November
2007 – waardering 8,0.
Van de achterflap: Philip
Snijder (1956) is geboren in Amsterdam. Hij studeerde Italiaans en werkte onder
andere bij een schoonmaakbedrijf, boekhandel, jeugdhotel, universiteit, café en
culturele instelling. Hij publiceerde zijn eerste verhalen in het literaire
tijdschrift De Tweede Ronde. Zondagsgeld
is zijn debuut in boekvorm.
Een jongen beleeft het
einde van zijn kindertijd in een armoedig en vergeten stukje Amsterdam: het
Bickerseiland van voor de stadssanering van de jaren zeventig. Het is een
besloten gemeenschap waarin de familie van de jongen alomtegenwoordig is. Zijn
voorouders hebben zich hier ooit gevestigd. Vervolgens hebben de generaties
elkaar steeds talrijker opgevolgd. Als konijnen in een holenstelsel wisten zij
op dezelfde vierkante kilometer steeds meer woninkjes te vullen. In de winter
zitten zij tegen elkaar gepropt in blauwgerookte kamertjes en vergapen ze hun
dagen. In de zomer hangen de vrouwen uit het raam en staan de mannen met de
handen in de zakken op de hoek. Dit is de enige wereld die de elfjarige
hoofdpersoon van Zondagsgeld kent. Toch voelt hij zich er steeds meer buiten
staan, hoezeer hij daar ook tegen vecht.
Het
is een beetje moeilijk te bepalen tot welke categorie we dit boek moeten
rekenen. Zelf stelt Philip Snijder: “Ik heb bewust alle aanduidingen
die naar een traditionele vorm verwijzen (roman, verhalenbundel, roman in
episoden, of wat dan ook) vermeden in de presentatie van mijn boek. Mijn idee
was dat iedere lezer de vrijheid moest hebben om het, inderdaad lastig te
classificeren, boek zelf een genre-etiket op te plakken. Je kunt je overigens
afvragen of dat laatste per se nodig is.” In een interview sprak hij
over een “gefictionaliseerde autobiografie”: zijn jeugdherinneringen verschenen
al eerder op zijn weblog. Die heeft hij vervolgens op verzoek van de uitgever
bewerkt tot acht episodes uit het leven van een elfjarige ik.
Ikzelf
zou het boek geen roman of een novelle willen noemen, eerder een verhalenbundel.
Al gaat elk verhaal over dezelfde hoofdpersoon, al maakt die een zekere
ontwikkeling door en al is er een rudimentaire plot aanwezig, het is allemaal
net niet genoeg voor een roman. Tegelijkertijd is het toch ook meer dan een
bundel met losse verhalen. Maar aangezien het resultaat er mag zijn, lijkt het
me inderdaad beter de categorie hier maar buiten beschouwing te laten.
Ten
eerste ben ik erg onder de indruk van de trefzekerheid waarmee een volksbuurt
uit de jaren 60/70 neergezet is. Ik weet uit eigen ervaring dat een Rotterdamse
volksbuurt (Charlois) uit die periode niet wezenlijk van deze Amsterdamse
verschilde, zelfs de uitdrukkingen (zij het uitgesproken met een ander accent)
vertonen verbluffend veel overeenkomsten. Het is belangrijk het beeld van die
samenleving voor het nageslacht vast te leggen. Maar naast dit “documentaire”
aspect is ook het psychologische aspect niet vergeten. In bijna alle verhalen
(in de laatste sterker dan in de eerste) is er een dubbel gevoel aanwezig bij
de ik-persoon: hij voelt zich veilig temidden van de Bickerseilanders, maar
ervaart de gemeenschap ook als benauwend; hij is een van hen, maar voelt zich
toch ook een beetje een buitenstaander omdat hij “door mag leren”; hij houdt
van ze en respecteert ze, maar krijgt toch ook steeds meer het onbehaaglijke
gevoel dat hij ze ontgroeit.
Nergens wordt het verhaal melodramatisch of
nostalgisch. De stijl is helder en beeldend, maar tevens suggestief; humor en
ontroering wisselen elkaar af. Het valt niet moeilijk met de jongen mee te
leven als hij voor het eerst dronken wordt, als hij een strategie bedenkt om
stiekem de plaatjes in de Lach te bekijken, als hij ontroerd raakt door “oude mensen
muziek”. Dat gebeurt in het laatste hoofdstuk, dat als titel heeft
”Morgenstemming” (uit Peer Gynt van Grieg). Zijn vader, die als Groninger en omdat
hij slimmer was dan de gemiddelde eilandbewoner altijd een buitenstaander is
gebleven, herkent de melodie die de jongen neuriet. In enkele fraaie,
suggestief geschreven alinea’s krijgt “Morgenstemming” een extra dimensie: het
besef dringt door bij de jongen wat het voor zijn vader betekent moet hebben
hier zijn leven te slijten en dat hij zelf er ook niet blijven kan.
Zoals
op de achterflap nog staat: Trefzeker,
liefdevol en met oog voor detail tekent Philip Snijder niet alleen het leven in
een arme volkswijk, maar ook het opgroeien van een intelligente jongen die van
medespeler tot toeschouwer wordt. Beter kan ik het niet samenvatten.
Amsterdam,
Mouria, 2007. Paperback, 157 p., 2e dr. (juni 2007, 1e
dr. april 2007) ISBN 9045849348.
Dit
boek is één van de kanshebbers voor de Debutantenprijs 2008 en wat mij betreft
zeker niet ten onrechte! Maar een debuut blijkt pas echt een debuut, als er
later meer boeken volgen. Bij debuten met een sterk autobiografische inslag is
dat helaas niet altijd het geval. We wachten het (hoopvol) af.
©
JannieTr, november 2007.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten