Mei 2007 - waardering: 9,0/7,5.
Aan mijn kleinzoon Jan
Maniewski.
Zo luidt de opdracht die Elsschot vooraf liet gaan aan Tsjip. En het verhaal dat volgt is dan ook grotendeels
autobiografisch. Elsschot laat Laarmans, zijn alter-ego, vertellen over de
periode waarin het eerste kind, zijn oudste dochter Adèle, het ouderlijk nest
verlaat en hem zijn eerste kleinkind schenkt.
Het verhaal dateert uit 1933. Adèle raakt verslingerd aan een Poolse medestudent op de Antwerpse handelsschool. De jongeman komt vrijwel elke avond over de vloer, eet mee, debateert met Laarmans over allerlei politieke aangelegenheden, maar maakt geen aanstalten iets te zeggen over zijn bedoelingen t.a.v. Adèle. Op Pa wordt van alle kanten druk uitgeoefend om iets te ondernemen om duidelijkheid te krijgen voor de Pool huiswaarts keert. Vlak voor zijn vertrek vraagt de jongen tot grote opluchting toch om de hand van Adèle. Er worden afspraken gemaakt over de huwelijksvoltrekking, hoewel de Poolse vader (die de familie Laarmans is komen beoordelen) het er niet mee eens is. Er breekt een spannende tijd aan: komt de Pool nog terug? Familieleden verkneukelen zich al, in de verwachting dat het huwelijk toch niet door zal gaan.
Maar alles komt goed en ze trouwen midden in de winter in de vrieskou in een verlaten badplaatsje. Dan vertrekken ze richting Polen. De volgende dag staat Adèle echter al weer op de stoep: de Poolse familie eist ook een kerkelijke inzegening en dat wil ze toch liever nog in Vlaanderen, waar ze verstaan kan wat er gezegd wordt. Snel wordt er een pastoor gezocht die haar nog diezelfde dag wil dopen en daarna het huwelijk wil inzegenen. Dan vertrekken ze echt naar Polen. Na korte tijd volgt het bericht dat ze zwanger is en rond Pasen zal bevallen. In huize Laarmans wordt voor de nodige babykleding gezorgd en alles wordt naar Polen gestuurd. Als eindelijk de brief komt met het verslag van de bevalling betreurt de moeder het zeer, dat ze haar dochter niet bijgestaan heeft en ze vertrekt alsnog naar Polen. Het duurt lang voordat Oma weer naar huis komt, maar als ze komt heeft ze haar dochter bij zich en natuurlijk het kleinkind. Laarmans stort zich niet in het gedrang rondom het ventje. Hij wacht op hem in de tuin. Met het kind op de arm loopt hij de tuin rond, wijst hem alles aan. Het kind kijkt zijn ogen uit en als hij hem op de mussen wijst en Tsjip zegt, breekt er een lach door op het gezichtje: van dan af aan zijn ze gezworen kameraden.
Elsschot schrijft, recht uit zijn hart:
Het verhaal dateert uit 1933. Adèle raakt verslingerd aan een Poolse medestudent op de Antwerpse handelsschool. De jongeman komt vrijwel elke avond over de vloer, eet mee, debateert met Laarmans over allerlei politieke aangelegenheden, maar maakt geen aanstalten iets te zeggen over zijn bedoelingen t.a.v. Adèle. Op Pa wordt van alle kanten druk uitgeoefend om iets te ondernemen om duidelijkheid te krijgen voor de Pool huiswaarts keert. Vlak voor zijn vertrek vraagt de jongen tot grote opluchting toch om de hand van Adèle. Er worden afspraken gemaakt over de huwelijksvoltrekking, hoewel de Poolse vader (die de familie Laarmans is komen beoordelen) het er niet mee eens is. Er breekt een spannende tijd aan: komt de Pool nog terug? Familieleden verkneukelen zich al, in de verwachting dat het huwelijk toch niet door zal gaan.
Maar alles komt goed en ze trouwen midden in de winter in de vrieskou in een verlaten badplaatsje. Dan vertrekken ze richting Polen. De volgende dag staat Adèle echter al weer op de stoep: de Poolse familie eist ook een kerkelijke inzegening en dat wil ze toch liever nog in Vlaanderen, waar ze verstaan kan wat er gezegd wordt. Snel wordt er een pastoor gezocht die haar nog diezelfde dag wil dopen en daarna het huwelijk wil inzegenen. Dan vertrekken ze echt naar Polen. Na korte tijd volgt het bericht dat ze zwanger is en rond Pasen zal bevallen. In huize Laarmans wordt voor de nodige babykleding gezorgd en alles wordt naar Polen gestuurd. Als eindelijk de brief komt met het verslag van de bevalling betreurt de moeder het zeer, dat ze haar dochter niet bijgestaan heeft en ze vertrekt alsnog naar Polen. Het duurt lang voordat Oma weer naar huis komt, maar als ze komt heeft ze haar dochter bij zich en natuurlijk het kleinkind. Laarmans stort zich niet in het gedrang rondom het ventje. Hij wacht op hem in de tuin. Met het kind op de arm loopt hij de tuin rond, wijst hem alles aan. Het kind kijkt zijn ogen uit en als hij hem op de mussen wijst en Tsjip zegt, breekt er een lach door op het gezichtje: van dan af aan zijn ze gezworen kameraden.
Elsschot schrijft, recht uit zijn hart:
Tsjip en ik zijn gezworen
kameraden. Samen zullen wij door dik en dun gaan, ik voorop. En ieder krijgt
zijn werk. Terwijl ik de doornen kap kan hij de bloemen plukken. Langs de baan
zal ik hem onderrichten: dat hij veel doen moet van wat ik heb nagelaten en
veel nalaten van wat ik heb gedaan; dat hij de gevulde hand moet afstoten; dat
hij niet bukken mag voor ’t geweld, juichen noch rouwen op bevel van de
machthebbers. Dat hij moet opstappen met de verdrukte scharen om vorsten en
groten tot brij te vertrappen.
In De Leeuwentemmer (uit 1939) zijn we getuige van de huwelijksproblemen tussen Adèle en Bennik. Adèle is steeds vaker en voor een steeds langere periode met de kleine Jan bij haar ouders. De band tussen grootvader en de Leeuwentemmer (Tsjip) wordt steeds hechter. Als Bennik zijn zoon na een logeerpartij weigert mee te geven naar Vlaanderen, beraamt grootvader een ontvoering, die Adèle uitvoert. Volgens het nawoord van Vic van de Reijt is dit verhaal iets minder autobiografisch, al kloppen de grote lijnen wel.
Tussen de beide verhalen staat het intermezzo: Achter de schermen: ontleding van de inleiding tot Tsjip. Elsschot geeft ons daarin een kijkje in de keuken: hij laat ons meebeleven hoe hij tot de uiteindelijke woordkeus en stijl van de inleiding is gekomen. Met de nodige humor en zelfspot. Die vinden we ook volop in Tsjip, dat me meer aansprak dan De Leeuwentemmer. Het verhaal is zo puur menselijk en invoelbaar, de situaties zijn zo levensecht en met humor beschreven, de personages worden zo raak getekend en getypeerd: heerlijk om te lezen en nog vele malen te herlezen.
Amsterdam, Polak & Van Gennep, 2001. Geb., 178 p., Salamander Klassiek, met een naschrift van Vic van de Reijt (Uit het leven gegrepen: De man achter Tsjip en Waarheid en verdichting in De Leeuwentemmer). ISBN:9025311393
© Librije, juli 2007.
N.B. DIT LEESVERSLAG IS OVERGEZET VANUIT MIJN OUDE WEBLOG EN HEEFT DUS EEN IETS ANDERE FORMAT.
In De Leeuwentemmer (uit 1939) zijn we getuige van de huwelijksproblemen tussen Adèle en Bennik. Adèle is steeds vaker en voor een steeds langere periode met de kleine Jan bij haar ouders. De band tussen grootvader en de Leeuwentemmer (Tsjip) wordt steeds hechter. Als Bennik zijn zoon na een logeerpartij weigert mee te geven naar Vlaanderen, beraamt grootvader een ontvoering, die Adèle uitvoert. Volgens het nawoord van Vic van de Reijt is dit verhaal iets minder autobiografisch, al kloppen de grote lijnen wel.
Tussen de beide verhalen staat het intermezzo: Achter de schermen: ontleding van de inleiding tot Tsjip. Elsschot geeft ons daarin een kijkje in de keuken: hij laat ons meebeleven hoe hij tot de uiteindelijke woordkeus en stijl van de inleiding is gekomen. Met de nodige humor en zelfspot. Die vinden we ook volop in Tsjip, dat me meer aansprak dan De Leeuwentemmer. Het verhaal is zo puur menselijk en invoelbaar, de situaties zijn zo levensecht en met humor beschreven, de personages worden zo raak getekend en getypeerd: heerlijk om te lezen en nog vele malen te herlezen.
Amsterdam, Polak & Van Gennep, 2001. Geb., 178 p., Salamander Klassiek, met een naschrift van Vic van de Reijt (Uit het leven gegrepen: De man achter Tsjip en Waarheid en verdichting in De Leeuwentemmer). ISBN:9025311393
© Librije, juli 2007.
N.B. DIT LEESVERSLAG IS OVERGEZET VANUIT MIJN OUDE WEBLOG EN HEEFT DUS EEN IETS ANDERE FORMAT.
Wauw, dit klinkt ook veel belovend! Zal ik zeker eens lezen, mooie bespreking :-)
BeantwoordenVerwijderen