Het is een bijzonder warme zaterdag in juli. Henk van Doorn wordt wakker. Langzaamaan komen zijn gedachten op gang. Het hart klopt, het bloed stroomt, constateert hij. Logische eerste gedachte voor een IC-verpleegkundige. Dan komen er nieuwe gegevens bij: zijn omgeving (slaapkamer), de tijd van ontwaken en het weer. Van harte gaat het allemaal niet:
"De nieuwe gegevens komen aansjokken als pubers die net wakker zijn en met zure, stuurse gezichten aan de ontbijttafel gaan zitten, beledigd dat hun weer een nieuwe dag in de maag is gesplitst."
Zo begint het verhaal over wat een gewone dag lijkt te gaan worden uit het leven van een 56-jarige, bedachtzame, gescheiden man. Zijn gedachtewereld is onze enige bron van informatie, maar die is op een natuurlijke manier heel rijk. We lezen over zijn verleden en over zijn toekomstfantasieën. Over zijn familierelaties en de verhouding met een veel jongere collega. Over zijn kinderloosheid en zijn goede verstandhouding met zijn nichtje Rosa. En over Schurk, zijn hond, die niet in orde lijkt, wat hem erg raakt. Daarnaast filosofeert hij over de zin van het leven, over de vrijheid die ontstaat als je niet gelooft dat er een zin of bedoeling is met ons leven, behalve dat we het moeten leven en ervan moeten genieten.
Wat bijzonder is aan dit verhaal is de manier waarop dit alles als volkomen natuurlijk en vrij luchtig wordt verteld. Zo werken gedachten: we zien iets, dat roept een herinnering op en dat weer een andere herinnering en vervolgens een filosofische constatering. We geven toe aan een impuls en er gebeuren dingen die ons leven een andere draai geven. Niet per se dramatisch anders, maar toch. En zo kan een dag die begon als een normale zaterdag uit het leven van een man van middelbare leeftijd toch een hele bijzondere dag worden.
Als hij een ochtendwandeling maakt met Schurk, wordt hem duidelijk dat het echt niet goed gaat met de hond. Hij blijft ergens liggen in het gras, uitgeput. Een vreemde vrouw trekt het zich aan en brengt hem een bak water: hij zal wel dorst hebben met dit weer. Maar zoals de dierenarts enige uren later constateert, lijdt Schurk aan hartfalen en zal niet lang meer te leven hebben. Henk is er heel verdrietig over, maar het zet hem ook aan het denken over de eindigheid van ons allemaal en hoe anders een hond dat blijkbaar ervaart en aanvaardt, al spijt het hem dat hij niet echt in het koppie van zijn Schurk kan kijken.
Als hij zijn nichtje belt om haar te feliciteren met haar verjaardag, krijgt hij zijn broer aan de telefoon die hem over weet te halen zijn cadeautje zelf te komen brengen op het feestje. Dol op zijn nichtje, maar niet op feestjes, stemt hij met tegenzin toe. Hij gaat een boek voor haar kopen, dat voor hemzelf heel belangrijk was, toen hij haar leeftijd had en dat hij nog graag leest: Kees de jongen, van Theo Thijssen. In de boekwinkel filosofeert hij over wat lezen kan betekenen voor de ontwikkeling van je zelfbeeld.
"Hij heeft lang gedacht dat zijn gebrek aan soliditeit een gevolg was van zijn leeslust. Door te lezen, zo redeneerde hij, drong hij door in de denk- en gevoelswereld van andere mensen. Dat voedde zijn empathie, maar verwaterde de eigen persoonlijkheid, ongeveer zoals we in gezelschap aan eigenheid inboeten. Met elk boek dat hij las, verloor hij iets van zichzelf."
Hoewel hij dol is op lezen en een kast vol boeken heeft, maakte hij zich er vreselijk boos over. Hij herinnert het zich terwijl hij in een stoel in de boekhandel zit, eigenlijk om na te denken over welk boek hij Rosa zal geven. Maar dan realiseert hij zich dat hij daar inmiddels heel anders over denkt. Het is niet een persoonlijke, maar een algemene trek van mensen.
"Wat voor hem geldt, geldt voor iedereen, dat heeft niets met lezen te maken. We zijn allemaal schimmen, met verhalen bekleed spul, en dat maakt ons vloeiender dan ons lief is maar wat ons lief is, doet er niet toe."
Zijn boekenkast is zijn houvast, waarop hij op elk moment het juiste boek kan pakken, dat bij hem past op dat moment. En daarom weet hij meteen welk boek hij Rosa zal geven.
Voor hij huiswaarts keert, besluit hij Maaike, een oud-collega, te bezoeken in het verzorgingshuis waar ze vanwege haar dementie opgenomen is. Ook dat bezoek brengt zowel herinneringen als het besef van hoe ons leven een andere wending kan nemen dan we dachten en dat het soms zomaar te laat is om ervan te genieten.
Het is halverwege de dag en er is al veel meer gebeurt, dat hij bij het ontwaken kon bedenken. Maar er volgt nog meer. Hij geeft Schurk de medicijnen van de dierenarts, eet iets en gaat met de bus naar zijn nichtje. In de bus treft hij de vrouw die Schurk te drinken gaf. Ze raken in gesprek, ze heet Mia. Ze is op weg naar een muziekuitvoering. Het feest bij zijn broer brengt de nodige onverwachte gebeurtenissen met zich mee waar hij niet goed mee om kan gaan. Hij wordt dronken en verlaat het feest als het hem teveel wordt. In de bus naar huis stapt ook Mia in.
Er is ondertussen zoveel gebeurd in Henk zijn hoofd dat de dag heel anders verlopen is dan hij bij het ontwaken had kunnen bedenken. Mede geholpen door de toevalligheid van alles wat ons nu eenmaal ten deel kan vallen. Maar daardoor eindigt deze dag ook heel anders dan hij ooit verwacht had.
Het is moeilijk uit te leggen, waarom dit zo'n fascinerend boek is. Nergens wordt het saai of belerend. Terwijl dat wel op de loer ligt bij een verhaal over zomaar een dag, vol met persoonlijke herinneringen, overwegingen en filosofische bespiegelingen. Ook is het nergens triest, ondanks de zieke hond, wel ontroerend. Niet alleen Henk is een bedachtzaam mens, je wordt er zelf al lezende ook bedachtzamer van. Als kers op de taart zijn de geweldige metaforen die met enige regelmaat opduiken. Ze komen voort uit diezelfde bedachtzaamheid.
Sander Kollaard - Uit het leven van een hond. Amsterdam, Van Oorschot, 2019. Geb., 156 pg. ISBN:978-90-282-9008-2
© Jannie Trouwborst, augustus 2020.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten