donderdag 15 oktober 2009

Maarten Biesheuvel – Eva’s keus

Oktober 2009 - waardering: 6,5

Inleiding:
Voor de leesclub moesten er enkele verhalen uit deze dikke verzamelbundel gelezen worden. De bundel werd samengesteld door Eva Biesheuvel-Gütlich (de vrouw van Maarten Biesheuvel).

De verhalenkeus was:

Pg. 18: Belevenis op een grasgazon
Pg. 57: Oculaire Biesheuvel
Pg. 64: In de bovenkooi (debuut)
Pg. 108: Teleurstellingen
Pg. 111: Een eigenwijze moeder
Pg. 117: Nebibrofo
Pg. 166: Onrust
Pg. 186: Het examen
Pg. 194: Angst
Pg. 279: Het schot
Pg. 295: Poes op tafel
Pg. 253: Een hachelijke oversteek

Mijn voorkeur ging uit naar:
**Angst: geeft goed weer hoe de perioden van krankzinnigheid ontstaan en verlopen. En de angst en eenzaamheid die daarmee gepaard gaan.
** Poes op tafel: mooi beeldend geschreven (landschap van Noord-Beveland bv.) en symbolisch verhaal (voelt zich net zo buitengesloten als de poes, die even heeft mogen proeven van hoe het is om binnen bij de kachel te mogen liggen). Zonder de gebruikelijke verwarrende, chaotische en hallucinerende gedachten.
** Een hachelijke oversteek: humoristisch beschreven, tragikomisch, normaal verhaal (zonder aanwijzingen van gekte).

(Er volgt nog een nadere uitwerking).

© JannieTr, 15 oktober 2009.

donderdag 1 oktober 2009

P.J. Thomése - Schaduwkind


Oktober 2009 - waardering: 9,0.

Samenvatting

Autobiografisch relaas van de bekende auteur Thomese [1958], die eerder verhalen en romans schreef en in 1991 de AKO Literatuurprijs kreeg voor 'Zuidland'. Anders dan zijn eerdere uitgaven is dit verhaal autobiografisch. Het is onderverdeeld in een vijftigtal korte fragmenten en gaat over de dood van zijn pasgeboren dochtertje Isa. Thomése wisselt passages van ontreddering, diepgaande rouw en sprakeloosheid af met stukjes over het geluk van het prille vaderschap. Het boekje is opvallend onemotioneel en met een zekere afstand geschreven vanuit een mannelijk (vaderlijk) perspectief. De auteur probeert het onzegbare te zeggen in een mooie literaire en symbolische taal, met als doel zijn schaduwkind (een soort engeltje) vast te leggen in die taal. (Biblion recensie, Annemiek Buijs).

Schrijver

Pieter Frans Thomése (Doetinchem, 23 januari 1958) is een Nederlands schrijver. Van 1979 tot 1984 is Thomése redacteur en verslaggever bij het Eindhovens Dagblad. In 1984 pakt hij zijn geschiedenisstudie voor drie jaar weer op, maar voltooit deze niet. Daarna schrijft Thomése voor het weekblad De Tijd en levert hij bijdragen voor NRC Handelsblad, enkele regionale dagbladen en Vrij Nederland.
Thomése publiceert zijn eerste literaire verhaal in 1986 in het literair tijdschrift De Revisor. Dit verhaal maakt in 1990 deel uit van zijn debuut in boekvorm, de novellenbundel Zuidland. Van januari 1998 tot april 2001 was Thomése redacteur van De Revisor. In 1991 en 2003 ontving hij literaire prijzen. In september 2007 verscheen zijn roman Vladiwostok! over het "politieke bedrijf" in Den Haag, de media en andere valkuilen. Vladiwostok! werd genomineerd voor de Gouden Uil 2008. Een jaar later werd de bundel Nergensman. Autobiografieën genomineerd voor de Gouden Uil 2009.
Een aantal malen belandde Thomése in stevige literaire polemieken. Leon de Winter verweet hem antisemitisme naar aanleiding van een column van zijn hand in de GPD-bladen. Joost Zwagerman verweet hem dubbelhartigheid inzake cultuurpessimisme; Thomése had medio jaren negentig in de Revisor een essay gepubliceerd getiteld 'De narcistische samenzwering', waarin hij het commercialisme in de literatuur hekelde. Naar de mening van critici verweet hij echter schrijvers als Connie Palmen datgene wat hij nadien ook zelf zou doen: het zoeken van publiciteit met autobiografische literatuur.

- Prijzen:
    * 1991 - AKO Literatuurprijs voor Zuidland
    * 2003 - Max Pam Award voor Schaduwkind

- Bibliografie:
    * 1990 - Zuidland
    * 1994 - Heldenjaren
    * 1996 - Haagse liefde & De vieze engel
    * 1999 - Het zesde bedrijf
    * 2001 - Greatest hits
    * 2003 - Schaduwkind
    * 2005 - Izak
    * 2007 - Vladiwostok!
    * 2008 - Nergensman. Autobiografieën
    * 2009 - J. Kessels: The Novel


 Boekbespreking
- Titel
Schaduwkind is het woord dat hij bedenkt voor zijn kort na de geboorte gestorven dochtertje Isa

- Motto:
Je suis toujours celle que tu respires (Ik ben altijd degene die je inademt) Paul Valéry – La jeune Parque.

- Genre:
Autobiografisch relaas, taalkundig exercitie.

- Opbouw/structuur:
Het boek is verdeeld is ongeveer 50 korte, tot zeer korte, hoofdstukjes. Allemaal met een titel.

- Tijd:
Het boekje is geschreven tussen 16 april 2002 en 1 maart 2003. In die periode werd zijn dochtertje geboren en stierf ze kort na haar geboorte. Hij beschrijft haar geboorte, korte leventje, ziekenhuisopname en sterven. En probeert woorden te vinden om het verlies en zijn wanhoop tot uitdrukking te brengen.
De beschrijvingen van de gebeurtenissen rond het kindje zijn in de verleden tijd geschreven en staan tussen de overpeinzingen van de vader, die in de tegenwoordige tijd staan. De eerste vormen een soort flash-back.

- Plaats en ruimte:
Het ziekenhuis en thuis bij de ouders.

- Perspectief en verteller:
De schrijver en de verteller vallen samen in dit boek. Het ik-perspectief is afwisselend een belevende ik en een vertellende ik.

- Personages:
De vader, de moeder en het kindje zijn de voornaamste figuren. Hulpverleners, familie, vrienden komen nauwelijks ter sprake. De vader is steeds aan het woord en zijn gedachten en gevoelens maken het grootste deel van het boek uit. Van een round-character kan in zo’n kort bestek natuurlijk nauwelijks sprake zijn.

- Verhaallijnen:
Ondanks de essayachtige opzet van het boekje zijn er toch 2 verhaallijnen te ontwarren. Gedoseerd vertelt de vader wat er chronologisch gebeurde. Die verhaallijn wordt doorbroken door overpeinzingen en het uitdrukking geven aan de onmogelijkheid om dit verlies onder woorden te brengen. Je weet wat er gaat gebeuren, maar de spanning wordt wel in het verhaal gehouden door steeds een klein stukje van het drama op te voeren.

- Thema’s:
- Het verlies van een kind
- Eenzaamheid
- Rouwverwerking

- Motieven:
-

- Stijl- en stijlfiguren:
Essayistische stijl. Maar daarnaast ook een directe, indringende persoonlijke stijl in andere hoofdstukjes. Mooie symboliek.

- Verhouding schrijver tot de thematiek van het boek:
De schrijver heeft zijn eigen ervaringen opgeschreven.


Uit deze recensie:

De roman gaat niet zo zeer over de dood van zijn dochter Isa, maar eerder over de tekortkomingen van de mens om realiteit in zoiets conventioneels als taal om te zetten.
Hij begint de radeloze zoektocht naar betekenis, zowel van zijn taalgebruik als van zijn toekomst zonder kind. Hij vecht tegen constructie, maar weet dat hij zich er aan zal moeten onderwerpen. De meest intieme waarheid zal door een medium, de taal, aangeraakt moeten worden voordat het communicabel wordt.

Leeservaring

Toch is hij in staat gebleken een ontroerend boek te schrijven, dat ondanks het zoeken naar woorden, heel duidelijk overbrengt wat ouders doormaken die iets dergelijks overkomt.
De hierboven gemaakte technische analyse doet daar geen recht aan. Het is een boek waar je eigenlijk niets over kunt vertellen: je moet het zelf lezen.

© JannieTr,  1 oktober 2009.

Citaat: “Een vrouw die haar man begraaft, wordt weduwe genoemd, een man die zonder zijn vrouw achterblijft, weduwnaar. Een kind zonder ouders is wees. Maar hoe heten vader en moeder van een gestorven kind?” (P.F. Thomése in ‘Schaduwkind’).

vrijdag 17 juli 2009

Catharina Blaauwendraad – Beroepsgeheim


Juli 2009 - waardering 5,0

Volgens de Dikke Van Dale moeten we onder Beroepsgeheim verstaan: Het geheim houden van zaken die men krachtens zijn beroep weet. Een spannende titel dus voor een dichtbundel. Zal de dichteres de lezers in de gedichten van deze bundel de geheimen van haar beroep openbaren? Of juist niet? Koestert ze haar beroepsgeheim en mag de lezer het verder zelf uitzoeken? Dat laatste lijkt helaas het geval.
Over smaak valt niet te twisten. Ongetwijfeld zullen er lezers zijn die deze bundel waarderen. Voor mij ligt dat wat gecompliceerder: enkele gedichten spreken me zeker aan, van sommige heb ik de hoop dat ik ze na verloop van tijd beter zal begrijpen, maar voor een groot gedeelte geldt dat ik er nergens houvast in kan vinden. Of zou dat nu juist de bedoeling zijn?

“Als woorden ontwaken, worden ze gevaarlijk…
Sommigen zoeken houvast in poëzie,
willen een verklaring voor een vers of woord.
Maar in poëzie klopt niets. Daar is alles mogelijk.”
(Ramsey Nasr – Uit de essaybundel ‘Van de vijand en de muzikant’)

Met deze woorden in gedachten heb ik mij gedurende enkele weken met de tweede bundel van Catharina Blaauwendraad bezig gehouden. Over haar eerste bundel Niet ik beheers de taal (2004) schreef Jean Pierre Rawie: “Door deze gedichten waait die geheimzinnige wind, waarzonder ware poëzie niet kan bestaan.” Die eerste bundel omvatte een verzameling gedichten geschreven tussen haar 18de en 38ste . Van een eenheid kon dan ook nog nauwelijks sprake zijn. Of het moest zijn dat ze “nogal egocentrisch“ waren (interview met C.B. in Meandermagazine). De gedichten in Beroepsgeheim zijn merendeels voor deze bundel geschreven. Maar zowel “die geheimzinnige wind” als een nieuwe eenheid kon ik er niet in ontdekken.

De bundel is onderverdeeld in 4 reeksen met elk een eigen titel: Bezettingen (4 gedichten), Voorbijgangers (10), Leenwoorden (17) en Erogenese (7). De vorm van de gedichten is divers. Het merendeel bestaat uit vrije verzen en enkele sonnetten. Bij de reeksen Voorbijgangers en Leenwoorden valt nog op dat de gedichten in alfabetische volgorde van titel zijn opgenomen. De gedichten in Bezettingen lijken te gaan over de manieren waarop we bezeten kunnen worden door gevoelens, het verleden, een andere-ik. Voorbijgangers gaat over mensen die, zonder ze echt goed gekend te hebben, toch een diepe indruk nagelaten hebben op de dichteres. Leenwoorden bevat gedichten geschreven bij de titelwoorden die ze van collega-dichters kreeg. En Erogenese tenslotte is ontstaan (interview met Meandermagazine): “omdat ik vond dat mijn metaforen wat al te vanzelfsprekend naar het zwarte gat van de erotiserende connotatie liepen. Ik vroeg me af hoe ik dit kon vermijden en bedacht, dat als ik juist uitging van een puur erotische ervaring, de spiraal wel de andere kant op moest draaien.”.
Maar dan nu over de gedichten zelf. Om een gedicht als geheimzinnig te ervaren moet het bij mij iets teweeg brengen van huivering, spanning, verwachting, een onzichtbare, diepere aanwezigheid van iets ontastbaars. Juist bij die gedichten die duidelijk geschreven zijn om dat in zich te hebben sloeg bij mij slechts de totale verwarring toe: ze waren in plaats van geheimzinnig onbegrijpelijk. Zelfs de woorden van Ramsey Nasr konden mij daarbij niet helpen. Als je van poëzie geen houvast mag verwachten, dan toch tenminste vervoering of ontroering. En ook die konden ze niet te weeg brengen. Voor deze gedichten was de laatste strofe van het eerste gedicht Schrijfoefening erg toepasselijk:

