donderdag 8 februari 2007

Hans Münstermann - Het gelukkige jaar 1940


Februari 2007 – Waardering: 6.

Vijf romans heeft Hans Münstermann geschreven met zijn alter-ego Andreas Klein in de hoofdrol. Voor de laatste (De Bekoring) kreeg hij in 2006 de AKO-literatuurprijs. Volgens zijn critici was de eerste (Het gelukkige jaar 1940) de meest geslaagde.

Het verhaal laat zich simpel samenvatten: Marianne Petersen, een 18-jarig meisje uit Arnhem trouwt op 10 mei 1940 (!) met de 30-jarige Joachim Klein, een Duitser. Ze krijgen 7 kinderen en scheiden kort na hun 25-jarig huwelijksfeest. Joachim sterft op zijn 60ste. Een familiefeest (de 40ste verjaardag van een van de broers) waarop iedereen, ook de 78-jarige moeder, aanwezig is, vormt het decor waartegen ons de geschiedenis van dit huwelijk wordt verteld.
Münstermann gebruikt hiervoor 3 verhaallijnen, die elkaar voortdurend afwisselen. Het perspectief ligt steeds bij Andreas, de middelste zoon. Hij vertelt over de huwelijksdag in 1940, verhaallijn 1), over de kennismaking en verloving van vader en moeder en het verloop van het huwelijk tijdens en na de oorlog (verhaallijn 2) en over de gebeurtenissen op het familiefeest (verhaallijn 3).

Uiteengerafeld ziet dat er zo uit: Andreas blijkt gefascineerd door het verleden. Van jongs af aan merkt hij dat er tussen zijn ouders geen liefde, warmte bestaat. Er mist iets in het gezin. Hij probeert uit te vinden of het ooit anders was en hoe het komt dat dat verdween. Ook vermoedt hij dat er geheimen zijn in de familie. Zijn moeder verzwijgt iets. In de eerste verhaallijn reconstrueert hij de trouwdag van zijn ouders. Vanaf het moment dat Marianne de avond voor de bruiloft naar bed gaat tot en met de huwelijksnacht. Hoewel toen nog niet geboren (uiteraard) doet hij of hij er bij was, praat met zijn moeder, vraagt haar van alles en voegt dat bij de feiten en antwoorden die hij van later kent. Doordat Joachim een Duitser is en precies op de trouwdag de oorlog uitbreekt, zijn er nogal wat verwikkelingen op deze dag. Toch concludeert Andreas, dat ze blij met elkaar en gelukkig zijn die dag. Al realiseert hij zich wel, dat Marianne ook trouwde om het huis uit te kunnen en Joachim omdat er op seksueel gebied nu eenmaal niets mogelijk was zonder huwelijk.

De tweede verhaallijn volgt het paar, vanaf de kennismaking tot na de scheiding, met veel  aandacht voor de oorlogsperiode. Hij komt tot de conclusie dat met name zijn vader gebroken uit deze periode is gekomen. Afgewezen door de Nederlanders (hoewel geneutraliseerd) probeert Joachim in Duitsland de kost te verdienen. Marianne komt over, maar vertrekt al weer snel naar het relatief veilige Nederland, als ze de bombardementen in Dortmund meemaakt. Soms komt Joachim even over. Er worden ondertussen 3 kinderen geboren. Maar als hij zich in Duitsland kritisch uitlaat over de Nazi’s wordt hij daar in een dwangarbeiderskamp gestopt. Hij mist zijn gezin enorm. Na de oorlog komt hij naar huis en wordt vervolgens in een Nederlands kamp opgesloten. Als hij eindelijk terug kan keren naar zijn gezin is hij een totaal gebroken, een ander mens, volgens Marianne. Ze doet haar best, maar kan niet meer van hem houden. En dan is er ook nog Oom Paulus, een broer van Joachim, die als majoor in het Duitse leger dient en tijdens de oorlog in het huis bij Marianne woont en aan het eind van de oorlog onder verdachte omstandigheden sterft.

De derde lijn is het feest, waarop Andreas iedereen, maar vooral zijn moeder en een tante, ondervraagt over het verleden. Aanvankelijk vinden zijn broers en zussen dat hij het feest verpest met zijn gezeur, maar gaandeweg raken ook zij geboeid en zijn ze benieuwd naar de antwoorden. Het is duidelijk dat er iets verzwegen wordt, maar wat? Is Andreas soms een zoon van Oom Paulus? En wat is er aan het eind van de oorlog met Oom Paulus gebeurd? Net als Andreas denkt, dat hij alles goed gereconstrueerd heeft, blijkt het toch weer allemaal anders te zijn:
“Dit zijn aantekeningen die altijd bijgewerkt moeten worden, elke dag, tot ik er niet meer ben. Steeds opnieuw overlezen en de wenkbrauwen fronsen. Nieuwe details, nieuw mededogen.” “De hele geschiedenis moest weer van voren af aan onder de loep genomen worden. Daar gingen we weer. Het was maar goed dat niemand wist waar ik nu weer mee bezig was. Ze zouden me in een inrichting stoppen. Daar zouden ze toe in staat zijn. En geef ze eens ongelijk”.
Tenslotte vertelt Marianne toch het geheim.

Welk thema wordt er in deze roman aangesneden? Je kunt het een oorlogsroman noemen. Niet het militaire gebeuren, maar de gevolgen voor de gewone mensen staan centraal. Vooral Joachim wordt het slachtoffer van het feit, dat hij op deze bijzondere dag met een Nederlands meisje trouwt. Marianne lijkt er beter vanaf te komen. Maar er is ook wat voor te zeggen om het een psychologische roman te noemen. Al leren we het ouderpaar, waar het verhaal in feite over gaat, minder goed kennen dan hun zoon Andreas. Het doordrammerige fanatisme waarmee hij het verleden probeert te reconstrueren dient een hoger doel: hij is op zoek naar de reden van zijn moeizame omgang met anderen, zijn wantrouwen en de moeite die hij heeft zich aan anderen te binden. Hij heeft duidelijk veel emotionele problemen met het verleden van zijn familie.

De 3 verweven verhaallijnen, de gedreven zoon die zgn. aanwezig is op de trouwdag van zijn toekomstige ouders, de interne monologen, vragen, antwoorden, maken het boek tot een apart geheel. Het zal wel literair verantwoord zijn. Maar ik vond het niet prettig lezen. De verhaallijnen gaan plompverloren in elkaar over. Als je de volgende zin even niet begrijpt, dan blijkt de schrijver alweer overgestapt te zijn op een andere verhaallijn. Teveel monologen en vragen vertragen het verhaal, halen de spanning eruit. Aan het einde van het boek wordt het geheim (dat Andreas na diepgaand speurwerk ontdekt heeft) op een nogal terloopse wijze prijsgegeven. Maar over de karakters en de onderlinge verhouding tussen de twee mensen die trouwden op 10 mei 1940 weten we dan nog steeds niet veel. Van Andreas Klein des te meer. Daar hoef ik De Bekoring dus niet meer voor te lezen. 
Gelukkig maar, want dat boek kreeg weliswaar de AKO  literatuurprijs , maar stond ook op de shortlist 2006 van de Gouden Doerian (de prijs voor de slechtste Nederlandse literaire roman)……

© Jannie Trouwborst, februari 2007.

Paperback | 254 Pagina's | L.J. Veen | 2000
ISBN10: 9020457586 | ISBN13: 9789020457582

donderdag 1 februari 2007

Jan Siebelink – Knielen op een bed violen



Februari 2007 / Waardering 8,5.

Bestsellers roepen bij mij meestal argwaan op en dit boek is er beslist één: sinds het verschijnen  in januari 2005 zijn er inmiddels al bijna een half miljoen exemplaren van verkocht. Het ontving de AKO-literatuurprijs en het bleek vrijwel onmogelijk een negatieve recensie te vinden. De meningen van lezers stonden echter lijnrecht tegenover elkaar: of men was diep geroerd en enthousiast of men vond het helemaal niks of veroordeelde het. Een middenweg leek niet mogelijk. Dat alles intrigeerde me genoeg om het zelf te willen lezen. En daar heb ik geen spijt van.
Slechts in één (verder lovende) recensie vond ik een brokje kritiek: de stof in dit boek is al meerdere malen aan de orde geweest in de andere boeken van Siebelink, de setting en de anekdotes ook. Maar zelfs daar werd gesteld, dat het dit keer in een volmaakt verhaal gegoten was. Dat kan ook haast niet anders, want de roman is vrijwel geheel autobiografisch (zoals hij in interviews vertelde): een monument voor zijn vader (en moeder). Zelf schrijft hij daarover: “Ik ben altijd bang geweest het complete verhaal te vertellen: het geleidelijke, maar onstuitbare afglijden van een zachtaardige, maar in zijn jeugd verwonde man – vluchtend in het zwartste calvinisme – en het verdriet dat hij in zijn naaste omgeving veroorzaakt. Het is ook het verhaal van een grote liefde. Een man en een vrouw: de een wil overleven in het hiernamaals, de ander in het nu.”

Hans Sievez noemt Siebelink zijn vader in dit boek. Hij groeit op in Lathum als enig kind van een hardvochtige, gefrustreerde vader en een lieve, jong gestorven moeder. Het dromerige jongetje houdt van de natuur en zwerft graag, samen met zijn konijn, door het veengebied. Hans’ vader hangt een zwaar geloof aan. Na de dood van zijn moeder wordt de toestand thuis steeds uitzichtlozer en nadat zijn vader zijn konijn heeft gedood en verkocht, besluit hij weg te lopen. Hij is dan 17 jaar. Hij vindt een werkplek op een kwekerij in de buurt van Den Haag en krijgt er een opleiding. Ondertussen woont hij bij een hospita. Hier maakt hij opnieuw kennis met het zware geloof via een collega: Jozef Mieras. Jozef dringt zich op. Niemand van de collega’s ziet deze zalvende broeder zitten en ook Hans krijgt het zo benauwd van hem, dat hij hem uiteindelijk in elkaar slaat. Maar zelfs dat doet Jozef niet afdruipen. Als Hans (ondanks de nodige tegenwerking van zijn hospita, die hem niet kwijt wil) genoeg gespaard heeft en zijn vader is overleden, keert hij terug en trouwt met Margje (Siebelinks moeder), zijn vroegere schoolvriendinnetje. Ook zij heeft gespaard, als dienstbode, en samen kopen ze een vervallen kwekerij (met een hoge hypotheek). Vol van liefde voor elkaar en vol goede moed beginnen ze aan hun leven samen en al snel krijgen ze een zoon: Ruben (Jan Siebelink). Alles lijkt op een zonnige toekomst te wijzen, totdat op een dag Jozef Mieras op de kwekerij verschijnt…….

Geen enkele samenvatting kan recht doen aan de zich daarna langzaam opbouwende spanning, aan het wurgende verloop van de gebeurtenissen, aan de steeds meer benauwende sfeer van het verhaal. Siebelink bereikt dat door het perspectief steeds bij de vader te laten liggen: zo wil hij proberen zich in deze man te verplaatsen en hem te begrijpen. Af en toe wordt het hem teveel en wisselt hij van perspectief en stelt hem dan regelrecht zijn vragen: Had je toen niet….., waarom ging je niet…., voelde je niet dat….. Het relaas wordt er alleen maar aangrijpender door. De liefde en trouw van de moeder, de steun van Ruben, de wanhoop en het zich afzetten van de tweede zoon (Tom) en de steeds verder groeiende waan van de vader onder invloed van deze zwarte orthodoxe broeders: als lezer word je heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Maar zelfs op het sterfbed heerst het onmenselijke geloof. Nergens schopt Siebelink aan tegen dit geloof: hij registreert slechts wat er plaats vond, hoe zijn vader langzaam door deze waanwereld werd verteerd. Maar deze registratie geeft ons een heel duidelijk beeld van het leed dat dit extreme geloof teweeg kan brengen.

Helemaal voor in het boek staat een motto: … en had de liefde niet…. 1 Cor. 13. Zelf zegt hij daarover:
“Het is een duistere liefdesroman. Als je het boek goed leest, begrijp je dat zijn vrouw zich volledig voor hem opoffert en hem als een soort heilige altijd trouw blijft. Ook hij heeft, zo vlak voor het einde van het boek, als hij op zijn sterfbed ligt en haar voelt naderen en zijn gezicht afwendt, herinneringen. Dat is de herinnering aan hun eerste tijd, die zo mooi en puur en authentiek was. Maar ja, Hans is op weg naar die andere liefde, naar de goddelijke liefde. Toch houdt hij nog van haar. Zij worden uit elkaar gedreven. Ze waren de volstrekte radeloze eenzaamheid nabij. Daar ging het mij om. Die man ondervond in zijn geloof weinig liefde en genegenheid van zijn broeders en ook niet van God of van boven. Beiden zijn totaal eenzaam. Zie hier de essentie van mijn boek.”

Willem Vogel schreef in het Haarlems Dagblad: “Een monument voor zijn vader wilde hij neerzetten. Nadat het is onthuld, blijkt het een ontroerend en hartverscheurend monument voor zijn moeder te zijn. Het verdient veel bloemen.” Thomas van den Bergh  schreef in Elsevier: “Wie bij het lezen van dit boek geen brok in zijn keel krijgt, is geen mens.” Daar heb ik eigenlijk niets meer aan toe te voegen.

© JannieTr – februari 2007.

Paperback | 445 Pagina's | De Bezige Bij | 2005
ISBN10: 9023416651 | ISBN13: 9789023416654