zaterdag 29 november 2014

Ida Simons – Een dwaze maagd



November 2014 – waardering: 7,5

Inleiding

Dat Cossee raak geschoten heeft met Een dwaze maagd van Ida Simons is ondertussen wel duidelijk. De zoveelste druk ligt in de winkel, in het voorjaar verschijnt de luisterboekversie en de vertaalrechten zijn aan meer dan 20 landen verkocht.
Toch stelde ik het lezen ervan steeds uit, omdat ik er tegen op zag geconfronteerd te worden met de gruwelen van de Jodenvervolging. Uit de besprekingen van anderen is mij echter duidelijk geworden, dat dit bijzondere boek totaal andere zaken beschrijft en zeer de moeite waard is. Ik kan het inmiddels beamen: ik heb het gelezen en ervan genoten. En nu de moeilijke opgave daar nog iets zinnig over te melden terwijl er al zoveel over geschreven is. Maar ik ga mijn best doen.

Samenvatting

Een dwaze maagd is een portret van een jong meisje in de jaren twintig en een humoristisch en liefdevol beeld van Joods familieleven in Antwerpen, Den Haag en Berlijn. De ouders van Gittel leven als kat en hond. Haar vader ‘was een sjlemiel en hij wist het’, en hij krijgt niet veel voor elkaar in de zakenwereld. Iedere keer als het haar moeder te veel wordt, vertrekt ze met haar dochter voor een paar weken naar haar familie in Antwerpen. Gittel kan daar volop toegeven aan haar passie voor het pianospelen, want er wordt niet al te veel op haar gelet in het bonte, levenslustige gezin, waar haar moeder zich veel beter thuis voelt dan bij haar echtgenoot.
Bij het bevriende bankiersgezin Mardell speelt Gittel op de Steinway en leert haar eerste levenslessen. Haar grenzeloze vertrouwen in haar oudere vriendin Lucie wordt op harde wijze geschonden. Simons beschrijft op onnavolgbare wijze de kwetsbare relatie tussen de twee meisjes midden in de bedrijvige Joodse gemeenschap in Antwerpen en roept een Elsschot-achtige wereld op. In Berlijn, waar Gittels vader zijn fortuin in een handomdraai probeert te vergaren, is de illusie van rijkdom na de beurskrach van 1929 snel voorbij. Wie, vraagt zich Gittel af, kan je in deze wereld van oplichters nog vertrouwen?
Ida Simons vertelt over de lotgevallen van de argeloze Gittel met een lichte, vaak humoristische toon. Als geen ander weet ze zich in te leven in een meisje op zoek naar een veilige plek in een onzekere tijd en een chaotische wereld. (Cossee).


Leeservaring

Hoe gaan we deze roman noemen? Een ontwikkelingsroman of een zedenschets van het Joodse leven rond de jaren 20 in (voornamelijk) Antwerpen? In het begin van de roman trof mij vooral de amusante manier waarop Ida Simons de Joodse gemeenschap beschrijft, met de uiterlijkheden en regels die destijds nog gebruikelijk waren en waar ze de draak mee steekt. Niet direct spottend, maar wel met de nodige ironie. Zoals inderdaad een meisje van een jaar of 12 kijkt naar de grote mensenwereld om zich heen. Die blik zal in de rest van het verhaal een rol blijven spelen en de lezer geregeld doen glimlachen. Maar in feite gaat het toch om de ontwikkeling die Gittel in de loop der jaren doormaakt. Humor, als woordspeling, als ironie, als naïef onbegrip, vormt samen met een tragische ondertoon, de basis van het boek.

Als je bedenkt dat Ida Simons zelf al bijna 50 was toen ze deze roman schreef, verbaas je je over de manier waarop ze zich weet te verplaatsen in dit opgroeiende meisje.  Er wordt beweerd dat een groot deel van de roman op autobiografische gegevens berust. Misschien maakt het opschrijven van herinneringen het gemakkelijker om de juiste toon te treffen?
Het verhaal, dat in de ik-vorm wordt verteld, schept een beeld van een opgeruimd, ondernemend, argeloos, maar toch wel eenzaam kind. Er komen genoeg familieleden en andere personen in de roman voor. Door de beschrijving van allerlei amusante voorvallen krijgen we een (door humor gekleurd) beeld van ze, maar uiteindelijk speelt geen van hen een echt belangrijke rol in het gevoelsleven dit jonge meisje. Een uitzondering vormen Meneer Mardell en zijn dochter Lucie.

In Antwerpen krijgt Gittel de gelegenheid op de Steinway piano van de familie Mardell te spelen. Ze herkennen haar talent en geven haar graag gelegenheid bij hen te oefenen. Het kost enige moeite van thuis toestemming te krijgen voor het contact met de Mardells, maar zowel meneer Mardell als zijn dochter Lucie zetten zich daarvoor in. Ieder om zijn eigen redenen, zal blijken. Haar eigen vader is meestal afwezig, maar ze bouwt een goede, bijna vaderlijke band op met meneer Mardell.  Ze bespreken veel, zowel artistieke, als persoonlijke zaken. Gittel hecht zeer aan zijn oordeel over haar. Het doet haar dan ook groot verdriet, als die goede verstandhouding eindigt door de rol die zij (ongewild en onbedoeld) speelde in het verraad van haar vriendin Lucie tegenover haar vader. Hij is diep geschokt en ze kan het niet meer goed maken. Ze heeft de parabel over de wijze en dwaze maagden die hij haar uitgelegd heeft, niet ter harte genomen.

De kwetsbaarheid van een argeloos en opgeruimd kind, dat langzaamaan het harde volwassen leven leert kennen, nemen je voor dit meisje in. Het leven ziet er niet zo rooskleurig meer uit, als ze teleurgesteld met haar familie terugkeert naar Den Haag. Wat een hechte vriendschap leek, berust op manipulatie en bedrog. Zelfs de spil van de familie, de huishoudster van haar oma, blijkt niet te vertrouwen. Haar oma is overleden en haar vader moet ervan weerhouden worden de erfenis te vergooien in weer een ondoordacht financieel avontuur. Ze neemt zich voor voortaan bedachtzamer en voorzichtiger te zijn, als de wijze maagden.

Toch heeft het boek geen triest einde: het onschuldige meisje is een bedachtzame jonge vrouw geworden, door de lessen die het leven haar leerde. Helaas zonder dat haar directe omgeving dat in de gaten had. Maar wat vooral blijft hangen als je het boek dichtslaat, is de lichte en opgewekte toon waarmee ze haar verhaal vertelt. En de amusante manier waarop ze de gedragingen van de volwassenen om haar heen beschrijft. Ik vind dat heel knap, als je bedenkt hoeveel ellende en teleurstellingen deze schrijfster nog in haar leven heeft meegemaakt voor ze aan dit boek begon.

Over de auteur

In een uitgebreid nawoord (Een wijze vrouw) schetst Mieke Tilma ons een beeld van Ida Simons. De titel van haar stukje is ontleend aan een kop in de Haagsche Courant na het verschijnen van haar roman in het voorjaar van 1959 : Een kostelijk debuut van een wijze vrouw.
Ida Simons (Antwerpen, 1911 – Den Haag, 1960) kwam tijdens de Eerste Wereldoorlog met haar ouders naar Nederland. Op negentienjarige leeftijd debuteerde zij als concertpianiste. De inval van de Duitsers brak haar veelbelovende carrière af. Met haar echtgenoot en hun zoontje Jan overleefde Simons de concentratiekampen Westerbork en Theresienstadt. Na de oorlog trad ze weer op, maakte zelfs een tournee door de Verenigde Staten, maar moest haar loopbaan als pianiste opgeven en begon te schrijven. In 1946 debuteerde Simons met de dichtbundel Wrange oogst, 1940-1945 en in 1956 publiceerde ze twee novellen onder de titel Slijk en sterren. In 1959 verscheen haar veelgeprezen roman Een dwaze maagd. In 1960 overlijdt ze onverwacht.
Na de eerste uitgave van Een dwaze maagd volgen er 5 herdrukken, waarvan de laatste in 1989. In 1962 verschijnt een Duitse vertaling. En in 1961 wordt postuum Als water in de woestijn uitgegeven, met in 1966 een herdruk. Toch raakt ze in de vergetelheid, onbegrijpelijk als je kijkt naar de lovende recensies in 1959. En naar het grote succes dat de roman nu opnieuw heeft.


Ida Simons - Een dwaze maagd. Amsterdam, Cossee, 2014. Gebonden, 208 pg., isbn:  9789059365049. Ook verkrijgbaar als e-book (ook via de bieb) en vanaf maart als luisterboek.
 
© JannieTr, november 2014

Ik las dit boek als 27/20 voor Ik-lees-Nederlands 2014.

zaterdag 22 november 2014

Gerdien Verschoor - De kop van Oskar Wronski



November 2014 - waardering: 7,5 

Inleiding 

Gerdien Verschoor (1963) is schrijver en kunsthistoricus. In 2011 debuteerde zij met de roman De draad en de vliegende naald, die op de shortlist van de Vrouw Debuutprijs stond. De kop van Oskar Wronski is haar tweede roman. Ze promoveerde op een Poolse kunstenaarsgroep uit het Interbellum nadat ze kunstgeschiedenis had gestudeerd in Leiden en Kraków. Na haar studie werkte ze als conservator voor Muzeum Sztuki (Kunstmuseum) in Lódz en kasteel het Nijenhuis bij Heino. Zie verder haar website.

Samenvatting 

Deze kunstenaarsroman gaat over een jonge Nederlandse baronesse: Ophélia Bentinck Nyevelt van Heeckeren die in 1937 op 21-jarige leeftijd haar milieu ontvlucht en naar Parijs vertrekt. Daar neemt ze een nieuwe naam aan, Odessa, wordt beeldhouwster en ontmoet er de man van haar leven: Oskar Wronski. Oskar is een voormalige Russische frontsoldaat; hij is verminkt en getraumatiseerd en gaat als kunstenaar door het leven. De Tweede Wereldoorlog rukt hen uit elkaar, maar Odessa kan haar eerste liefde en mannelijke muze niet vergeten. Na de oorlog keert Odessa terug naar Nederland. Ze neemt haar intrek in haar geërfde landgoed in Overijssel.  Als inmiddels beroemd portrettist herschept ze in iedere kop die ze maakt een fragment van zijn gezicht. Als ze in de zeventig is, leert ze een kunstverzamelaar kennen door wie ze erachter komt hoe Oskars leven in Polen, achter het IJzeren Gordijn, verlopen is. 

Leeservaring 

Gerdien Verschoor benadrukt dat het om een verzonnen verhaal gaat. Toch lijkt het erop, dat Charlotte van Pallandt deels model gestaan heeft voor Odessa van Heek. Wie haar biografie bekijkt (KLIK HIER), zal opvallende overeenkomsten ontdekken. En ongetwijfeld heeft G.V. ook gebruik gemaakt van haar uitgebreide kennis van de Poolse kunst. Ik ben daarvan niet genoeg op de hoogte om er een oordeel over te geven. Maar ik kan me voorstellen dat dat voor kunstkenners een toegevoegde waarde heeft.

Voor mij telt echter vooral het verhaal en hoe het verteld wordt. Kun je je inleven in een hoofdpersoon (het verhaal is in de ik-vorm geschreven) die bezetten is van haar Kunst en haar Liefde voor een onbereikbare man? Ja, dat kan heel goed. Maar je moet er wel voor open willen staan. 

De emoties waarop het verhaal gebaseerd is, zijn diep en heftig, je voelt ze smeulen. Ze uiten zich op ongebruikelijke wijze. Vlak voor het ja-woord ervandoor gaan en in je bruidsjurk de IJssel overzwemmen om naar Parijs te vluchten. Niet jammeren en klagen als je je grote liefde kwijt bent, maar het verdriet absorberen door de kop van Wronski dagelijks te tekenen en te boetseren. In de gebeeldhouwde portretten van anderen altijd een detail van Wronski uithakken. Elke dag een tekening opsturen naar Polen, ook al krijg je nooit antwoord. Aanvaarden dat de zin van een eenzaam leven het creëren van schoonheid kan zijn, i.p.v. in lege verbintenissen te vluchten. 

(In het atelier van haar leermeester Paul Dupré):
"Odessa van Heek zoekt haar man", zei hij, alsof ik er zelf niet bij was."Zij zoekt hem in haar huis en langs de kades van de Seine. Zij zoekt hem onder het bed en in zijn schilderijen. Zij zoekt hem in haar buik en in haar hart. Zij zoekt hem overal waar hij niet is. Want Odessa van Heek is vergeten waarom ze naar Parijs is gekomen. Ze is vergeten dat ze kunstenaar is. Haar man is hier! Hier!". Hij sloeg met zijn handen op de steen alsof het de schouders van Oskar Wronski waren.
En hij had gelijk. Ik hoefde het stuk marmer maar aan te raken en zijn kop bewoog onder mijn handen. Ik voelde het kloppen in zijn hals en de warmte achter zijn oren. De hardheid van zijn kaken en de adem in zijn neus. Mijn woorden lagen nog in zijn oren verborgen. 

Hoewel het boek gemakkelijk leest, is de inhoud zeker niet altijd even gemakkelijk. Mij is het goed bevallen om eerst van het verhaal te genieten, van de spanning, de prachtige beeldspraken en de poëtische stijl. En het daarna nog een keer te lezen om te ontdekken hoe Gerdien Verschoor gespeeld heeft met fantasie en werkelijkheid, met de relatie tussen kunstenaar en muze. Bijzonder zijn ook de vele spiegeleffecten in de gebeurtenissen en dromen van de personages en het gebruik van motieven. Een voorbeeld daarvan zijn de handschoenen die Odessa als jong meisje krijgt aangemeten in Venetië en die tot aan het einde een symbolische rol zullen spelen. Een ervan raakte ze kwijt bij aankomst in Parijs. 

"De handschoenen lagen op het nachttafeltje. Gek, hoe twee dezelfde handschoenen er na ruim vijftig jaar zo anders uit konden zien, alsof ze totaal van elkaar vervreemd waren geraakt". 

De artistieke gedrevenheid  van Odessa en Oskar is overtuigend opgetekend. Net als het verschil in kunstopvattingen: Odessa haar levenlang zo realistisch mogelijk en Oskar juist zo abstract mogelijk.
Ze respecteren elkaar daarin. En trachtten beiden een levenlang trouw te blijven aan hun eigen overtuigingen.

Door aan het einde  van het boek het leven van Oskar Wronski te beschrijven, lezen we bovendien hoe de ontwikkeling van de abstracte kunst in Rusland en vervolgens in Polen verliep: hoewel Moskou de abstracte kunst omarmde na de Russische Revolutie, beschouwden de autoriteiten het later als een kapitalistische uitwas. Wronski mag geen abstracte kunst meer maken, maar  kan zich niet met de nieuwe eisen van de 'Kunst voor het Volk" verenigingen. Met alle gevolgen van dien.

Het hele verhaal draait om twee thema's: Kunst en Liefde. Liefde voor de Kunst, maar ook troost in de Kunst voor een verloren en onbereikbare Liefde: letterlijk omdat de twee geliefden worden gescheiden door het IJzeren Gordijn, maar ook figuurlijk omdat er nog een andere liefde in het leven van Oskar Wronski blijkt te zijn – Olga Engelhardt.
Typerend: alle drie de namen beginnen met een O, de perfect ronde, witte cirkel die Oskar op een wit doek schilderde en op een brief aan de beide dames. Maar ook de titels van de hoofdstukken vormen een cirkel. En het einde van het boek maakt het verhaal rond.

Een laatste citaat: 

(Als een portretopdracht niet wil lukken):
"Als dat gebeurde, riep ik Oskar Wronski te hulp. Met zijn adem blies ik mijn portretten leven in en dan voltrok zich het wonder: steen die begon te ademen, ogen die zich openden. Pas als ik het portret voltooid had, zag ik wat hij erin had achter gelaten. Bij het vijlen van graniet: kijk, de mondhoek van Oskar Wronski. Bij het polijsten van het brons: kijk, een traan van Oskar Bronski. (........). Ik kon er niets aan doen: hij had zich voorgoed in mijn handen verborgen."

Gerdien Verschoor - De kop van Oskar Wronski. Amsterdam, Atlas Contact, 2014. Paperback, 171 pg. ISBN: 978-90-254-4190-6. 

© JannieTr, november 2014

Ik las dit boek als 26/20 voor Ik-lees-Nederlands 2014.

maandag 17 november 2014

De Voedselzandloper en Het Dovemansorendieet


November 2014

Ze staan inmiddels broederlijk naast elkaar in mijn boekenkast: De Voedselzandloper: over afvallen en langer jong blijven van Kris Verburgh (2012) en Het Dovemansorendieet:  Over zin en onzin van gewichtsverlies van Maarten 't Hart (2007). Ze horen bij elkaar, vind ik, maar of zijzelf het daarmee eens zijn, durf ik niet te beweren. Van Kris Verburgh kun je zeggen dat hij nogal "recht in de leer" is, terwijl we inmiddels van Maarten 't Hart wel weten dat hij dat juist bij voorkeur niet wil zijn. Maar dat neemt niet weg dat er voor mij voldoende overeenkomsten tussen deze twee boeken bestaan om ze hier samen te willen bespreken.

Wie alleen op de titels afgaat, zou kunnen denken dat het hier om dieetrichtlijnen gaat die dienen om af te vallen. Voor beide boeken geldt: dat is beslist niet zo. De heren zijn het erover eens, dat een levensstijl gebaseerd op gezond voedsel en geregelde lichaamsbeweging voldoende is om gezond oud te worden en een normaal gewicht te bereiken. Ze willen daarom ook niets weten van extreme, eenzijdige diëten of overmatige sportactiviteiten.

En is die boodschap wezenlijk anders dan die van het Nederlandse Voedingscentrum, dat hetzelfde beweert over de Schijf van Vijf?  Jammer is alleen dat het Voedingscentrum te star is (en te zeer gebonden aan andere belangen?) om mee te gaan met veranderende wetenschappelijke inzichten elders in de wereld.  (Zie verderop twee voorbeelden daarvan).

De Voedselzandloper las ik vorig jaar en vorige maand Het Dovemansorendieet. Een groot verschil tussen de beide heren is de manier waarop ze hun boodschap brengen. Kris Verburgh heeft medicijnen gestudeerd en heeft een degelijk boek geschreven, met een lange semiwetenschappelijke inleiding. Daar moet je echt wel even voor gaan zitten, maar dan geeft het wel inzicht in de redenen waarom hij de Voedselzandloper heeft ontworpen en de manier waarop de verschillende voedingsmiddelen daarin passen. Maarten 't Hart studeerde biologie en ook al is dat al langer geleden, hij heeft voldoende aanknopingspunten om zijn standpunten over een gezonde manier van omgaan met ons voedsel op een simpele èn humoristische wijze te verduidelijken. Helemaal eens zijn ze het niet, maar de grote lijnen en de strekking zijn hetzelfde.

Maarten 't Hart merkt in zijn boek terecht op dat mensen graag een dieet WILLEN hebben, ze zijn op zoek naar eenvoudige lijstjes: "dat mag ik wel, en dat niet". Veel van de extreme diëten voldoen daaraan, vaak lijken ze ook resultaat te hebben, maar uiteindelijk gaan ze ongemerkt ten koste van de gezondheid, zijn ze niet vol te houden of zorgen voor een zgn. jojo-effect.

Kris Verburgh benadrukt in zijn boek, dat hij niemand iets wil voorschrijven, dat hij alleen aangeeft wat er wetenschappelijk is vastgesteld over bepaalde voedingsstoffen en onze stofwisseling en dat de verantwoordelijkheid om te kiezen voor een bepaalde levensstijl geheel bij ons zelf ligt.

Als Maarten gelijk heeft, dan zitten de meeste mensen daar niet op te wachten. En gebruiken ze de Voedselzandloper toch als voorschrift. En daar gaat het m.i. verkeerd: als je weet waarvoor je kiest en dat bewust doet, dan zul je op den duur een levensstijl ontwikkelen die vol te houden is. Dus dat is waar ik vorig jaar aan begonnen ben: ik vertrouw op de integere wijze waarop Verburgh de wetenschappelijke literatuur bestudeerd heeft en heb daarop mijn eetpatroon aangepast op een manier die niet volledig overeenkomt met wat hij ontdekte, maar waar ik wel achter kan staan. Ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid genomen en gekozen wat ik verantwoord vind. Het past bij mij en dat is belangrijk. Ik eet dus bv. wèl volkorenbrood en gèèn sojamelk maar yoghurt. Alleen nog vis en af en toe kip. Veel noten en groenten. Dat geldt ook voor bewegen: voldoende, normale, gezonde beweging. Niets extreems. En daar voel ik me goed bij.

En toen las ik Het Dovemansorendieet. Dat was echt genieten: Maarten 't Hart ten voeten uit. Met veel humor en ironie schets hij zijn jeugd, neemt hij Bijbelteksten over voeding op de korrel en vreemde diëten en gedragingen, beveelt voedsel aan of keurt het af. En daarbij overdrijft hij graag, spot of provoceert: wie zijn stijl kent, weet wat ik bedoel. Maar tussen de regels door blijk ik, via de Voedselzandloper, het toch aardig met hem eens te zijn. Daarom leest het zo prettig: op een leuke manier gebrachte, zinnige informatie, met de nodige autobiografische anekdotes en grotendeels overeenkomend met mijn eigen ideeën over een gezonde levensstijl.

Twee voorbeelden

Het boek van Kris Verburgh verscheen 5 jaar na dat van Maarten 't Hart. Het werd een hype en daar werden sommige instanties erg zenuwachtig van. Het is jammer dat Kris Verbrugh niet zo goed uit de verf komt op tv: schrijven kan hij wel, maar je verweren tegen agressieve tegenstanders, die je boek vaak niet eens gelezen hebben, is lastig. Maar laat het een troost zijn, dat zijn theorieën langzamerhand een voor een bewezen worden. Twee voorbeelden zijn er al.

1. In de Voedselzandloper wees Verburgh op verschillende onderzoeken waaruit zou blijken dat melk helemaal niet zo gezond is als wij veronderstellen. Uiteraard werd hij furieus aangevallen. Maar de wereld wordt wakker en er wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. Vorige maand werden de resultaten bekend uit een groot Zweeds onderzoek. Toen ik de reacties daarop in het nieuws zag was ik verbijsterd: Een hoogleraar(!) gaf schoorvoetend toe, dat het onderzoek aan alle eisen van goed wetenschappelijk onderzoek voldeed, maar hij vond dat de uitkomst ervan zo onwaarschijnlijk was, dat die niet waar kon zijn! En schonk grijnzend een glas melk in. Zijn we terug bij Galilei en Copernicus: dat het zo onwaarschijnlijk is dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom, dat dat dus niet waar kan zijn en dus heiligschennis is? Melk moet?

2. Verbrugh wees ook op onderzoek in Amerika naar de behandeling van Diabetes-type 2. Een gezond voedsel- en beweegprogramma had opmerkelijke resultaten: deelnemers hoefden minder of geen medicijnen meer te nemen en het aantal beroertes en hartziekten nam af. En wat las ik vorige week in de krant: er is een vergelijkbare proef gedaan onder de titel: "Keer diabetes-2 om". Minder koolhydraten bleek van belang en gezonde vetten. De resultaten waren zo uitzonderlijk, dat 2 zorgverzekeraars dit programma aan gaan bieden aan hun verzekerden. Bovendien bleek dat een van de bijwerkingen van de medicijnen die de diabetici kregen voorgeschreven was dat ze er buikvet van kregen en steeds dikker werden! En dat was nu juist niet de bedoeling.

We zullen er maar van uitgaan dat Kris Verburgh voorlopig nog een roepende in de woestijn is, maar dat hij nog jong genoeg is om mee te maken dat op een dag zijn Voedselzandloper door het Voedingscentrum ingevoerd zal worden. En tot die tijd moet hij er maar rekening mee houden dat veel van zijn ontdekkingen en adviezen aan Dovemansoren gericht zijn.

Maarten 't Hart - Het Dovemansorendieet. Over zin en onzin van gewichtsverlies. Amsterdam, De Arbeiderspers, 2007. Geb., 161 pg., fig., ills. ISBN: 978-90-295-6581-3.

Kris Verburgh - De Voedselzandloper. Over afvallen en langer jong blijven.  Amsterdam, Bert Bakker, 2012. Paperback, 375 pg., graf., tab., lit. opg., index. ISBN: 978-90-351-3758-5. 

©JannieTr, 17 november 2014.

Ik las dit boek als 25/20 voor Ik-lees-Nederlands 2014.


Naschrift: Achteraf ontdekte ik een filmpje waarin Maarten 't Hart De Voedselzandloper bespreekt (KLIK HIER). Zijn oordeel is negatief, maar eigenlijk komt hij niet verder dan zijn (èn mijn) bezwaar tegen het afwijzen van brood door Verburgh. Er staat ook wel veel goeds in, zegt hij aan het einde. Dat moet hij wel zeggen, want hij verwijst ook naar zijn eigen boek, waarin, zoals ik al schreef, veel dezelfde zaken voorkomen (zo stelt ook hij dat het overgewicht veroorzaakt wordt door o.a. suikerriet/-biet en zetmeel van tarwe, rijst en maïs). Daarom is het jammer dat hij, zoals velen, blijft hangen op de verkeerd geïnterpreteerde opvatting: "je mag geen volkoren brood eten".

En juist daarom ook is het leuk ze naast elkaar te lezen en dan te kijken of Maarten 't Hart wel eerlijk is in zijn kritiek! Misschien is het toch een beetje de kift, om het succes van deze "26-jarige snotneus"?