Verlaat de kamer in achterwaartse richting en stap
beslist niet in de inkt: probeer te blijven zweven
als je de metershoge deur ontzettend sluit.

Vorm en inhoud van een gedicht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, vindt ook Catharina Blaauwendraad (interview Meandermagazine). Is het daardoor dat 5 van de 7 sonnetten uit Beroepsgeheim me wel aanspreken? En ik me over de andere twee graag nog eens wil buigen? Ook bij de vrije verzen vind ik er wel enkele van mijn gading, maar dat zijn er naar verhouding toch beduidend minder.
Deze bundel is voor mij over het geheel genomen te cryptisch. Zonder houvast en zonder ontroering/vervoering bij het lezen van gedichten kun je niet spreken van communicatie. En een dichter die er geen behoefte aan heeft te communiceren met de lezers en zich beroept op het Beroepsgeheim, welke reden kan die nog hebben om gedichten te publiceren?

Mijn favoriet uit deze bundel:

WACHTERSWONING

voor Grietje Krans
* 14 januari 1948, Amsterdam
† 23 september 2007, Amsterdam

Vanaf de wachterswoning zag je hoe de sporen
van de passanten, van je man, je kind, de trein
zich evenwijdig in verdwijnpunten verloren
en je bleef achter als een wachter langs de lijn.

In later jaren is alleen nog maar te horen
hoe intercitytreinen zich als een refrein
met vaste intervallen door de stilte boren
zonder te stoppen; het station is veel te klein.

Je legt een eenzaam oor tegen de rail en hoort
het zachte gonzen van een trein die nooit zal komen.
Dan sta je op en zet op tijd een stap opzij

voor wat maar niet voorbij wil gaan. En ver voorbij
een klein perron waar nooit meer afscheid wordt genomen
dendert de trein die nooit vertrekken zal nog voort.


Eenzame Uitvaart #82, De Nieuwe Ooster te
Amsterdam, 01-10-2007 © Catharina Blaauwendraad


© JannieTr, 17 juli 2009.

woensdag 1 juli 2009

Jan B. Kuipers & Johan Francke – Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden


Juli 2009 – Waardering: 8,5.

In aansluiting op de canon van de geschiedenis van Nederland is er nu ook een Zeeuwse geschiedeniscanon. Deze behandelt in vijftig vensters – hetzelfde aantal als bij de nationale canon – belangrijke onderwerpen uit de Zeeuwse historie. Een venster moet daarbij beschouwd worden als een ingang tot een bepaald onderwerp in de geschiedenis dat tevens uitzicht biedt op voorgeschiedenissen, ontwikkelingen en verwante onderwerpen, zodat elk belangrijk thema wel ergens aan bod komt.
Er zijn raakvlakken met de nationale geschiedenis (de Opstand tegen Spanje en Michiel de Ruyter bijvoorbeeld), maar de Zeeuwse geschiedenis had ook eigenaardigheden en week op sommige punten af van het landelijke beeld. Zo was Zeeland laat met de industrialisatie en de aanleg van kanalen en spoorwegen. Soms kenmerkt de provincie zich zelfs door tegengestelde ontwikkelingen. Te denken valt hierbij aan de kaapvaart of ontstedelijking. En de Vlaamse invloeden.

In het voorjaar van 2008 begon de Zeeuwse Canoncommissie haar werk. Zij heeft getracht een canon samen te stellen die recht zou doen aan de Zeeuwse geschiedenis. Over tien van de vijftig vensters kon de Zeeuwse bevolking zich uitspreken. Zij mocht daarbij steeds uit twee ingangsvensters kiezen. Er werd toen bijvoorbeeld gekozen voor de Watersnoodramp 1953 i.p.v. de door de commissie voorgestelde stormvloedkering Oosterschelde. Daarmee veranderde wel het venster, maar niet de inhoud van het onderwerp waar we door het venster naar kijken. De Deltawerken komen in dit venster ook aan bod, alleen geeft de Zeeuwse bevolking er de voorkeur aan deze waterwerken door middel van de Watersnoodramp te behandelen.
Andere Zeeuwse vensters (met soms een landelijke uitstraling) zijn o.a. Reynaert de Vos (het bekende epos), Willem Beukelsz. van Biervliet (de uitvinder van het haringkaken), Jacob Cats, Fort Zeelandia (verovering van Suriname), Slavenhandel en het slavernijmonument, Johannes Hendrik van Dale (van de Dikke van Dale), Mondriaan in Domburg (kunstenaars op Walcheren), Watersnoodramp 1953, Molukkerkamp in Westkapelle, Zeelandbrug (en de Westerscheldetunnel).
Omdat de canon dezelfde hoofdlijnen volgt als de nationale canon, is bij de behandeling daarvan in het geschiedenisonderwijs de verdieping op provinciaal niveau goed mogelijk. Elke school in Zeeland heeft dan ook een exemplaar van dit boek cadeau gekregen van het provinciebestuur.

Het boek is chronologisch ingedeeld. Het begint met het Land van Saeftinghe (ca. 4000 v. Chr.) waar de eerste bewonerssporen gevonden werden en eindigt met de kerncentrale Borsele (1973) als venster op de huidige industrialisatie en nieuwe energiebronnen. Daartussen de overige 48 vensters over belangrijke gebeurtenissen en personen, waarin ook steeds aandacht is voor politieke, militaire, culturele, waterstaatkundige, historisch-geografische, sociaal-economische, religieuze, agrarische en wetenschappelijke onderwerpen.
Elk venster omvat gemiddeld 4 pagina’s en bestaat uit een inleiding op het onderwerp, een helder geschreven, informatieve tekst, een ruime hoeveelheid kleurenfoto’s en reproducties en tenslotte een afsluitend kader met daarin suggesties voor literatuur en bezoeken aan musea e.d. Dat alles maakt het tot een prachtig en prettig leesbaar naslagwerk voor iedereen die Zeeland een warm hart toe draagt.

Zutphen, Walburg pers, 2009. Geb., 152 p., ills., lit. opg. ISBN: 978-90-5730-595-5

© JannieTr, 1 juli 2009.

donderdag 25 juni 2009

Naema Tahir – Een moslima ontsluiert

Juli 2009 – waardering: 7,0

In september 2002 traden Naema Tahir en Ayaan Hirsi Ali samen op in een legendarische uitzending van Rondom Tien over zelfkritiek en moslims. Naema was gevraagd omdat ze een opiniestuk had gepubliceerd over het gebrek aan zelfkritiek bij moslims. Hun tegenstanders (2 orthodoxe Marokkaanse moslims) bleken niet in staat een redelijke discussie te voeren op argumenten en vielen hen agressief aan. Haatmails waren het gevolg voor de beide dames en Ayaan werd voor het eerst bedreigd. Desondanks zijn beiden zich in blijven zetten voor de emancipatie van de moslimvrouw, zij het ieder op een andere manier. Ayaan zocht de politiek en de media op, Naema besloot vooral haar pen het werk te laten doen. Er volgden meer opiniërende artikelen in de Volkskrant en NRC Handelsblad, lezingen en interviews. In 2005 verscheen haar eerste boek: Een moslima ontsluiert. Inmiddels (juni 2009) is de vierde druk een feit. Een veelgelezen boek dus. En dat intrigeert, want het is non-fictie, geen roman. Maar wie er in begint te lezen zal al snel ontdekken dat het leest als een spannend verhaal.

