dinsdag 17 maart 2009

Remco Campert – Alle dagen feest

April 2009 – waardering: 7,5.
                                                              
Op de achterkant van het boek:
“U moet Campert lezen, wilt u over de moderne literatuur kunnen meepraten” – Louis Paul Boon.
                                                                      
Inleiding:
Van 1951 tot 1953 verschenen er van Remco Campert achter elkaar 3 dichtbundels. In 1954 kwam bij de Arbeiderspers zijn eerste verhalenbundel uit: Alle dagen feest. De achttien verhalen zijn geschreven tussen 1951 en 1953, de jaren van veelvuldig verblijf in Parijs, samen met zijn eerste vrouw Freddy Rutgers en temidden van zijn artistieke vrienden. Zij komen onder andere namen in de verhalen voor (Otto Ombach staat bv. voor de dichter Simon Vinkenoog). Het boekje werd in 1974 herdrukt en beleefde daarna tot 1999 nog verscheidene herdrukken. Ik las hiervan de laatst verschenen (5e) druk.
                                                                     
Inhoud:
Het titelverhaal Alle dagen feest beschrijft de sfeer van roes, onbekommerdheid, gedeeld geluk en vriendschap waarin de jonge kunstenaars en hun aanhang leefden in Parijs. Het leven was Alle dagen feest. De overige verhalen variëren nogal: van ontroerend tot beklemmend, van surrealistisch tot ontnuchterend. Het langste verhaal beslaat 19 pagina’s, de meeste zijn korter: 2 tot 10 bladzijden. Een rode draad ontdekken die door alle verhalen loopt, is niet eenvoudig. De humor is in elk geval nooit afwezig: hetzij opvallend, hetzij onderhuids. Datzelfde geldt voor de bijzondere stijl: meestal luchtig en nuchter, maar soms aangepast aan (de titel van) het verhaal, zoals in Een Oudtestamentisch avondje. Het verloop van de vertellingen zelf is ondanks de nuchtere stijl vaak nogal suggestief. Veel verhalen laten je in eerste instantie in verwarring achter: word ik hier geacht mijn eigen invulling te geven of zie ik misschien de clou over het hoofd? Melancholie, weemoed en afscheid, in allerlei vormen, spelen ook hun rol. En de vraag naar de zin van ons bestaan.
Omdat de verhalen zo van elkaar verschillen zal iedere lezer zijn eigen voorkeur hebben. Zelf vond ik de mooiste: Drie jaar is te lang, De verdwijning van Bertje S., Sterfbed, De oude dame en Vijfhonderd zilverlingen.
                                                    
Leeservaring:
Deze plezierige kennismaking met de korte verhalen van Campert kan ik iedereen van harte aanbevelen.
                                                                    
Amsterdam, De Bezige Bij, 1999. Paperback, 5e dr., 152 p., isbn 90-234-3858-2. (Uit de boekenkast van mijn vader, uitsluitend nog tweedehands/antiquarisch verkrijgbaar).
                                                                      
© JannieTr, 17 maart 2009.

zaterdag 14 maart 2009

Remco Campert – Een liefde in Parijs


April 2009 – waardering: 8,5.

Samenvatting:
De hoofdpersoon van Een liefde in Parijs is de schrijver Richard Sanders. Vlak na aankomst in Parijs heeft hij op straat een vluchtige ontmoeting met een elegante vrouw die hem wel herkent, maar van wie hij niet meer weet wie zij is. Ze noemt hem haar naam, maar ook dat helpt hem niet het juiste beeld uit zijn geheugen op te diepen. Wel ziet hij beelden voor zich die op het eerste gezicht niets te maken hebben met deze ontmoeting, zoals ze daar nu staan in het donker wordende licht op de Place du Panthéon. Terwijl Richard in Parijs is voor de presentatie van de vertaling van zijn boek De kunst van het vergeten, wordt tegelijkertijd een tentoonstelling geopend van zijn vriend de schilder Tovèr. Samen woonden zij aan het begin van hun kunstenaarschap in de Franse hoofdstad, vol van dromen en ambities. Nu blijkt dat Richard minder doorzettingsvermogen heeft gehad in de kunst, en misschien ook wel het leven, dan Tovèr. Richards dromen waren in die periode grenzeloos, maar zijn doorzettingsvermogen bleek, anders dan dat van Tovèr, begrensd te zijn. Speurend in zijn geheugen diept hij tal van beelden op, maar welke rol deze vrouw in zijn leven gespeeld heeft, blijft tot het eind van de roman een raadsel.
                                              
Opbouw:
De structuur van het verhaal is niet bijzonder, maar wel effectief. De ontmoeting met de raadselachtige vrouw vindt op de eerste bladzijde plaats en de ontknoping op de laatste. Daartussen wisselen de gebeurtenissen in het heden en de herinneringen aan het verleden (Parijs vlak na de oorlog en Antwerpen enkele jaren daarna) elkaar af. Die flash-backs worden niet alleen veroorzaakt door zijn pogingen zich meer van de vrouw te herinneren, ze komen ook naar boven tijdens zijn wandelingen door Parijs, in afwachting van de dag en het tijdstip waarop zijn boek gepresenteerd zal worden in de galerie waar Tovèr zijn vernissage houdt. Het personale perspectief ligt bij Richard. Een logische keuze, omdat zijn herinneringen en overwegingen een grote rol spelen in het verhaal. Van de personages komt Richard uiteraard het best uit de verf. Van zijn voormalige vriend, de schilder Tovèr, krijgt de lezer ook een aardig beeld. De overige figuren uit de roman worden niet verder uitgediept dan nodig voor het verhaal, ook de geheimzinnige vrouw niet. Dat is niet storend, omdat het boek eigenlijk meer om de levensvragen en herinneringen van Richard gaat, dan over de oplossing van het raadsel. De stijl is helder en rustig. Humor en ironie duiken ook in dit vrij nostalgische verhaal met enige regelmaat op: voldoende om er geen zwaarwichtige overpeinzing van te maken. Kleine verwijzingen naar de geheimzinnige vrouw blijven het raadsel levend houden in de loop van het verhaal. Maar ook bij een tweede lezing had ik moeite het boek weg te leggen: het boeit ook zonder de (volgens sommigen goedkope) plot. De eerste keer zag ik de plot aankomen, de tweede keer ontroerde mij juist die laatste zin: daar zit zoveel meer in dan er staat…..
                                                                 
Leeservaring:
Campert zei in een interview dat hij niet tevreden was over Een liefde in Parijs en daarom daarna Het satijnen hart heeft geschreven. Maar ook dat hij een boek dat eenmaal af is in de kast zet en nooit meer inkijkt. Misschien moet hij dat dan toch nog maar eens doen met dit boek. Het is een kunst nostalgie op zo’n overtuigende manier te brengen, zonder sentimenteel te worden. Het sfeerbeeld van de kunstenaarswereld in de vijftiger jaren in Parijs komt goed uit de verf. Het verlies van idealen en illusies, inclusief die van vriendschap met Tovèr, het gevoel van vergeefsheid en zinloosheid, het wordt allemaal herkenbaar opgetekend. Zonder er een triest boek van te maken en dat is knap. Daar zorgt de relativerende humor voor.
Bij de tweede lezing ontdekte ik nog enkele woordspellingen en een stukje over de kat in de boodschappentas uit het verhaal Vijfhonderd zilverlingen (in Alle dagen feest). Grappig dat hier te vinden: zo is het net of er nog steeds met Camus rondgesjouwd wordt in Parijs J.
En misschien zou de plot wel beschouwd kunnen worden als een overwinning op de zinloosheid? Het is gewoon een geslaagd boek dat het verdient meer dan een keer gelezen te worden.
                                                                              
Enkele citaten:

*Vergeten was geen kunst, eerder een gebrek. Of een laffe vlucht in het niets. De zucht om niets te bewaren, om steeds onbelast opnieuw te beginnen zou hem op den duur fnuiken. Als hij straks op zijn sterfbed lag en er niets meer was om naar vooruit te kijken, waar moest hij, beroofd van herinneringen, dan naar kijken?

 *Hier in Parijs was hij gelukkig geweest, maar toen wist hij het niet en nu viel het niet meer te achterhalen. Nooit eerder had hij zo scherp gevoeld dat het leven hem definitief ontglipt was en dat de gedachte eraan hem alleen maar pijn en geen vreugde meer bezorgde.

* Zijn geboorte had hij niet bewust meegemaakt en hij was er zeker van dat hij ook zijn dood niet bewust zou meemaken. Schrijven was het enige waarvan hij het begin en het einde wist. Schrijven was de werkelijkheid die hij begreep. Geliefden verlieten hem als het na een periode van verblindheid tot hen doordrong dat alleen het schrijven hem wezenlijk interesseerde en zij altijd op de tweede plaats zouden komen.

* Hij was een toegewijd lezer van rouwadvertenties geworden. Ook onder de overledenen kwamen mensen voor die jonger waren dan hij. Als hij zo’n aankondiging las kon hij een gevoel van tevredenheid niet onderdrukken. Die had hij tenminste overleeft.

* Ze leefden eigenlijk zonder beginselen, een ideale staat. Pas als beginselen zich aandienen ligt het compromis op de loer.
                                                        
Amsterdam, De Bezige Bij, 2004. Geb. met stofomsl., 2e dr.,160 p. (antiquarisch voor € 7,50; ook in simpele uitvoering nieuw te koop).
                                                                  
© JannieTr, 14 april 2009.

maandag 9 maart 2009

Remco Campert – Al die dromen al die jaren (Schrijversprentenboek 46)

Maart 2009 – waardering: 8,0
                                             
Inleiding:
Remco Campert wordt op 28 juli 2009 80 jaar. Van 6 oktober 2000 tot 10 juni 2001, dus kort na zijn 70ste verjaardag, is er een tentoonstelling over zijn leven en werk gehouden in het Letterkundig Museum in Den Haag. Daarbij hoorde dit Schrijversprentenboek. Ik heb het antiquarisch aangeschaft (voor € 10,00) om achtergrondinformatie te verzamelen voor mijn leesclubbijdrage over Campert. Inmiddels heb ik het een eerste maal doorgelezen en ik ben er erg blij mee: het is een prachtig boek. Heel veel foto’s en citaten en een perfecte leidraad bij het lezen van nog veel meer van zijn uitgaven tot 2000.
                                                            
Inhoud:
De eerste 80 blz. (door Daan Cartens) hebben als titel: Al die dromen al die jaren: Een schrijversleven in citaten en fragmenten. Zoals de titel al zegt, worden de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Campert tussen 1929 en 2000 op een rijtje gezet, geïllustreerd met tientallen sprekende zwart-wit foto’s en gebruikmakend van talloze citaten en fragmenten uit zijn werk of interviews. Deze zijn met (meestal korte) verbindende teksten zo na elkaar opgeschreven, dat er een goed beeld ontstaat van zowel het leven als de artistieke ontwikkeling van Remco Campert. Omdat voor Campert een leven zonder schrijven geen leven is en hij veel uit zijn persoonlijk leven in zijn geschriften heeft verwerkt, zijn er voldoende fragmenten en citaten om deze levensbeschrijving mede vorm te kunnen geven.
Andere auteurs hebben kortere hoofdstukken geschreven over o.a. zijn stijl, taalgebruik, poëzie en schrijverschap. Uiteraard bevat het boek ook een uitgebreide bibliografie en een register.
                                                         
Leeservaring:
Tijdens het doornemen van het boek begon het me te dagen waarom ik bij het lezen van Somberman’s Actie een absurdistisch verhaal verwachtte destijds: mijn literatuurlessen op de middelbare school vonden plaats in de jaren 1964-1966. Sommige naoorlogse schrijvers en dichters hadden toen al een plaats gekregen in de “Schets van de Nederlandse letterkunde (van De Vooys en Stuiveling)”, zoals W.F. Hermans, G.K. van het Reve, Harry Mulisch, Hugo Claus, Leo Vroman,  Hans Lodeizen en Lucebert. Van de overigen, die zich ”bezig hielden met moderne, expirimenteel gerichte kunst” (pg. 254), waaronder Campert, werd beweerd, dat ze weliswaar begaafd waren, maar dat ze zoveel van elkaar verschilden en elke nieuwe uitgave het literaire beeld van henzelf en hun onderlinge verhoudingen weer zo wijzigde, dat enkel namen en titels op dat moment (1965) voldoende waren. M.a.w. ze moesten zich eerst maar eens bewijzen en “uitgeëxperimenteerd” zijn. Van Remco Campert werden alleen zijn eerste twee dichtbundels genoemd.
Er zal best gesproken zijn op school over “Het leven is Vurrukkuluk” (1961). Voor een degelijk examen zal echter een degelijke literatuurlijst vereist zijn geweest en daar kon dit boek niet op getolereerd worden. Je las Campert dus niet, ook daarna niet, want zoals veel middelbare scholieren had ik na de verplichte literatuurlijsten een aantal jaren genoeg van literatuur.
Maar zijn ontwikkeling ging verder en nu ik die zo lees in het Schrijversprentenboek krijg ik de behoefte mijn schade in te halen. Ik heb inmiddels Somberman’s Actie herlezen, ik ben bezig met Alle dagen feest, Het satijnen hart heb ik uit en Een liefde in Parijs ook, net als zijn bijdrage aan het Familie-album en in Kus zoekt mond lees ik af en toe. Tot zover met veel genoegen. Binnenkort volgen er beslist nog meer titels.
                                                              
Amsterdam, Bezige Bij/Den Haag, Letterkundig Museum, 2000. Paperback, ingen., 147 p., reg., bibliogr., ills.
(Nog nieuw te koop: € 23,50 en tweedehands vanaf € 12,00).
                                                           
© JannieTr, 9 maart 2009.

donderdag 5 maart 2009

Remco Campert – Somberman’s Actie


Maart 2009 – waardering: 8,0.
                                                              
Inleiding:
Tijdens de volgende bijeenkomst van onze leesclub wil ik graag Remco Campert onder de aandacht brengen, als schrijver, maar vooral ook als dichter. Omdat we gewend zijn daarbij uit te gaan van een bepaalde titel heb ik voor een recent prozawerk gekozen: Het satijnen hart (2006). In mijn kast bevinden zich echter ook nog: Alle dagen feest (een verhalenbundel uit 1974), Somberman’s Actie (het Boekenweekgeschenk uit 1985), Familie-album (het Boekenweekessay uit 1999) en Dagboek van een poes (2007). Om mijn beeld van Campert compleet te maken kocht ik naast Het satijnen hart nog: Een liefde in Parijs (2004), Kus zoekt mond: een keuze uit de gedichten (2000), het luister- en kijkboek (2007): Nieuwe herinneringen (CD met nieuwe gedichten voorgelezen door Campert) en Tijd duurt één mens lang (een DVD-video met een filmportret van Remco Campert) en Al die dromen al die jaren: Remco Campert – Schrijversprentenboek 46 (Letterkundig Museum 2000). Via Internet zag en las ik nog interviews en recensies.
                                                                        
Ik herinner me dat ik dit Boekenweekgeschenk in 1985 wel gelezen heb (dat gebeurde niet met àlle Boekenweekgeschenken). Maar ik herinnerde me maar vaag waar het over ging. Waarom weet ik niet meer, maar ik associeerde Campert destijds met absurdistisch humoristische verhalen (waar ik overigens niet dol op ben). En daar voldeed dit verhaal niet aan. Het kwam tussen de andere Boekenweekgeschenken in de kast terecht en ik vergat het. Tot ik Campert de afgelopen Boekenweek een paar keer op TV zag, in documentaires over collega’s weliswaar, maar in zijn uitlatingen intrigerend genoeg om het luisterboek te lenen via de bieb en het filmportret te bekijken, zijn gedichten te beluisteren en naar aanleiding daarvan Het satijnen hart te lezen. Maar laat ik me hier eerst beperken tot Somberman’s Actie.
                                                                             
Achterflap:
Somberman (een van de figuren uit Remco Campert’s succesvolle prozabundel Wie doet de koningin) brengt noodgedwongen zijn dagen in ledigheid door. Het Warenhuis waar hij jarenlang een rustige baan had is failliet. Somberman’s vrouw Bezig heeft wel werk, waardoor hun levens steeds meer uit elkaar lopen. Somberman’s enige vriend is de bescheiden dagdromer Domoor, die bij Bezig niet erg in de smaak valt. Voelt zij meer voor de nachtbrakende barkeeper Harry? In het café komt Somberman in aanraking met het barmeisje Soeza, de actievoerder Lubbe en later met de artistieke Professor Knoert. Zij tonen hem ieder een andere kant van het leven. Tenslotte komt Somberman tot de daad die de geschiedenis zal ingaan als Somberman’s Actie. Dit alles verteld in Campert’s luchtige, niet van humor verstoken, precieze en uiterst leesbare proza.
                                                                                         
Leesverslag:
Na bijna 25 jaar doet het boekje nu wel iets met me, waar het eerder niet de kans voor kreeg: het houdt me ook na de laatste bladzij nog bezig en dringt de vraag aan me op: wat is de moraal van dit verhaal? Omdat ik ouder en wijzer ben en minder beheerst word door de waan van de dag? Laten we het daar maar op houden. Maar het is best mogelijk dat ik er over nog 25 jaar weer andere gedachten bij heb.
                                                    
Aan het begin van de vertelling is Somberman inderdaad somber: hij heeft geen doel meer in zijn leven sinds hij ontslagen is en onderneemt geen enkele actie om daar verandering in te brengen. Zijn vrouw Bezig weigert zich mee te laten slepen in zijn lamlendigheid en zelfbeklag en als dat hun relatie onder druk begint te zetten zoekt ze haar vertier elders. Het verergert zijn stemming en houding: jaloezie en wegkwijnend zelfvertrouwen zijn het gevolg. De glijdende schaal kantelt als hij bij toeval in een café belandt waar hij na enkele bezoeken een afspraakje maakt met het barmeisje Soeza. Zijn energie en zelfvertrouwen keren erdoor terug en als de jeugdige kraker Lubbe hem vraagt mee te werken aan de bezetting van het Warenhuis hapt hij na wat aarzelen toe: een doel in het leven hebben, je ergens voor inzetten, gewaardeerd worden, zelfs als daar risico’s aan zijn verbonden, dat is wat hij nodig heeft om weer verder te kunnen en willen in het leven. Dus onderneemt Somberman een actie die hem in een politiecel doet belanden maar tevens de overtuiging geeft “dat niets hem voortaan meer van zijn stuk kan brengen”.
Domoor, de oud-collega van Somberman, leeft een kalm, tevreden leven, zich vasthoudend aan allerlei zekerheden die hem veiligheid moeten garanderen. Geen uitbundigheid, geen risico’s en zeker geen ondoordachte acties! De (saaie) rechte weg die hij voor zichzelf uitgestippeld heeft, lijkt een probleemloze oude dag in het vooruitzicht te stellen. Maar juist deze Domoor wordt door het Noodlot ingehaald, als hij voor 1 keer iets te naïef reageert op de door hem buitengesloten werkelijkheid. Met fatale gevolgen.
                                                                  
“Ik vond het maar een raar eind”, stond er in een scholierenverslag van het boekje. Maar voor mij lag daar nu juist de moraal van het verhaal in opgesloten. “Het eerste wat hij doet als hij het politiebureau achter zich heeft gelaten is een bos witte chrysanten kopen. Als hij niet te lang op de tram hoeft te wachten is hij nog op tijd voor Domoor’s begrafenis”. Je bent een Domoor als je denkt het leven onder controle te kunnen houden door alle risico’s te vermijden en sober en tevreden in je eentje te leven. Wie werkeloos wordt kan somber worden als Somberman, als hij bij de pakken neer gaat zitten en zo alles verliezen (eigenwaarde, relatie). Somberman werd geholpen door het toeval, maar door het als een kans te zien in plaats van een bedreiging, ging de wereld weer voor hem open en voelde hij zich weer een medemens dat er toe doet. Daardoor bruist de een aan het eind van het verhaal van de energie terwijl hij de ander begraaft…….
                                                   
Het auctoriale perspectief past goed bij het verhaal. Het bestek van een boekenweekgeschenk is maar kort en zo is het mogelijk enkele karakters psychologisch goed uit te werken.
De sfeertekening is geslaagd: ook voor de huidige lezer is er genoeg te beleven aan de beschrijving van het leven in Amsterdam gedurende de krakersperiode en de jaren tachtig. Genoten heb ik bv. van het stukje over de groenteman die zich gedwongen zag zijn winkel om te vormen tot een groenteboetiek met exotische vruchten en salades. En de illegale kappersknipbeurt. Of van de manier waarop Bezig de keuzemogelijkheden t.a.v. haar huwelijksproblemen op een rijtje zet. Bitterzoete, wrange humor af en toe, maar luchtig gebracht in een heldere, prettig leesbare stijl. Zelfs de problemen die werkeloosheid met zich meebrengt in de relatie tussen mensen komen reëel, maar niet dramatisch in beeld.
                                                               
Waarmee kan ik dit stukje beter afsluiten dan met de opmerkingen van recensent Carel Peeters in Vrij Nederland van 9 maart 1985: “Als Boekenweekgeschenk behoort Somberman's Actie tot de beste die ooit gemaakt zijn. De ortolaan van Maarten ’t Hart, het geschenk van vorig jaar, was al niet slecht, maar men moet ver terug om nog zo'n serieus cadeau te kunnen aanwijzen, misschien tot De nacht der Girondijnen van Presser (1957).”

Den Haag, CPNB, 1985. Boekenweekgeschenk 1985, 95 p. Het boekje is nog volop tweedehands te koop.

© JannieTr, 5 maart 2009

zondag 1 maart 2009

Remco Campert (en Jan Mulder) – Familie-album


 Maart 2009 – waardering: 7,5.
                                                      
Inleiding:
Het thema van de Boekenweek van 1999 was Het Familie-album: Ouders en kinderen in de literatuur. Aan het duo Campert en Mulder (CaMu in hun columns) werd gevraagd om voor het bijbehorende essay te zorgen. Voor mijn bespreking van Campert op onze leesclubbijeenkomst heb ik alleen de bijdrage van Campert gelezen.
                                                                                     
Achterflap: 
In Familie-album onderneemt Remco Campert een zoektocht naar zijn vader, de journalist en dichter Jan Campert onder de nuchtere titel: Over mijn vader. Via het RIOD, het Letterkundig museum, vrienden, vriendinnen en ex-echtgenotes van zijn vader en via zijn eigen spaarzame herinneringen probeert Remco Campert zich een beeld te vormen van wie deze man was en wat voor betekenis hij had/heeft in het leven van hemzelf, zijn enige zoon.
                                                        
Inhoud:
Campert was 3 jaar toen zijn ouders scheidden en daarna woonde hij afwisselend bij één van hen of bij zijn grootouders. Tijdens de oorlog woonde hij in een pleeggezin, eerst in Den Haag, later in Epe. Zijn vader zat in het verzet en kwam om in het concentratiekamp Neuengamme. Hij werd na de oorlog vooral bekend van het gedicht De achttien doden. Toen Remco vanwege de rechten van dit gedicht (en andere publicaties) na de oorlog benoemd werd tot “De Erven” werd hij telkens weer geconfronteerd met deze vader die hij nauwelijks kende. Als zoon moest hij steeds weer het bekende gedicht voordragen en werd hij geacht als dichter in de voetsporen van zijn vader te treden. Hem werden vragen over zijn vader gesteld die hij onmogelijk kon beantwoorden. Onverschilligheid ten opzichte van een man die hij nauwelijks kende, veranderde op den duur in irritatie over deze schim uit het verleden. Daarom ging hij akkoord met het schrijven van dit essay. Hij besloot dat hij alles op moest schrijven om zich zo van het spook, zijn vader, te bevrijden. Het resultaat zou hij in de boekenkast zetten en vergeten. Maar zo werkte het niet. Al schrijvende verdween zijn `hekel' aan Jan Campert en nu beschouwt hij het resultaat `als een poging hem dichter bij me te krijgen en wat hij me niet heeft gegeven wel aan hem te geven: een beetje liefde.'
                                                
Leeservaring:
Het is een gevoelig, maar absoluut geen sentimenteel, verhaal geworden. Zijn zoektocht, zijn gedachten en gevoelens daarbij, zijn ontdekkingen, eigen herinneringen en verbeeldingskracht waar de feiten tekort schoten, het is allemaal prettig leesbaar als een helder, nuchter en toch betrokken verhaal.
Van harte aanbevolen voor Campert liefhebbers.

Den Haag, CPNB, 1999. 64 p. Het boekje is nog volop tweedehands/antiquarisch te koop.
(Voor een uitgebreide recensie: Elsbeth Etty in NRC boeken: http://www.nrcboeken.nl/recensie/een-erfenis-heroverd).
                                                     
© JannieTr, 1 maart 2009.