Zuid-Molukkers in Zeeland . - Met lit.opg., reg. ISBN 90-351-3098-7   . - ISBN 978-90-351-3098-2.
                                                               
2. Molukse jongeren in Nederland : integratie met de rem erop / J. Veenman. - Assen : Van Gorcum, 2001. - VIII, 166 p. : tab. ; 24 cm. - Met lit. opg. ISBN 9023237064 .
                                                              
3. Op zoek naar een eigen plek : een geschiedenis van Molukkers in Nederland / Magdaleen Kingmans, Xaf Lasomer, Jaap Tuit. - Utrecht : Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers, 1997. - 82 p. : ill., krt. ; 28 cm. - Met lit. opg. ISBN 9073388732.
                                                                                
4. Molukkers in Nederland : "Wij kwamen hier op dienstbevel..." : kampverhalen uit Lage Mierde / Sylvia Pessireron. - Zwolle : Waanders, cop. 2003. - 96 p. : ill. ; 28 cm. - Uitg. in samenw. met het Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem.          ISBN 90-400-8892-6.
Dit boekje in groot formaat is gepubliceerd naar aanleiding van het overbrengen van de beheerderswoning in oktober 2003 uit het woonoord Lage Mierde naar het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem als blijvende herinnering aan de eerste jaren van de Molukkers in Nederland. Het boekje behandelt de geschiedenis chronologisch, toegespitst op het woonoord Lage Mierde: de relatie van de Molukkers met het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, de aankomst en opvang in Nederland, het dagelijkse leven in het kamp, het kampbeheer en tenslotte de Molukse jongeren en het RMS-ideaal. Het wordt afgewisseld door kaderteksten met persoonlijke impressies van het kampleven van een aantal betrokken Molukkers en Nederlanders.
                                                                 
Internetsites:
http://www.nationaalarchief.nl/aankomst De aankomst: Molukkers naar Nederland: Inleiding en veel achtergrondinformatie.
http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/collecties/molukse_geschiedenis_en_cultuur_in_beeld Molukse geschiedenis en cultuur in beeld: fotoarchief, ook de woonoorden bv.
http://www.museum-maluku.nl   Het Moluks Museum in Utrecht
http://www.lsem.nl Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. Hier ook een boekwinkel met veel boeken over en van Molukkers.
http://www.petergoudswaard.nl/vrouwenwestkapelle2006.htm Over het theaterstuk De vrouwen van Westkapelle tijdens het Nazomerfestival van 2006, gespeeld op locatie: het nog bestaande, maar vervallen Kamp Westkapelle. Met recensies en bezoekersreacties.

© JannieTr, oktober 2008.

vrijdag 15 augustus 2008

Tania Heimans – Hemelsleutels


Augustus 2008 - Waardering: 7,5
                               
Over de auteur:
 
Tania Heimans werd in 1969 geboren in Rotterdam. Ze is historica en maakt theatervoorstellingen. Heimans won meerdere verhalenwedstrijden en publiceerde in literaire tijdschriften. Zij liet zich voor "Hemelsleutels" inspireren door haar eigen jeugd in Rotterdam. Voor o.a. haar biografie, klik HIER .
                         
Korte beschrijving:
 
Linde is een jong meisje met een levendige fantasie en een verantwoordelijkheidsgevoel dat groter is dan ze kan dragen. Ze woont met haar ouders in Rotterdam, op de bovenverdieping van het huis van haar oma (van vaderszijde). Wanneer haar moeder de dood vindt tussen de hemelsleutels, gaat Linde op zoek naar antwoorden. Waarom vond haar moeder het leven zo zwaar dat ze van het balkon is gesprongen? En in hoeverre is Linde schuldig aan de dood van haar moeder? Haar vader en haar grootouders (van moederszijde) kunnen haar niet helpen deze vragen te beantwoorden. Zij hebben Linde juist nodig om hun verdriet te verwerken. Uiteindelijk trekt Linde haar eigen, schokkende conclusies. Conclusies die haar dwingen zich te richten tot het enige familielid dat niemand nodig lijkt te hebben: haar dementerende oma (van vaderszijde). In de verwarrende wereld van deze oude vrouw kan Linde zich verschuilen voor de harde realiteit. (Flaptekst)
                                       
Leesverslag:

Bijzonder aan dit boek is het perspectief dat Tania Heimans gekozen heeft: we zien de wereld en de gebeurtenissen door de ogen van Linde, aanvankelijk 7, later 8 en tenslotte 9 jaar (steeds rond haar verjaardag). Dat maakt het dieptrieste en rauwe verhaal luchtiger, vertederend en soms zelfs geestig. Al is de humor soms wat geforceerd, als het kind bepaalde uitdrukkingen te letterlijk opvat.
De veerkracht, het verantwoordelijkheidsgevoel en het naïeve vertrouwen van het kind vormen een schrijnend contrast met het zelfmedelijden en het egoïsme van de mensen die er voor haar zouden moeten zijn: haar vader en haar grootouders. Ze is er (ten onrechte) van overtuigd dat zij schuldig is aan de zelfmoord van haar moeder. Ze voelt zich verantwoordelijk voor haar vader en het huishouden. Ze vergoeilijkt zijn zelfzuchtigheid door haar kinderlijke verdraaiingen van zijn gedrag. Het leven wordt steeds zwaarder voor haar, zeker nadat haar ook nog een traumatische gebeurtenis overkomt, die ze met niemand kan bespreken.
Alleen bij haar dementerende oma, waar ze eigenlijk niet mag komen, voelt ze zich prettig. Daar kan ze weer kind zijn, want ze dicht deze oude vrouw een zekere fermheid toe en is er van overtuigd dat ze de hele wereld (incl. haar vader) voor de gek houdt. Ze hebben een heel bijzondere band en de adviezen van oma ("Gewoon negeren die idioten") komen als geroepen.
                          
Tot het laatst toe weet Tania Heimans de spanning er in te houden. Het kind krijgt het steeds moeilijker: zullen de grootouders de Kinderbescherming ervan kunnen overtuigen dat ze haar weg moeten halen bij haar vader? Dat mag niet gebeuren, want wie moet er anders voor pappa zorgen. Waar is oma gebleven, waar heeft pappa zoveel geld vandaan, waarom woont haar oom in oma's kamers? Ligt haar oma echt te verkommeren op de vliering? Of is de wanhoop te groot geworden voor Linde en is ze gevlucht in een fantasiewereld als overlevingsstrategie?
                             
Dit debuut is zonder meer indrukwekkend. Het laat je als lezer verward achter. Vertedering en beklemming verdringen elkaar. Het verhaal is zo verdrietig, maar omdat het zo luchtig verteld wordt, lijkt het op het kind minder impact te hebben, dan grote mensen zouden verwachten. Tot aan het schokkende einde blijkt, dat zelfs de enorme veerkracht van dit vertederende, dappere meisje haar grenzen kent.
Daarnaast is het een prachtig sfeerbeeld uit de jaren 70.
Aanbevolen!
                            
Tania Heimans - Hemelsleutels. Artemis, 2008. Paperback, 238 p., isbn 978-90-472-0043-7

© JannieTr, september 2008.

dinsdag 1 juli 2008

Mensje van Keulen - De laatste gasten


Juli 2008 – waardering: 6,5.

Onze leesclub leest uitsluitend oorspronkelijk Nederlandse literatuur en probeert steeds een boek van een schrijver te bespreken die nog niet eerder aan de beurt is geweest. Toen het mijn beurt was om een boek te kiezen, schoot Mensje van Keulen me te binnen. Ik was erg onder de indruk van Van lieverlede (KLIK HIER), maar wilde indien mogelijk een recenter boek bespreken. Dus besloot ik De laatste gasten (ondanks niet al te lovende kritieken) te lezen om te beoordelen of dat geschikt was. Om mijn oordeel maar meteen samen te vatten: in vergelijking met Van lieverlede stelt dit boek teleur. En ook de andere vergelijking die zich opdringt bij een verhaal waarin pensiongasten de hoofdrol spelen (Villa des Roses van Elsschot : KLIK HIER) viel in het nadeel uit van De laatste gasten.

Achterflap/samenvatting inhoud:

Wanneer Florries liefdeloze tante overlijdt, moet Florrie het huis verlaten. Ze vindt werk in De Meihof, een landhuis aan de Amstel. Hier verblijft een aantal eigenzinnige gasten, waaronder een kunstschilder, een kunsthistoricus, een gepensioneerd echtpaar, de medewerkster van een uitgeverij, een musicoloog en de weduwe van een beeldhouwer.
Met de komst van Florrie veranderen de onderlinge verhoudingen en al snel is niets meer hetzelfde. In haar nieuwe roman beschrijft Mensje van Keulen een groep mensen die elk op hun eigen wijze hun leven leiden binnen de afgebakende grenzen van een pension. De laatste gasten onderstreept haar talent tragedies en vreugdes van levensechte personages te vangen in een meeslepende roman, die een verrassende wending kent.

Auteur: Mensje van Keulen, ps. van Mensje Francina van der Steen (Den Haag, 10 juni 1946) was gehuwd met de fotograaf Lon van Keulen, inmiddels heeft zij al vele jaren een relatie met Roel Hazewindus.
Door haar veel geprezen debuutroman Bleekers Zomer wist Mensje van Keulen direct een plaats als literaire auteur te verwerven. Eerder was zij, van 1970 tot 1972, redacteur van het studentenweekblad Propria Cures, waar zij - behalve verhalen - onder het pseudoniem Josien Meloen gedichten schreef. Later maakte zij samen met onder anderen Gerrit Komrij, Theo Sontrop en Martin Ros jarenlang deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Maatstaf.
Mensje van Keulen heeft in haar schrijversloopbaan diverse literaire prijzen ontvangen. Ook werd zij enkele malen genomineerd voor een prijs:
    * Zilveren griffel (1986)
    * Nienke van Hichtumprijs (1991)
    * Vlag en wimpelprijs (1993)
    * Longlist Libris-Literatuurprijs (2002)
    * Shortlist Ako-Literatuurprijs (2003)
    * Annie Romeinprijs (2003)
    * Longlist Libris-Literatuurprijs (2004)
Diverse boeken van Mensje van Keulen staan bijna standaard op de boekenlijsten van veel middelbare scholen. Zij schreef niet alleen voor volwassenen, maar ook enkele kinderboeken. Van Keulen is bevriend met collega-schrijver Maarten 't Hart. Over hem en zijn voorliefde voor travestie gaat het boek Geheime dame. Bij de Europese verkiezingen 2004 en de Tweede Kamerverkiezingen 2006 stond zij op de lijst van de Partij voor de Dieren.

Biblion: Van Keulen (1946) publiceerde in haar 35 jaar durende schrijverschap talloze jeugdboeken, verhalenbundels en romans. Haar nieuwste roman laat ze afspelen in een pension voor kunstenaars, die daar lijken te verblijven om aan hun mislukkingen te ontsnappen in plaats van kunst te maken. Het hoofdpersonage, Florrie, komt daar te werken als een inwonende hulp in de bediening na de dood van haar wrede tante. Ze leert de gasten van het pension kennen en binnen korte tijd wordt duidelijk dat niet iedereen is wie hij of zij lijkt te zijn. Op knappe wijze bouwt Van Keulen de spanning op. Ze laat zien dat de waarheid omgekeerd kan worden en dat dat dan ook een waarheid is, zoals een van de pensiongasten zegt. In haar mooie stijl toont Van Keulen het spel van zijn en schijn. Tot op de laatste pagina weet zij alles aan het wankelen te brengen. Het verhaal blijkt bij herlezing knap gestructureerd - 'alles raakt alles aan' (p.76) - en wordt verrijkt met bespiegelingen en uitspraken van filosofische aard. Normale druk. (NBD|Biblion recensie, J.A.M. van den Broek)

N.B. DIT BOEK WERD OVERGEZET VANUIT MIJN OUDE WEBLOG EN HEEFT DUS EEN IETS ANDER FORMAT.

@JannieTr, juli 2008.

zondag 8 juni 2008

Kristien Hemmerechts - Taal zonder mij



Omslag: Op 22 mei 1997 overleed onverwachts de Vlaamse dichter Herman de Coninck. Hij was met collega-schrijvers onderweg naar de opening van een literair congres in Lissabon. In Taal zonder mij herleest zijn weduwe, Kristien Hemmerechts, zijn poëzie en gaat daarbij vooral in op het expliciet autobiografische karakter van veel van zijn gedichten. Aan de hand van correspondentie en herinneringen bouwt ze een beeld op van zijn poëtica en zijn persoonlijkheid. Ze komt tot de slotsom dat ze hem nu pas echt begrijpt.
                              
NBD|Biblion:
Na alles wat er al over dit boek gezegd en geschreven is, valt het niet mee om er onbevangen een oordeel over te geven. Dat komt natuurlijk in de eerste plaats door de combinatie van onderwerp en auteur: dichter Herman de Coninck (1944-1997) en schrijfster Kristien Hemmerechts (1955), zijn vrouw, meer precies zijn weduwe. Zij richtte een monument in woorden op voor haar onverwacht in een ver land in vreemde armen gestorven echtgenoot, maar ontziet hem daarbij niet. De ontreddering en het verdriet zijn op iedere bladzijde voelbaar, maar de manier waarop zij dit tot uitdrukking brengt, dwingt de grootste bewondering af. Er staan tal van intieme details in dit boek en toch krijg je geen enkel moment het gevoel een gluurder te zijn. Ze citeert veel, vooral uit zijn gedichten, maar ook uit brieven en faxen, en uit ander werk. Zo komt De Coninck als het ware op papier nog eenmaal tot leven. Het schrijven moet haar troost geboden hebben en kan die wellicht ook anderen bieden.
                                    
In de meeste recensies wordt “Taal zonder mij” beschreven, niet zozeer beoordeeld.
- Parool: “…. een ontroerend en sober boek”.
- NRC: “Monumentaal is een al te voor de hand liggende kwalificatie voor dit boek, dat nu eenmaal een monument voor De Coninck beoogt te zijn. Het is meer dan een eerbetoon voor een geliefde en dichter: een integer werk van een gevoelige en sterke schrijfster”.
- Trouw noemt het een opmerkelijk boek, omdat Hemmerechts De Coninck beziet via zijn eigen poëzie. “Openhartig”, maar ook: “Weliswaar zijn haar autobiografische toelichtingen van De Conincks gedichten interessant, maar ze weten de magie van zijn poëzie niet te verklaren. Het blijven feiten naast de fictie”.

Het is ook bijna onmogelijk een dergelijk boek te “beoordelen”. Niet alleen omdat het nu eenmaal geen “roman” is die uitsluitend volgens literaire maatstaven beoordeeld kan worden. Maar ook de persoonlijke betrokkenheid van de schrijfster bij het onderwerp van haar boek vraagt m.i. om enige terughoudendheid t.a.v. al te felle kritiek.
                                   
De poëzie van De Coninck was mij onbekend tot ik het boek van Hemmerechts las. Op zich was dit een goede manier om er kennis mee te maken: het is geen gemakkelijk te vatten poëzie en door de manier waarop Hemmerechts het in dit boek toepast, wordt het toegankelijker. De andere pijler waar het boek naar mijn gevoel op rust is haar zoektocht naar zijn persoonlijkheid, waarbij de autobiografische elementen in zijn poëzie en andere ego-documenten een grote rol spelen. Het schrijven ervan heeft ongetwijfeld steun gegeven in deze donkere periode. Want ondanks dat het nergens van de bladzijden afdroop, is tussen de regels door de wanhoop te lezen. Het is een boeiend geheel geworden.

Hoewel ik bewondering heb voor de manier waarop Kristien Hemmerechts dit eerbetoon aan haar overleden man heeft vormgegeven is mijn leeswaardering toch blijven steken op een 6,5. Dat komt voornamelijk, omdat ik ondanks haar explicaties geen liefhebber ben geworden van de poëzie van Herman de Coninck.

Amsterdam, Atlas, 1998. Geb., 2e dr., 149 p.
© JannieTr, juni 2008.  
(Waardering: 6,5).