Juni 2009 – waardering: 7,0
Liesbeth Lagemaat (Bergen op Zoom, 1962) studeerde Nederlands en Taal- en Literatuurwetenschap. Zij was onder andere werkzaam als journalist, reclametekstschrijver, actrice en docent Nederlands. In het tijdschrift De Tweede Ronde publiceerde zij in 1999 haar eerste gedichten en vervolgens verschenen haar gedichten ook in andere literaire tijdschriften.
Haar debuutbundel Een grimwoud in mijn keel verscheen in 2005. Hiervoor ontving zij de C. Buddingh-prijs 2005. Er volgde al snel een tweede druk. In 2007 verscheen haar tweede bundel Een koorts van glas. Daarnaast trad zij geregeld op tijdens poëziefestivals. Deze optredens geven een extra dimensie aan haar poëzie. Voor wie (nog) niet in de gelegenheid was is er èèn bij te wonen: bij VPRO-boeken (http://boeken.vpro.nl/personen/22956314/)
is een audio-opname van haar optreden in de Nacht van de poëzie 2006 te beluisteren waarin zij op haar zeer eigen, heel bijzondere manier, drie gedichten voordraagt.
En nu, na weer 2 jaar, is haar derde poëziebundel een feit. Op 14 mei 2009 presenteerde zij (op de haar kenmerkende uitbundige wijze) de bundel Handlanger – Het witte kind in het Schillertheater in Utrecht. Wie al eerder kennis maakte met de poëzie van Liesbeth Lagemaat, via een eerdere bundel en/of via een optreden zal ongetwijfeld enthousiast zijn over haar nieuwe bundel. Wie echter onvoorbereid en argeloos haar poëziebundel openslaat, zou danig in verwarring kunnen raken. Maar de lezer die open wil staan voor haar poëzie en de moeite neemt zich erin te verdiepen, staat een bijzondere belevenis te wachten.
In een interview stelde Liesbeth Lagemaat: “Poëzie biedt geen troost, poëzie biedt poëzie”. En daarmee is meteen aangegeven wat zij tot nog toe in haar dichtbundels probeert te doen: zich te uiten in een vorm van kunst die poëzie heet. En die een zekere verwantschap heeft met de expressionistische schilderskunst. Een poëzie die geen troostende mooischrijverij is, maar een bikkelhard gevecht om zuiverheid. Deze poëzie is de taal van de verbeelding die de werkelijkheid voorbij is, die de deur opent naar “een andere scherf van de tijd”.
Naar aanleiding van haar tweede bundel vertelde de dichteres dat de eerste bundel min of meer bestaat uit losse gedichten die in kleine hoeveelheden verspreid over jaren geschreven zijn. Haar tweede bundel beschouwt zij wel als een echte eenheid: de gedichten zijn speciaal voor die bundel geschreven, hebben hetzelfde thema en ook de indeling binnen de bundel hoort bij het beoogde concept.
Het is duidelijk dat ook deze derde bundel als een geheel gezien moet worden. De inleiding over wat de lezer te wachten staat, wordt gevormd door Vlugschrift. “Maar vandaag zeg ik u, is het tijd om uzelf uit te trekken en taal kapot te slaan tegen de muur. Er is geen woord dat klopt en bloedt hier aanwezig.” Om de zuivere taal van de verbeelding tot uitdrukking te kunnen brengen, moet de oude taal gezuiverd en wat vals is vernietigd worden. Daarvoor moeten we van niets af opnieuw beginnen en worden zoals Het witte kind: “Zoals het witkind, hand aan het gordijn, en het is nog niet eens ochtend, het moet nog allemaal alles beginnen – Zo.”En dan tenslotte: “In een witte, wijde schedel wandelt, kalm en ernstig, een melodie.”
Daarna volgt: Een triptiek in wit – een visioen en de bundel eindigt ook met een driedelig gedicht: Opnieuw een leegte – een visioen. Tussen de beide visioenen bevinden zich vier delen met elk een eigen titel en er binnen steeds zeven gedichten met een afrondend slotgedicht. Uit de titels van de hoofdstukken blijkt dat er strijd geleverd gaat worden: Het kamp ligt nog open, geen hoef is gestruikeld, geen bloed in het zand (deel 1 bv.) .
De visioenen tonen ons waar de dichteres op uit is: Ze herkent Het witte kind in de natuur om zich heen en ziet waartoe het in staat is en ze wil haar Handlanger zijn.
“Noem ik mij: handlanger. Leg ik mij in de afdruk van het kind. De witte contouren mijn queeste. Staat het kind uit de vijver op en loopt, zal ik elke voetstap volgen.
Vannacht nam het mij mee. De vijver een gang, corridor. Naar een andere scherf van de tijd.”
Water speelt een belangrijke rol in deze bundel (ook de omslag is er aan aangepast). De vijver is een corridor naar een andere werkelijkheid (zoals Alice in Wonderland via het konijnenhol) waar je spelend als een kind de wereld kan veranderen en de werkelijkheid los kunt laten. Zoals in:
Botanisch uur:
“Aderen vertakken zich, als nerven. Kijk, je vingers nog
in knoppen, handzaam spoor krioelt. De groene krullen
op het laken, barokke stroom van bladgroen sop,
in al je vaten stuwt en bruist het: jij? Gevuld met plantenvocht?”
……
Deze gedichten komen slechts tot hun recht in hun context. Meer voorbeelden geven heeft daarom niet alleen weinig zin, het zou zelfs de fascinerende werking die van de gedichten uitgaat teniet kunnen doen. Daarom alleen nog enkele zinsneden uit een gedicht dat naar mijn idee een sleutelfunctie vervult:
Op dit onbewaakte moment
Ik begin met niets. Misschien is er een korrel zand,
de afstand tot de parel – als er een parel groeit, ooit –
onzeker. Van onschatbare waarde? Misschien.
…..
De klanken weven een kleed om mij heen. Ik ben de schelp en ik rust.
Ik open noch sluit. In mij is ruimte. Gevuld. Met niets.
Ik ben een stulp voor het niets dat zich zingt en groeit en
langzaam vermeerdert in mij.
Er valt zoveel te ontdekken in deze bundel. Wie eenmaal de consequenties van haar ideeën begint te proeven, zal steeds meer ontdekken. Al laten niet alle gedichten zich even gemakkelijk doorgronden. Maar deze queeste is zo fascinerend, dat wie erdoor aangeraakt wordt door blijft zoeken en zo ook Handlanger van Het witte kind wordt.
Uit het afsluitende visioen:
Opnieuw een leegte
……En daar was het, het kind.
Haar lichte vingers hadden een muur van stof,
van dagen en nachten losgewoeld,
ze had op de stenen getekend. Een woordeloze taal.
In haar handen brak de tijd.
Amsterdam, Wereldbibliotheek, 2009. Paperback, 79 p., € 15,90. ISBN: 9789028423039
© JannieTr, 17 juni 2009.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten