Inleiding:
Samen
met zijn grootmoeder, moeder en zusje bracht Jeroen Brouwers zijn kleuterjaren door in het Japanse vrouweninterneringskamp
Tjideng op Java. In deze roman heeft hij op aangrijpende wijze zijn
herinneringen aan deze periode verwerkt. Bezonken
rood (1981) werd door de critici vrijwel unaniem lovend besproken,
verscheen in twaalf landen in vertaling (ook Japan!) en werd in Parijs bekroond
met de prestigieuze Prix Femina Étranger. Er zijn inmiddels al bijna 30 drukken
van verschenen.
Over
de auteur:
Jeroen
Brouwers heeft meermaals aangegeven, dat zijn werk autobiografisch is en dat
hij een biografie dus niet zo nodig vindt. Ik zal me hier dan ook beperken tot
de relevante gegevens voor dit boek. Er is al zoveel over deze auteur te vinden
op internet, dat ik voor meer achtergrondinformatie daar naar verwijs.
Jeroen
Brouwers werd in 1940 geboren in Jakarta en kwam in 1942 samen met zijn
grootmoeder, moeder en zusje in het Japanse vrouweninterneringskamp Tjideng op
Java terecht. Zijn grootmoeder overlijdt er. Enkele jaren na de bevrijding
keert het herenigde gezin (met vader en broertjes) terug naar Nederland, waar
Jeroen als onhandelbaar jochie van 10 in katholieke internaten opgevoed wordt. Na
2 mislukte huwelijken vertrekt hij in 1993 naar België, waar hij als auteur
zeer gewaardeerd wordt en nog steeds woont en werkt. Hij heeft vele literaire
prijzen ontvangen. Voor zijn omvangrijke oeuvre werd aan Jeroen Brouwers in
2007 de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend (die hij echter weigerde,
omdat hij het geldbedrag te laag vond).
Leesverslag:
Bij
de dood van zijn moeder - met wie hij al jaren geen contact meer had -
herinnert de schrijver zich weer de gebeurtenissen die tot die verwijdering
geleid hebben. In zijn ogen is zijn moeder geheel ontluisterd in het Japanse
concentratiekamp Tjideng, waar zij lichamelijk aftakelde, kaal werd geschoren
en bovendien voor zijn ogen - hij was 5 jaar - op een gruwelijke manier werd
afgetuigd. Maar eigenlijk is het boek een eerbetoon voor die moeder die onder
de meest gruwelijke omstandigheden - Tjideng had een beruchte sadistische
kampcommandant - met veel moed haar kinderen probeerde te beschermen.
Afwisselend
lezen we over de gebeurtenissen in het kamp en over zijn leven daarna. Omdat er
geen dialogen zijn en de ikvorm wordt gebruikt voor herinneringen, gedachten,
gebeurtenissen, verwarringen en overwegingen, is het verhaal heel indringend.
Niet alleen de verschrikkingen in het Jappenkamp komen aan bod, ook de gevolgen
voor de rest van zijn leven. Wie tussen zijn 2de en 5de
jaar dergelijke onmenselijke uitwassen heeft gezien en meegemaakt, zal daar
doorgaans een leven lang de littekens van meedragen. Als kind accepteerde hij
deze wereld als normaal, nu voelt hij zich daar schuldig over (lachen om
wreedheden, blij met de pop van een dood vriendinnetje, etc.). Zijn verhouding
met de vrouwen in zijn latere leven is problematisch door de manier waarop er
met vrouwen omgegaan werd in het kamp. En door het ultieme verraad dat zijn
moeder z.i. pleegde door hem vanaf zijn 10de naar internaten te
sturen en hem daarmee in de steek liet.
Dit
verschrikkelijke verhaal wordt prachtig verteld en is bijzonder aangrijpend.
Zoals verwoord wordt in een recensie: Brouwers'
dwingende en onontkoombare taal verplicht de lezer de verschrikkingen van het
Japanse interneringskamp Tjideng - en van het kind Jeroen Brouwers dat daar
verblijft - onder ogen te zien. Het is bij de scherpe herinneringen moeilijk de
blik af te wenden, iets anders te zien of aan iets anders te denken.
Geregeld moest ik het boek wegleggen, omdat het verhaal me te zeer aangreep.
Maar het was of ik gedwongen werd verder te lezen, niet om bij de plot te komen
(zoals bij veel andere boeken). Ook niet vanwege een happy-end: je begrijpt al
heel snel, dat dat er nooit zal komen. Het voelde een beetje als de
verplichting hier tot de laatste bittere letter kennis van te nemen.
De
roman was aanleiding tot een felle polemiek met Rudy Kousbroek over de Indische
interneringskampen. Een discussie die al zo vaak gevoerd is: wat zijn precies
de feiten en wat (niet-bewust wellicht) verdraaide herinneringen. Ik heb altijd
op het standpunt gestaan, dat een auteur, ook in een autobiografische roman, de
vrijheid heeft het vertelde te gieten in de vorm die het best past bij wat hij
over wil brengen. Zijn voornaamste drijfveer is nu eenmaal niet een zo exact
mogelijke weergave van de feitelijke gebeurtenissen, maar het overbrengen van
wat deze gebeurtenissen te weeg gebracht hebben, in welke volgorde ze ook
plaatsvonden en door wie ze ook ondergaan zijn. Want dat de gruwelijke verhalen
niet overdreven zijn, daar is iedereen wel van overtuigd inmiddels.
Uit
een kritiek van Rob Schouten in Trouw:
"Niets bestaat dat
niet iets anders aanraakt" is de belangrijkste zin uit "Bezonken
rood". Alles werkt op de mens in, alles grijpt in elkaar, "nu eens verkwikkende,
dan weer onverkwikkende geuren." Liefde, haat, heden en verleden. En zo is
ook de roman, op volstrekt natuurlijke wijze een baaierd van motieven en op
elkaar betrokken passages.
"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" moet ook de conclusie van deze kritiek zijn: "Bezonken rood" bestaat, want het raakt aan.
"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" moet ook de conclusie van deze kritiek zijn: "Bezonken rood" bestaat, want het raakt aan.
Amsterdam,
Arbeiderspers, 1998. Paperback, Grote ABC nr. 615, 10e dr., 129 p.
©
JannieTr, april 2008 - Waardering: 8,5.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten