vrijdag 26 april 2019

April 2019: wat las ik?

Van alles wat las ik deze maand en eigenlijk best wel veel. Ik zal niet aan alle boeken evenveel aandacht geven hier om verschillende redenen. Hieronder de opsomming.

De Boekenweek

Het boekenweekgeschenk van Jan Siebelink - Jas van Belofte is voor mij om andere redenen interessant dan voor de meeste lezers. Hoe dat zit lees je HIER.

Daar lees je ook dat ik De Tuinkamer van Lilian Blom wilde herlezen. Dat heb ik ook gedaan en ik was opnieuw diep onder de indruk. Ik sta nog helemaal achter mijn recensie uit 2007. Je vindt hem HIER.

Naar de boekenweek keek ik halsreikend uit, omdat er een nieuw boek van Jan van Mersbergen uitkwam: De rijkdom van Altena. Het stelde bepaald niet teleur! Voor zijn boeken maak ik graag een uitzondering op mijn voorgenomen blogpauze. Een uitgebreide recensie komt binnenkort. 

Tussendoor

Voor op mijn nachtkastje kreeg ik van een lieve vriendin Arita Baaijens - Paradijs in de polder omdat ze wist dat ik zo genoten had van haar Zoektocht naar het paradijs over haar omzwervingen door de Altaj in het hart van Centraal-Azië. Mijn bespreking van Zoektocht naar het Paradijs vind je HIER. 

In Paradijs in de polder vertel ze haar lezers nog maar eens in een zeer uitgebreide inleiding wat haar drijfveren waren voor haar ontdekkingsreizen en wat ze er allemaal van geleerd heeft. Die ervaringen wil ze inzichtelijk en toepasbaar maken voor haar lezers in hun eigen omgeving, alleen of samen met anderen. Aan de hand van tientallen oefeningen spoort Anita Baaijens de lezer aan om de mobiele telefoon uit te zetten en contact te maken met Nederlands landschap. Onze zintuigen zijn daarbij het belangrijkste gereedschap. Ook laat ze zien wat ‘deep maps’ zijn, hoe je ze maakt en wat ze vertellen over een plek. ‘Paradijs in de polder’ moedigt je aan te struinen, te dolen, gedachtesprongen te maken, vanzelfsprekendheden los te laten, je te verwonderen, en op ontdekkingsreis te gaan in eigen land. 

Novelle

Dit keer geen dichtbundel. Ik veroorloofde mezelf een ander zijsprongetje en koos voor een uit het Frans vertaald boekje: Philippe Claudel - Tot ziens meneer Friant. De combinatie van de poëtische en nostalgische tekst en de sfeervolle, toepasselijke schilderijen van Émile Friant maken er een juweeltje van. Om met Claudel zelf te spreken:

"Ik ben heel erg aan dit boek gehecht. Het is wellicht de mooiste tekst die ik ooit heb geschreven. De taal is soepel en poëtisch, muzikaal en vloeiend als een rivier, het is de taal van de tijd en het heimwee, het licht en de geuren. Als ik slechts één werk mocht overhouden van alles wat ik heb geschreven, dan zou het zonder twijfel dit boek zijn."

In deze prachtige novelle keert Philippe Claudel terug naar het Frankrijk van zijn jeugd. Aan de hand van zijn herinneringen en met behulp van de wonderlijke schilderijen van de Franse schilder Émile Friant schrijft Claudel vol tederheid over zijn grootmoeder en haar verdwenen wereld.

En verder

Marente de Moor - Foon

Daarover wat meer dan over de rest. Het is dan ook een intrigerend boek. Het is de eerste roman dat ik van haar las. Van haar moeder Margriet de Moor las ik meer: De verdronkene (KLIK HIER) en De schilder en het meisje (KLIK HIER). Het blijkt een totaal andere schrijfster te zijn dan haar moeder. Ik moest er even aan wennen.

Samenvatting
Soms klinkt het als trompetgeschal. Soms als een voorwereldlijk beest. Het is iets tektonisch, zeggen Nadja en Lev ter geruststelling tegen elkaar. Iets meteorologisch, wellicht. Maar deze duistere klanken hingen niet altijd in de lucht boven hun huis in de Russische bossen. Ooit dreef het biologenechtpaar er een asiel voor verweesde berenwelpen, maar de vrijwilligers komen niet meer, en terwijl Lev zijn geheugen verliest, strijdt Nadja tegen haar herinneringen. Waar is iedereen gebleven? Wat gebeurde er in het jaar waaraan ze liever niet meer denkt?
Foon laat zien hoe eenzame mensen, ver van de ontwrichte samenleving die ze zijn ontvlucht, zich verhouden tot hun geliefden, tot de geschiedenis en tot de dierenwereld waarvan ze deel uitmaken. Als alle zekerheid wegvalt, is het de verbeelding die hen overeind houdt.


Aanvankelijk had ik het een beetje moeilijk met dit verhaal. Tot ik me realiseerde dat ik als lezer helemaal overgeleverd was aan de stem van de ouder wordende vrouw Nadja. Ik moest zekerheden loslaten en meebewegen met het verhaal, want fantasie en werkelijkheid konden niet onherroepelijk van elkaar gescheiden worden. En toen ik dat deed, werd het een interessant en leerzaam verhaal. Ik werd met mijn neus op het feit gedrukt dat ik van de geschiedenis van Rusland niet genoeg weet. Ik vermoed dat ik daardoor ook zaken miste. Maar het verhaal is er niet minder intrigerend door. Niet het geluid is het dat de spanning in het boek brengt, maar de gedachtenstroom van Nadja. Wat is er gebeurd in het jaar waar ze niet meer aan wil denken? Wat droomt ze? Wanneer is ZIJ in de war in plaats van haar man Lev? Wie is die fantasiemachinist en wat is zijn rol? Vreemde verschijnselen (stroomuitval, op hol slaande meters, zelfs het terugkerende geluid, de Foon) aanvaard ik als lezer zonder er lang bij stil te staan. Die zijn minder belangrijk dan een andere geheim dat Nadja probeert te verdringen, maar dat als een dreigend onweer steeds dichterbij komt en uiteindelijk losbarst.

Het laatste hoofdstuk is voor mij het mooiste. Nadja vertelt graag verhalen en sprookjes. En in dit hoofdstuk begint elke nieuw stukje met: Er was eens een vrouw die rende om de trein te halen. Voor wie een beetje thuis is in de Griekse mythologie is het einde geen open einde....

En nu?

Ik las Het Bureau 1 - Meneer Beerta uit. En ben inmiddels in het tweede deel bezig. Over Het Bureau verschijnen onregelmatig, aparte blogs. Met label #HetBureau. (Zie HIER).

Kiezen uit mijn lange lijst met aanraders en tips is moeilijk. Ik koos Margriet van de Linden - De liefde niet. Daar ben ik dus nu mee bezig. Maar volgende maand komt er ook weer een boek uit mijn archief van een onterecht vergeten auteur.

© Jannie Trouwborst, april 2019.

maandag 22 april 2019

Het Bureau en ik: Aflevering 2

In Zeeuws-Vlaanderen worden geregeld streekvertelavonden gehouden, net zoals naar alle waarschijnlijkheid in vele andere delen van Nederland met een eigen streektaal. Wij wonen als import hier lang genoeg om ze te kunnen volgen en we doen dat dan ook met plezier. Op 20 maart was het Wereldverteldag en omdat te vieren organiseerde de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) een vertelmiddag in Sas van Gent. Uiteraard waren wij weer van de partij.

Het Bureau in Zeeland

In deel 2 (Vuile handen) ben ik ondertussen een eind gevorderd. Ik leer de medewerkers steeds beter kennen en begrijp ongeveer hoe het Bureau in elkaar zit. Met afdelingen voor Volksnamen, Volkstaal en  Volkscultuur. En inmiddels ook één voor Volksmuziek.

Legende van Jantje van Sluis
Op de vertelmiddag in Sas van Gent maakten we kennis met de Zeeuwse variant van het Bureau, de SCEZ. Sankie Koster is één van onze favoriete verhalenvertelsters. Ze opende de middag met een verhaaltje waarin halverwege de "hulp" werd ingeroepen van een medewerkster van de SCZE. Het ging over wat wij als import "zure zult" zouden noemen. "Oe noemen julder da?" vroeg Sjankie en er kwam een stortvloed aan termen los. De medewerkster mocht opdraven om licht op de zaak te werpen. Grofweg werden drie termen het meest genoemd, voor oost, west en midden Zeeuws-Vlaanderen. "Maar", ging ze enthousiast verder, "aan de overkant (Walcheren, Zuid-Beveland en verder Schouwen-Duiveland) komen weer totaal andere woorden voor voor bijna hetzelfde product. Het water (Wester- en Oosterschelde o.a.) zorgt ervoor dat er in deze provincie veel verschillende dialecten gesproken worden. Waarbij die van Zeeuws-Vlaanderen helemaal apart is door de vermenging met Vlaamse woorden." Ik begon kaarten voor me te zien met grenzen voor "zure zult".

Dat was een aardig intermezzo. Nu verder met de vertelmiddag?  Maar toen maakte Sjankie de vergissing te vragen wat nu precies het verschil was tussen verhalen, legenden en mythen. Vol enthousiasme stortte de medewerkster van de SCEZ zich op die vraag en hoewel interessant, zaten de meeste streekgenoten niet op zo'n uitgebreid antwoord te wachten en moest Sjankie haar tenslotte, vriendelijk bedankend, weer naar haar plaats sturen. Het werd een genoeglijke middag, met zelfs nog wat volksliedjes.
(Let wel: geen kwaad woord over de SCEZ! Ze doen goed werk. Kijk maar eens op hun site.)

De kaartcatalogus

Ik vraag me oprecht af of mensen onder de 45 zich voor kunnen stellen hoe het was om zonder computer een catalogus te ontwerpen en bij te houden, en boeken, artikelen en knipsels zo op te bergen dat ze ook weer gevonden konden worden. Daarom kan ik ook erg genieten van de periode waarin ik nu beland ben en waarin Maarten met zijn medewerkers, waaronder een documentalist, knipsels aan het beoordelen is. Wat bewaren we, waar bergen we het op?
Nu worden er achteloos een berg tags aan een gedigitaliseerd fiche toegevoegd en klaar is Kees. Zelfs hele boeken en artikelen zijn gedigitaliseerd en op een willekeurig woord uit de tekst terug te vinden. Dan hoef je ze fysiek dus ook niet meer op te slaan: je kunt ze digitaal opzoeken en lezen.

Frederik Müller Academie
Hoe anders was dat toen ik van de Frederik Müller Academie kwam, zoals de bibliotheek- en documentatieschool destijds heette. Vlakbij onze school stond toen de eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek van Amsterdam aan de Keizersgracht (van 1919). Als je een recensie van een boek wilde lezen, dan kreeg je daar een mapje met de originele knipsels uit kranten en tijdschriften te zien. En dan maar overschrijven, want kopieerapparaten waren nog niet algemeen voor handen.
Lastiger werd het zgn. titelbeschrijven. Een boek of artikel moet ergens opgeborgen worden, maar ook terug gevonden kunnen worden. Voor elke auteur (ook als het er drie zijn) moest een kaartje geschreven (of getypt) worden voor in de alfabetische auteurscatalogus. Dan een kaartje voor de titelcatalogus en tenslotte een of meerdere voor de onderwerpen catalogus. Op allemaal moest de plaatsaanduiding staan van waar het boek of artikel gevonden kon worden.

Voor romans in de Openbare bibliotheek was je redelijk snel klaar met je kaartjes. De boeken stonden op alfabet van (de eerste) auteur in de kast. Voor de non-fictieboeken was het lastiger. Gelukkig was daar een systeem voor opgezet: SISO (KLIK HIER). Alle kennis en wetenschappen waren erin vertegenwoordigd, met onderverdeling. Dat nummer bepaalde de plek in de kast, zodat bv. alle kookboeken of alle boeken over Van Gogh bij elkaar stonden. Maar toch was er ook nog een trefwoordencatalogus nodig om te kunnen zien welke boeken over bv. Van Gogh aanwezig waren. En welk nummer die hadden, want voor de bezoekers was de SISO niet altijd even gebruiksvriendelijk. Voor wetenschappelijke en speciale bibliotheken bestaat een vergelijkbaar, maar uitgebreider internationaal systeem: UDC (KLIK HIER).

Kaartcatalogus
Waarom deze uitweiding? Ten eerste omdat het mij verwondert dat er op Het Bureau niets gedaan werd met de UDC voor het knipselarchief. (Voor de bibliotheek heb ik nog niets kunnen lezen daarover). Wat een heidens karwei haalden Maarten en zijn medewerkers zich op de hals door zelf een bewaarsysteem en indeling te ontwerpen. Ten tweede om duidelijk te maken hoe ontzettend veel er veranderd is door de digitalisering. Wat nu zo vanzelfsprekend wordt gebruikt, was 50 jaar geleden ondenkbaar en het alternatief zeer bewerkelijk. Bekijk het kaartje maar eens aan de binnenzijde van een boek en probeer je te realiseren waar allemaal een apart fiche voor geschreven en opgeborgen moest worden....

Het personeelsverloop

Het verloop onder het personeel van het Bureau is enorm. Er nemen mensen ontslag, gaan met pensioen of dood, er worden nieuwe mensen aangenomen op verschillende afdelingen. Er zijn allerlei commissies. Ik ben nog steeds blij met het boekje Ingang tot het Bureau van J.J. Voskuil. Ik pak het er geregeld bij. Ook de gebeurtenissen blijven boeien. Al zijn ze niet bijzonder, het is de wijze waarop een en ander beschreven wordt en de manier waarop de karakters tot leven komen, die het aantrekkelijk maken om te blijven lezen.
De afwisselingen met de stukken die niet op kantoor spelen, maar thuis of bij vrienden of in alle eenzaamheid, raken en doen de soms lachwekkende situaties op Het Bureau even naar de achtergrond verdwijnen. Ook de tijdgeest boeit. Ik ben bijna bij de periode dat ook ik aan mijn werkzame leven begon.

Tot slot

Ik lees niet achter elkaar door, maar lees ondertussen ook andere boeken. Dat is geen enkel probleem, ik pak de draad zo weer op. En ook daar is De Ingang tot het Bureau handig voor: er staat een beknopte samenvatting van elk jaar in.

Volgende maand weer een nieuw bericht. 

© Jannie Trouwborst, april 2019.

zaterdag 6 april 2019

Het Bureau en ik: Aflevering 1

Na het lezen van De Buurman en De moeder van Nicolien ben ik enthousiast aan het eerste deel van Het Bureau begonnen. Laat ik 2019 maar uitroepen tot mijn Voskuil-jaar. 
Ik ga geen recensies over Het Bureau schrijven, maar geregeld hier een blogje plaatsen met mijn vorderingen en bevindingen.

Kort na het plaatsen van het blog over De moeder van Nicolien heb ik via de bieb het e-book van Deel 1: Meneer Beerta op mijn tablet geladen. Ik lees het liever als een echt boek, maar ik was te nieuwsgierig om te wachten tot het gereserveerde exemplaar opgestuurd werd naar onze dorpsbibliotheek. Ik wilde er vast even van proeven.  Op 6 februari was ik al op bladzijde 67. Dat dat niet overeen komt met het papieren boek ontdekte al snel. Want ik was intussen zo enthousiast dat ik, misschien wel heel overmoedig, de hele serie bestelde....

De start

Al vrij snel na het begin van het verhaal stuit ik op twee citaten. Ik schrijf ze over in een speciaal voor het project aangeschaft notitieboekje.

pg.4 "In zijn ogen was Beerta het levende bewijs dat je jezelf zo van de buitenwereld kan afschermen, dat je onaantastbaar blijft. Dat trok hem aan." 

pg. 5 "Als er één uithoek was in het Nederlandse wetenschappelijke bestel zonder enige pretentie, dan was het deze." ( lees: de Atlas voor Volkscultuur).

Maarten wordt op 1 juli 1957 aangenomen als wetenschappelijk medewerker. Hij maakt kennis met de andere medewerkers van Het Bureau. Een aantal van hen kent hij al van vroeger. Mij begint het even te duizelen, zoveel namen en posities. En ook even zovele, soms vileine en rake, beschrijvingen van deze personages. Ik gebruik mijn aantekenboekje om ze allemaal te noteren met voorlopig alleen hun functie erbij.
Ik probeer of ik op internet wellicht meer duidelijkheid kan krijgen over de medewerkers van het Bureau en stuit op verschillende sites die uitgebreid ingaan op o.a. de werkelijke personen die schuil gaan achter de gefingeerde namen van Voskuil. Daar heb ik op dit moment niet zo'n belangstelling voor. Ik wil vooral het verhaal beleven, zonder verdere bijgedachten. Ik noteer de webadressen en laat het rusten.

Dan komt al snel een fragment dat ik herken: de eerste bladzijde uit De moeder van Nicolien. Het past er probleemloos tussen. Maarten viert zijn verjaardag op de eerste dag dat hij begint met werken bij het Bureau. Zijn schoonmoeder denkt dat hij haar voor de gek houdt als hij haar zegt dat hij onderzoek doet naar het geloof in kabouters.
Nicolien heb ik leren kennen in De Buurman. Dat was een andere Nicolien dan in De moeder van... In wat ik tot zover las in Het Bureau zie ik toch weer meer de onredelijke, overgevoelige en labiele echtgenote uit De Buurman. Ik ben benieuwd hoe zich dat verder zal ontwikkelen.

pg. 41 "Door wie wordt Veerman eigenlijk begeleid? "vroeg Maarten. "Door Wiegel". "En als er problemen zijn?" "Die zijn er niet" antwoordde Beerta. "Wiegel is een geboren bibliothecaris. Als er problemen zijn, dan lost hij ze op". (Veerman is de beheerder van het knipselarchief. Puur om (misplaatste) persoonlijke redenen sprak dit citaat me als bibliothecaresse aan).

Pg. 42 "Wat ben je stil" zei Nicolien. "Is er iets"? "Er is niets", antwoordde hij. Wat volgt is weer één van die onredelijke gesprekken en verwijten van de kant van Nicolien. Schrijnend als je weet hoe ongelukkig hij zich op zijn werk voelt. En thuis daarvoor geen uitlaatklep vindt. Hij loopt tenslotte weg en wandelt malend door nachtelijk Amsterdam. Als hij thuis komt slaapt Nicolien al.
"Eenmaal in bed voelde hij zich zo triest dat hij moeite had zijn tranen te bedwingen". 

Ik vraag me af of het gehele boek zo beklemmend zal blijven.

Het vervolg

9 februari:  Vandaag komen de zeven bestelde delen en er zit nog een extra boekje bij: Ingang tot het Bureau van J.J. Voskuil. Dat komt goed van pas, want er komen heel veel personen in voor. In het begin zoek ik ze er geregeld even in op.

Het wordt steeds duidelijker dat Maarten het niet naar zijn zin heeft, dat hij problemen heeft in de omgang met sommige collega's en dat de verhoudingen op Het Bureau erg formeel zijn. Je zou kunnen denken: wat saai als er weinig meer in staat. En toch is dat niet zo. De gebeurtenissen zijn hilarisch, droogkomisch en dramatisch tegelijk. Dramatisch (in mijn ogen) omdat ik de worsteling van Maarten Koning als authentiek ervaar. Ik begin moeite te krijgen met het al dan niet autobiografische gehalte van het boek.

Het is duidelijk dat van de andere hoofdpersonen karikaturen zijn gemaakt. Dat maakt het lezen ook zo leuk. Naar mate het verhaal vordert, kun je hun gedrag eigenlijk al voorspelen. Ik herken figuren uit mijn eigen "kantoorleven", eind jaren 60. Met name juffrouw de Haan maakt bij mij heel wat onprettige herinneringen los.

Wat mij verwart is de vraag in hoeverre Voskuil Maarten Koning en zijn vrouw Nicolien (als alter ego's) ook aangepast heeft. Dat zal best en voor de gebeurtenissen thuis of op kantoor is dat ook niet zo van belang. Maar zijn houding t.o.v. zijn werk, de moedeloosheid die hij ervaart en de zinloosheid die hij tracht het hoofd te bieden. Wat moet ik daar van denken? Het komt heel authentiek over.
Nu weet ik ook wel dat je zelfs een grotendeels autobiografisch boek niet mag beschouwen als een weergave van de werkelijkheid. Het is en blijft een roman. Maar toch, het leven is soms een echte worsteling voor Maarten Koning. Met een willekeurige romanfiguur kun je enigszins meeleven, maar beseffen dat een verhaal grotendeels op waarheid berust, maakt het voor mij af en toe schrijnend.
Er schijnt een boek te bestaan met de titel: Ik ben ik niet. Misschien moet ik dat maar eens erbij nemen.

Toeval?

Er gebeuren de laatste tijd zaken die allemaal op de een of andere manier aansluiten bij Het Bureau. Daarover later meer. Maar eentje moet ik hier toch noemen. Via Twitter kwam ik op de site van Neerlandistiek "In memoriam Blok" tegen, geschreven door Jan Berns. Je kunt het HIER lezen.  Uiteraard komt daarin ook Het Bureau ter sprake, want Dick Blok was in Het Bureau Jaap Balk. De auteur van het stuk is in het boek trouwens Huub Pastoors. 

Deel 1 is uit. Het is inmiddels 1965. Meneer Beerta neemt afscheid en Jaap Balk volgt hem op als directeur. Tot opluchting van Nicolien die het al vreselijk vindt dat Maarten werkt en zeker niets moet hebben van een man die directeur wordt. Maar ook Maarten zelf ziet dat niet zitten.

Ik ben nog niet in deel 2 begonnen. Even pauze genomen om wat anders te lezen. De oorspronkelijke boeken kwamen ook niet allemaal tegelijk uit. Maar vanaf vandaag ga ik er weer ruimte voor maken.

Wordt vervolgd dus.

J.J. Voskuil - Het Bureau I - Meneer Beerta. Amsterdam, Van Oorschot 1996. 

© Jannie Trouwborst, april 2019.

dinsdag 2 april 2019

Jan Siebelink, Louis Ferron en Lilian Blom

Over het boekenweekgeschenk van dit jaar zijn al heel wat analyses, meningen en relativeringen voorbij gekomen. Daar ga ik geen steentje meer aan bijdragen. Maar toch wil ik er aandacht aan besteden en wel om een heel andere reden dan verwacht misschien. Het gaat mij om een van de hoofdpersonen uit het verhaal: Loetje IJzertje. Zoals Siebelink in een interview zelf vertelde, is die gemodelleerd naar zijn goede vriend Louis Ferron.


Louis Ferron 1942-2005
Het toeval wil dat Gerbrand Bakker deze week in Trouw in zijn column Namenlijst (KLIK HIER) schreef over 70 schrijvers die vergeten lijken en ten onrechte niet meer in de boekwinkel te vinden zijn. Een fijn gevoel dat ik van meer dan 1/3 van de genoemde schrijvers 1 of meer boeken gelezen heb. Ik heb mijn eigen favoriete schrijvers, maar ik kies daarnaast bij voorkeur juist geen bestsellers en wel de minder besproken schrijvers en daarmee heb ik me tot nog toe altijd heel goed vermaakt. Een bespreking op mijn blog, meer kan ik niet voor ze doen.

Maar hoe vallen deze twee vaststellingen samen? Toeval bestaat niet, maar toch. In de lijst van Bakker wordt Lilian Blom genoemd, die in 2007/2008, een jaar nadat Gerbrand Bakker met zijn Boven is het stil de Debutantenprijs won, op de longlist van deze prijs stond met De Tuinkamer. Een onvergetelijk boek. Het is het ontroerende verslag van de laatste weken uit het leven van Louis Ferron, op zijn verzoek opgeschreven door zijn vrouw Lilian Blom. (Ook toen Vrouwkje Tuinman vertelde over Klaar dat ze bezorgde voor haar partner Starik, moest ik eraan denken. Nog meer toeval.)

Zo leest iedereen het boekenweekgeschenk met een andere focus. Voor mij werd Loetje IJzertje een belangrijke figuur, toen ik hoorde wie ermee bedoeld was. Door De Tuinkamer ken ik zijn persoonlijke geschiedenis en nu kan ik kijken of het beeld dat Siebelink van hem schetst daarmee overeenkomt. En dat spoort me aan nogmaals het prachtige boek van Lilian Blom te lezen. Het boek dat ik destijds naar aanleiding daarvan van Ferron las, zal ik niet herlezen, dat was nogal pittig. Maar van beide boeken heb ik de besprekingen uit het archief van mijn oude blog gehaald en hier opnieuw geplaatst.

Wie ze wil lezen: De Tuinkamer van Lilian Blom KLIK HIER en Het overspelige gras van Louis Ferron KLIK HIER.

Jan Siebelink - Jas van Belofte. Amsterdam, CPNB 2019. Geb., 93 pg. isbn:
9789059654679.


© Jannie Trouwborst, april 2019.

In mij archief zitten nog meer besprekingen van de boeken die op de Namenlijst van Bakker staan. Ik zal de komende tijd eens kijken welke voor herplaatsing in aanmerking komen.