Het boek begint met een voorwoord waarin ze benadrukt, dat ze een persoonlijk relaas biedt. Om daarmee een bijdrage te leveren aan het debat over de positie van de moslima. Elk mens heeft uiteraard een eigen, unieke geschiedenis. Toch wil ze met haar verhaal duidelijk maken: “……wat een moslima doet denken en handelen zoals ze doet in verschillende fasen van haar bestaan. Daarbij zoek ik steeds de menselijke maat die hoort bij elke opvoeding - niet alleen van moslims of migranten. En misschien is dat wel de rode draad van het boek. Het gaat om de mens. De mens in de migrant en de mens in de moslim.”
Juist door haar eigen verhaal te vertellen komt de mens in migrant en moslim het best tot zijn recht en voorkomt ze te kortzichtige generalisaties.

Naema Tahir (1970) vertelt op een geestige, relativerende maar ook kritische manier over haar leven tussen drie culturen: de Britse, de Pakistaanse en de Nederlandse. Het eerste deel van het boek kreeg de titel: Rusteloze zolen: fragmenten uit een migrantenleven. Daarin beschrijft ze in korte hoofdstukken haar jeugd in Engeland en Nederland en de 2 jaar die ze als puber in Pakistan doorbracht. Het gaat daarbij vooral over de aanpassing aan steeds een ander land, een andere taal en cultuur en over regels en taboes die bij de Pakistaanse opvoeding horen. Het deel eindigt met de terugkeer van het gezin naar Nederland.
In het tweede deel: Dolle Amina’s: fragmenten uit het leven van een moslima gaat het levensverhaal van Naema Tahir verder. Daarnaast staan er ook verhalen in over andere moslimvrouwen om aandacht te vragen voor onderwerpen die wel verband houden met de Islamitische praktijk, maar haar persoonlijk niet overkomen zijn. En een aantal bewerkte opinie-artikelen voor zover die in deze context passen.

Het boek leest bijna als een roman, met name waar het gaat over het leven van Naema en haar lotgenoten. Door haar heldere en beeldende verteltrant raak je als lezer volop betrokken bij het migrantenmeisje en de verwarrende en frustrerende gebeurtenissen die haar overkomen. In het tweede deel is het vooral het conflict met haar ouders over een door haar geweigerde, gearrangeerde verloving, waarbij ze overtuigend weet te vertellen welke dilemma’s dat met zich mee brengt en hoe pijnlijk de ervaring was tussen twee culturen in te staan en nergens begrip en steun te kunnen vinden.
Naast het spannende element dat zo in het boek gebracht wordt, houdt ze een persoonlijk en overtuigend pleidooi voor zelfbeschikking van de vrouw over haar lichaam, seksualiteit en leven. Ze heeft een grote kennis van zaken (ze is mensenrechtenjuriste) en snijdt de onderwerpen uit het huidige debat over allochtonen, Islam en de positie van de vrouw op een redelijke, niet-provocerende wijze aan. Dat dat aanspreekt, mag blijken uit de vier drukken die in vier jaar tijd van het boek verschenen zijn.


 Na Een moslima ontsluiert verscheen Kostbaar bezit (2006), een bundel erotische verhalen, waarin de hypocrisie van de Islam ten opzichte van de rol van de vrouw tot uitdrukking komt. Eenzaam heden (2008) is haar eerste roman, over een migrantengezin in Engeland met de dochter Dina in de hoofdrol. In 2008 verscheen ook Groenkapje en de bekeerde wolf en andere moslimsprookjes. Zowel de Islam, als de houding van het westen t.o.v. de Islam worden daarin wat betreft de man-vrouw verhoudingen op humoristische en ironische wijze aan de kaak gesteld. In 2010 zullen nog twee boeken verschijnen: De martelares (een vervolg op Eenzaam heden) en Elegante emancipatie: opnieuw een non-fictieboek met daarin haar enigszins gewijzigde visie op de emancipatie van de moslimvrouw.
(Naema Tahir is via VPRO-boeken (http://boeken.vpro.nl/personen/39764205/) te zien en te beluisteren in o.a. Zomergasten en de bovengenoemde uitzending van Rondom Tien.)

Naema Tahir - Een moslima ontsluiert. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2005 (4e dr. 2009). Paperback, 191 p., isbn: 978-90-8924-081-1

© JannieTr, 25 juni 2009.