1. Hoe
vindt u het dat Margriet de Moor de schilder nergens Rembrandt noemt, terwijl
bijvoorbeeld uit de beschrijving van zijn werk overduidelijk is dat hij bedoeld
wordt.
2. Rob Schoute
typeerde de roman in Trouw (8 mei
2010) als ´een historische psychografie´. Daarmee bedoelde hij dat Margriet de
Moor zijns inziens niet primair een zoektocht onderneemt naar wat zich exact
heeft afgespeeld maar naar wat er omging in de hoofden van de schilder en het
meisje. Wat vindt u van die typering en die visie?
3. Een
andere visie vertolkte Joost de Vries in De
Groene Amsterdammer (13 mei 2010). Ook volgens hem gaat het de schrijfster
niet om ´het levensverhaal van twee buitenbeentjes in de stad, nee, De Moor
presenteert ons in feite de making of,
of liever de feitelijke en emotionele totstandkoming van Rembrandts beroemde
tekening´. Hoe denkt u over deze visie?
4. Elsje
heet in de roman ´een meisje dat nog nooit een vlieg kwaad heeft gedaan´ (p.
213). Hoe verklaart u dat ze op 28 april 1664 met een bijl haar hospita de
schedel inslaat? Welk beeld heeft u zich
verder van haar gevormd?
5. Adrie
Storm schreef in Het Parool (29 april
2010 over de roman onder andere:´Margriet de Moor maakt van Rembrandt een soort
zweverige debiel die denkt als een achtjarige´. Welk beeld heft u zich van de
schilder als personage gevormd?
6. Margriet
de Moor legt de zeventiende-eeuwers soms populair hedendaags jargon in de mond,
zoals: ´U
rotzooit maar wat aan´ (p.17). Waarom zou de schrijfster dat doen? En: hoe
waardeerde u het?
7. De Moor
verschaft veel historische informatie over de stad Amsterdam, de architectuur,
de werkwijze van de schilder en dergelijke. Wat vindt u van de manier waarop ze
dit heeft gedaan?
8. Hoe
waardeerde u de essay-achtige opzet van het gesprek tussen de schilder en de
apotheker: een dialoog met tussenkopjes (p.54-61)?
9. In
hoeverre speelt in de thematiek van de roman ook migratie een rol?
10. In de
analyse (onder ´Structuur en techniek´) en in diverse recensies wordt gesteld
dat er sprake is van een alwetende verteller. Margriet de Moor denkt daar zelf
anders over, zo blijkt uit het geciteerde interview van NRC Handelsblad (20 augustus 2010). Hoe ziet u de vertelsituatie in
de roman?
11. Op
pagina 230-231 is een discussie weergegeven tussen de schilder en een bezoeker
naar aanleiding van een schilderij van
Rubens, het afgehakte hoofd van Medusa. Kernpunt: Kan een groot
kunstenaar van zoiets gruwelijks iets moois maken? Hoe zou u in deze discussie
stelling hebben genomen?
(Samengesteld
door Boek-delen, zie jrg. 10 nr. 4, dec. 2010)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten