Wie Ferron wil lezen, hoeft niet te rekenen op een paar
uurtjes ontspannen lezen; hij zet zijn lezers aan het werk om de doodeenvoudige reden dat het
leven veel te ingewikkeld is om daarover een simpel verhaal te kunnen
schrijven. (Douwe de Vries, Uitgelezen 9, blz. 66)
Louis Ferron was voor mij een onbekende tot ik De
Tuinkamer van Lilian Blom (KLIK HIER) las. Door haar ontroerende boek werd mijn
nieuwsgierigheid gewekt naar het werk van deze auteur. Eerst las ik Hier ligt
Boot. Een essay waarin Ferron de periode beschrijft in zijn jonge jaren waarin
hij schilderlessen kreeg en hij uitgebreid aandacht besteedt aan zijn
opvattingen over de stromingen in de schilderkunst. Het was niet gemakkelijk
lezen, maar toch wilde ik daarna ook graag een keer een roman van zijn hand
proberen en dat werd dus Het overspelige gras. Omdat het onderwerp mij aansprak
en ik via internet een vraaggesprek met Louis Ferron over dit boek beluisterd
had.
De Achterhoek vormt het toepasselijke decor voor het
verhaal van de ondergang van de landadellijke familie Van Lookeren. De familie
heeft haar geld en goed verdiend in de textielbranche en probeert het aanzien
te vergroten door te huwen met oude adel. Door geldgebrek zijn deze
eerbiedwaardige geslachten wel genoodzaakt zich voor een dergelijk huwelijk te
laten strikken.
In het eerste deel van het boek (40 blz.) maken we kennis
met de laatst overgebleven telg: Eduard van Lookeren, die door het geldgebrek
noodgedwongen op zijn oude dag in het koetshuis bij het landhuis woont dat in
gebruik is als conferentieoord.
In het tweede deel (175 blz.) vernemen we hoe Grootvader
Eduard van Lookeren, gehuwd de adellijke Aleid van Kessenich, om het leven
komt: hij komt onder een boom terecht die geveld wordt door de knecht Jacob.
Vader Eduard ziet het gebeuren. Zodra hij daar de leeftijd voor heeft, huwt ook
deze Eduard met een dame van adellijke komaf: Agathe Bramentloo. Hun kind, weer
een Eduard, blijft ongehuwd en over hem gaat het grootste deel van het verhaal.
We maken zijn ontwikkeling mee, met name tijdens de oorlogsperiode, als hij
volwassen begint te worden. Een Pruisische majoor, Eilov, Freiherr von
Tresckow, die ingekwartierd is op een naburig landhuis, speelt een grote rol in
het leven van deze laatste telg van dit geslacht. Hij wijdt hem in in de
geheimen van zijn afkomst, brengt zijn homosexuele gevoelens naar boven en
maakt hem deelgenoot van zijn opvattingen over poëzie en schilderkunst.
In het derde deel tenslotte (40 blz.) worden ook voor de
lezer de geheimen van deze landadellijke familie onthuld, die (volgens de
motto’s bij het boek) wel tot de ondergang moesten leiden.
Met het verhaal is niets mis: een overtuigend relaas met
goed getekende karakters in de hoofdrol en een spannende, vrij onverwachte
ontknoping. Vooral de manier waarop Ferron de adel overtuigd laat zijn van zijn
superioriteit en zichzelf als onbetwistbare, natuurlijke handhavers van orde en
recht beschouwen, is indrukwekkend. Net als het feit dat het er niet toe doet
aan welke kant van de grens men woont in de Achterhoekse landhuizen en
kastelen: de adellijke band gaat boven de nationaliteit.
Maar de beschouwingen, overdenkingen en gesprekken over allerlei kunstzinnige items, politieke en geschiedkundige onderwerpen, filosofische opvattingen e.d. maken het een moeilijk leesbaar geheel. Door wat ik gelezen had in Hier ligt Boot was een deel van de opvattingen me al bekend. Dankzij het interview dat ik beluisterd heb, kon ik ook enkele andere beschouwingen wel plaatsten, maar er bleef genoeg over om op te zoeken of na te lezen. Kortom: het van oorsprong goede verhaal verdween (voor mij althans) in een doolhof van zijpaden. Zijpaden die Ferron graag bewandelt, zoals de kunst uit de Romantiek en de verdediging van de Pruisische waarden: plichtsbesef, eergevoel en orde.
Maar de beschouwingen, overdenkingen en gesprekken over allerlei kunstzinnige items, politieke en geschiedkundige onderwerpen, filosofische opvattingen e.d. maken het een moeilijk leesbaar geheel. Door wat ik gelezen had in Hier ligt Boot was een deel van de opvattingen me al bekend. Dankzij het interview dat ik beluisterd heb, kon ik ook enkele andere beschouwingen wel plaatsten, maar er bleef genoeg over om op te zoeken of na te lezen. Kortom: het van oorsprong goede verhaal verdween (voor mij althans) in een doolhof van zijpaden. Zijpaden die Ferron graag bewandelt, zoals de kunst uit de Romantiek en de verdediging van de Pruisische waarden: plichtsbesef, eergevoel en orde.
De titel van het boek houdt verband met een gedicht van
Ida Gerhardt: Aanzegging, waarin de zin voorkomt: Een vreemd overspelig gras
legt op de akkers beslag (motto bij dit boek). Het vormt een sleutel tot de
geheimen van de ondergang van dit geslacht, net als het andere motto van T.S.
Elliot uit The Family Reunion: It is possible you have not known what sin you
shall expiate, or whose, or why.
Voor het maken van dit verslag heb ik gebruik gemaakt van
opmerkingen uit het vraaggesprek tussen Louis Ferron en Wim Brands in De
Avonden (te beluisteren: http://boeken.vpro.nl/boeken/6866333/ ) over dit boek
op de VPRO-radio op 6 maart 2002. (Naschrift: ik kan het helaas niet meer terug vinden in 2019).
Louis Verron - Het overspelige gras. Amsterdam, De Bezige Bij, 2002. Paperback, 255 p., isbn
90-234-0103-4.
© Jannie Trouwborst, juni 2007.
(Deze bespreking komt van mijn oude blog en heeft een afwijkend format).
Meer over Ferron op Wikipedia en een uitgebreide levensbeschrijving bij zijn uitgever de Bezige Bij: Louis Ferron.
Meer over Ferron op Wikipedia en een uitgebreide levensbeschrijving bij zijn uitgever de Bezige Bij: Louis Ferron.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten