donderdag 7 juni 2007

Louis Ferron - Het overspelige gras


Wie Ferron wil lezen, hoeft niet te rekenen op een paar uurtjes ontspannen lezen; hij zet zijn lezers aan het werk om de doodeenvoudige reden dat het leven veel te ingewikkeld is om daarover een simpel verhaal te kunnen schrijven. (Douwe de Vries, Uitgelezen 9, blz. 66)

Louis Ferron was voor mij een onbekende tot ik De Tuinkamer van Lilian Blom (KLIK HIER) las. Door haar ontroerende boek werd mijn nieuwsgierigheid gewekt naar het werk van deze auteur. Eerst las ik Hier ligt Boot. Een essay waarin Ferron de periode beschrijft in zijn jonge jaren waarin hij schilderlessen kreeg en hij uitgebreid aandacht besteedt aan zijn opvattingen over de stromingen in de schilderkunst. Het was niet gemakkelijk lezen, maar toch wilde ik daarna ook graag een keer een roman van zijn hand proberen en dat werd dus Het overspelige gras. Omdat het onderwerp mij aansprak en ik via internet een vraaggesprek met Louis Ferron over dit boek beluisterd had.

De Achterhoek vormt het toepasselijke decor voor het verhaal van de ondergang van de landadellijke familie Van Lookeren. De familie heeft haar geld en goed verdiend in de textielbranche en probeert het aanzien te vergroten door te huwen met oude adel. Door geldgebrek zijn deze eerbiedwaardige geslachten wel genoodzaakt zich voor een dergelijk huwelijk te laten strikken.

In het eerste deel van het boek (40 blz.) maken we kennis met de laatst overgebleven telg: Eduard van Lookeren, die door het geldgebrek noodgedwongen op zijn oude dag in het koetshuis bij het landhuis woont dat in gebruik is als conferentieoord.

In het tweede deel (175 blz.) vernemen we hoe Grootvader Eduard van Lookeren, gehuwd de adellijke Aleid van Kessenich, om het leven komt: hij komt onder een boom terecht die geveld wordt door de knecht Jacob. Vader Eduard ziet het gebeuren. Zodra hij daar de leeftijd voor heeft, huwt ook deze Eduard met een dame van adellijke komaf: Agathe Bramentloo. Hun kind, weer een Eduard, blijft ongehuwd en over hem gaat het grootste deel van het verhaal. We maken zijn ontwikkeling mee, met name tijdens de oorlogsperiode, als hij volwassen begint te worden. Een Pruisische majoor, Eilov, Freiherr von Tresckow, die ingekwartierd is op een naburig landhuis, speelt een grote rol in het leven van deze laatste telg van dit geslacht. Hij wijdt hem in in de geheimen van zijn afkomst, brengt zijn homosexuele gevoelens naar boven en maakt hem deelgenoot van zijn opvattingen over poëzie en schilderkunst.

In het derde deel tenslotte (40 blz.) worden ook voor de lezer de geheimen van deze landadellijke familie onthuld, die (volgens de motto’s bij het boek) wel tot de ondergang moesten leiden.

Met het verhaal is niets mis: een overtuigend relaas met goed getekende karakters in de hoofdrol en een spannende, vrij onverwachte ontknoping. Vooral de manier waarop Ferron de adel overtuigd laat zijn van zijn superioriteit en zichzelf als onbetwistbare, natuurlijke handhavers van orde en recht beschouwen, is indrukwekkend. Net als het feit dat het er niet toe doet aan welke kant van de grens men woont in de Achterhoekse landhuizen en kastelen: de adellijke band gaat boven de nationaliteit.
Maar de beschouwingen, overdenkingen en gesprekken over allerlei kunstzinnige items, politieke en geschiedkundige onderwerpen, filosofische opvattingen e.d. maken het een moeilijk leesbaar geheel. Door wat ik gelezen had in Hier ligt Boot was een deel van de opvattingen me al bekend. Dankzij het interview dat ik beluisterd heb, kon ik ook enkele andere beschouwingen wel plaatsten, maar er bleef genoeg over om op te zoeken of na te lezen. Kortom: het van oorsprong goede verhaal verdween (voor mij althans) in een doolhof van zijpaden. Zijpaden die Ferron graag bewandelt, zoals de kunst uit de Romantiek en de verdediging van de Pruisische waarden: plichtsbesef, eergevoel en orde.

De titel van het boek houdt verband met een gedicht van Ida Gerhardt: Aanzegging, waarin de zin voorkomt: Een vreemd overspelig gras legt op de akkers beslag (motto bij dit boek). Het vormt een sleutel tot de geheimen van de ondergang van dit geslacht, net als het andere motto van T.S. Elliot uit The Family Reunion: It is possible you have not known what sin you shall expiate, or whose, or why.

Voor het maken van dit verslag heb ik gebruik gemaakt van opmerkingen uit het vraaggesprek tussen Louis Ferron en Wim Brands in De Avonden (te beluisteren: http://boeken.vpro.nl/boeken/6866333/ ) over dit boek op de VPRO-radio op 6 maart 2002. (Naschrift: ik kan het helaas niet meer terug vinden in 2019).

Louis Verron - Het overspelige gras. Amsterdam, De Bezige Bij, 2002. Paperback, 255 p., isbn 90-234-0103-4. 

© Jannie Trouwborst, juni 2007.

(Deze bespreking komt van mijn oude blog en heeft een afwijkend format).

Meer over Ferron op Wikipedia  en een uitgebreide levensbeschrijving bij zijn uitgever de Bezige Bij: Louis Ferron.

zaterdag 2 juni 2007

Gerbrand Bakker – Perenbomen bloeien wit (jeugdversie wordt roman voor volwassenen).

In 1999 schreef Gerbrand Bakker het jeugdboek: Perenbomen bloeien wit. Het werd vertaald in het Duits en er verscheen zowel in Nederland als in Duitsland een tweede druk van. Toch kenden maar weinigen dit boek. Na het succes van zijn eerste roman voor volwassenen  (Boven is het stil) leek het zijn uitgever een goed idee dit jeugdboek om te vormen tot een roman voor volwassenen. Men moet het ijzer smeden als het heet is, nietwaar?

In interviews werd uiteraard met enige regelmaat gevraagd naar de aard van de aanpassingen. En in recensies van de herziene uitgave werd gesuggereerd dat er sprake was van het bewerken van een “kinderboek”. Gerbrand Bakker hield steeds vol dat het om een klein aantal, niet belangrijke wijzigingen ging. En dat het van oorsprong een boek voor jongeren was, geen kinderboek. Om zelf mijn conclusies te kunnen trekken, besloot ik om de 1e versie naast de huidige te leggen en dat leverde toch wel een interessant beeld op.

Mijn eerste conclusie moet zijn, dat het boek op meer plaatsen aangepast is, dan gesuggereerd wordt. Op tientallen plekken zijn er kleine verschillen tussen beide uitgaven. Een enkele maal zijn die niet echt van belang: guldens worden euro's, jaartallen en dagen van de week zijn aangepast. De naam van moeder is van Marianne veranderd in Marian (stond wat minder lief, volgens G.B.). De meeste veranderingen zijn echter vooral van belang voor de stijl: er is het nodige ingekort, bondiger opgeschreven. Daardoor lijkt de nieuwe versie qua stijl meer op Boven is het stil.

Mijn tweede conclusie is: Het was van oorsprong al een geschikt boek voor volwassenen (eventueel jongeren). Hier en daar werd extra uitleg gegeven over een “moeilijk begrip”. Het laten vervallen van deze korte uitleg (bv. "Braille, is dat niet een stippeltjestaal, lezen met je vingers?" ) doet niets aan het verloop van de tekst of het verhaal af. Dit soort uitleg werd waarschijnlijk nuttig geacht voor een jeugdboek, maar kon in het boek voor volwassenen zonder problemen weggelaten worden. Waarmee het niet alleen (weer) een roman voor volwassenen werd, maar ook een echte Bakker: kort en bondig, helder en toch suggestief.

Al met al is de tweede versie een volwaardige opvolger geworden voor Boven is het stil. Dat komt mooi naar voren in het opmerkelijkste verschil: Aan het eind van de oude versie wordt door de tweelingbroers nog gefilosofeerd over de vraag of de dood van Gerson wellicht géén ongeluk was. In de tweede versie wordt dat niet meer te berde gebracht. Daar mag de lezer dat zelf afwegen nadat hij het boek dichtgeslagen heeft. Echt Bakker dus!

Amsterdam, Pyramide, 1999. Paperback, 143 p. Isbn: 90-245-3645-6.
 ©JannieTr, juni 2007.


vrijdag 1 juni 2007

Gerbrand Bakker - Perenbomen bloeien wit


Juni 2007 - waardering: 7,5.

De tweeling Klaas en Kees en hun jongere broertje Gerson wonen met hun vader in een dorpje op het Hollandse platteland. Hun moeder is er vandoor met een Italiaan. Ze missen haar allemaal, maar spreken daar zelden over. Ze hebben een hondje, Daan, dat eigenlijk alleen naar Gerson luistert. Ze spelen graag “Zwart” (blindemannetje), een spel dat na een auto-ongeluk een wrange realiteit wordt voor Gerson. Niemand weet hoe daar mee om te gaan, ook Gerson zelf niet. Met rampzalige gevolgen.

In 1999 schreef Gerbrand Bakker een jeugdboek met de titel: Perenbomen bloeien wit, dat ook in het Duits vertaald werd. Van beide uitgaven verscheen een tweede druk, maar het had in Duitsland meer succes dan hier. Na het overdonderende succes van Bakkers eerste roman voor volwassenen: Boven is het stil, besloot zijn uitgever tot een heruitgave van Perenbomen bloeien wit. Met enige aanpassingen, zodat het aangemerkt zou kunnen worden als een boek voor volwassenen.

Het is moeilijk dit boek te beoordelen zonder rekening te houden met deze voorgeschiedenis. Er zitten zeker nog elementen in die het geschikt maken voor de oorspronkelijke doelgroep: jongeren (het is zeker géén kinderboek, zoals een recensent meende te moeten beweren), zoals de vrij korte zinnen, de duidelijke taal en de leeftijd van de hoofdpersonen: jongeren identificeren zich nu eenmaal gemakkelijker met leeftijdgenoten, dan met vijftigers. Maar daarmee is nog niet gezegd dat dit boek voor volwassenen niet aantrekkelijk zou zijn.

Nu we weten dat het schrijven van dit boek vooraf ging aan Boven is het stil kunnen we het op die manier beoordelen: als een vingeroefening voor Boven is het stil. Al gaat het om een totaal ander verhaal, toch zijn er overeenkomsten. De omgeving: het Hollandse polderland, een tweeling, een ongeval met trieste gevolgen, een gezin zonder moeder, het onvermogen gevoelens te uiten, elkaar te bereiken. Ook de stijl is vergelijkbaar: korte, afgemeten dialogen, de wanhoop, het verdriet, de onmacht schilderen zonder ze te benoemen, een lichte toon, waaronder het drama sluimert, sfeervolle beschrijvingen van de plattelandsomgeving. Dat alles is de opmaat naar Boven is het stil.

De structuur van het boek en de compositie van het verhaal spelen een belangrijke rol. De spanning wordt o.a. opgebouwd via vooruitwijzingen. Het perspectief is, heel apart, vaak “wij”, waarmee meestal de tweeling als eenheid optreedt. Het benadrukt de eenzaamheid die het jongere broertje ook vroeger al, maar na het ongeluk zeker, voelde. Sommige hoofdstukken zijn cursief gedrukt en hebben een “ik”-perspectief: hier is Gerson aan het woord. Wie blind is, kan zijn blik niet naar buiten richten. Tijdens zijn coma, maar ook later, als hij beseft, dat hij nooit meer zien zal, zit hij opgesloten in zichzelf. Die gedachte wordt benadrukt door dit perspectief en de afwijkende typografie.

“Toen ik in het ziekenhuis lag, was ik nog niet echt blind. Dat kwam pas toen ik thuis kwam en ik wist dat ik altijd thuis zou blijven. Thuis, dit huis, is een kooi. Een duistere kooi waaruit ik misschien nooit ontsnappen kan. Klaas en Kees zijn vriendelijke, zachtaardige bewakers. Gerard (zijn vader) is een iets minder vriendelijke bewaker. Hij brengt onrust, hij stelt vragen, hij wil me dwingen tot keuzes. Ik wil uitstellen, ik wil niet vooruit denken. Ik wil niets. Ik wil rust”.

Het verrassende ik-perspectief van het hondje Daan tenslotte laat ruimte voor een eigen interpretatie van de gebeurtenissen aan het eind van het verhaal.

Natuurlijk zitten we allemaal vol spanning te wachten op de opvolger van Boven is het stil. Maar het is toch goed kennis te nemen van deze voorganger. Dit beklemmende en tegelijkertijd ontroerende verhaal kan ik jong en oud van harte aanbevelen.

© JannieTr, juni 2007.

Amsterdam, Cossee, 2007. Geb., 2e dr., 137 p. isbn: 978-90-5936-063-1
Schrijversweblog: www.gerbrandsdingetje.nl