maandag 22 april 2019

Het Bureau en ik: Aflevering 2

In Zeeuws-Vlaanderen worden geregeld streekvertelavonden gehouden, net zoals naar alle waarschijnlijkheid in vele andere delen van Nederland met een eigen streektaal. Wij wonen als import hier lang genoeg om ze te kunnen volgen en we doen dat dan ook met plezier. Op 20 maart was het Wereldverteldag en omdat te vieren organiseerde de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) een vertelmiddag in Sas van Gent. Uiteraard waren wij weer van de partij.

Het Bureau in Zeeland

In deel 2 (Vuile handen) ben ik ondertussen een eind gevorderd. Ik leer de medewerkers steeds beter kennen en begrijp ongeveer hoe het Bureau in elkaar zit. Met afdelingen voor Volksnamen, Volkstaal en  Volkscultuur. En inmiddels ook één voor Volksmuziek.

Legende van Jantje van Sluis
Op de vertelmiddag in Sas van Gent maakten we kennis met de Zeeuwse variant van het Bureau, de SCEZ. Sankie Koster is één van onze favoriete verhalenvertelsters. Ze opende de middag met een verhaaltje waarin halverwege de "hulp" werd ingeroepen van een medewerkster van de SCZE. Het ging over wat wij als import "zure zult" zouden noemen. "Oe noemen julder da?" vroeg Sjankie en er kwam een stortvloed aan termen los. De medewerkster mocht opdraven om licht op de zaak te werpen. Grofweg werden drie termen het meest genoemd, voor oost, west en midden Zeeuws-Vlaanderen. "Maar", ging ze enthousiast verder, "aan de overkant (Walcheren, Zuid-Beveland en verder Schouwen-Duiveland) komen weer totaal andere woorden voor voor bijna hetzelfde product. Het water (Wester- en Oosterschelde o.a.) zorgt ervoor dat er in deze provincie veel verschillende dialecten gesproken worden. Waarbij die van Zeeuws-Vlaanderen helemaal apart is door de vermenging met Vlaamse woorden." Ik begon kaarten voor me te zien met grenzen voor "zure zult".

Dat was een aardig intermezzo. Nu verder met de vertelmiddag?  Maar toen maakte Sjankie de vergissing te vragen wat nu precies het verschil was tussen verhalen, legenden en mythen. Vol enthousiasme stortte de medewerkster van de SCEZ zich op die vraag en hoewel interessant, zaten de meeste streekgenoten niet op zo'n uitgebreid antwoord te wachten en moest Sjankie haar tenslotte, vriendelijk bedankend, weer naar haar plaats sturen. Het werd een genoeglijke middag, met zelfs nog wat volksliedjes.
(Let wel: geen kwaad woord over de SCEZ! Ze doen goed werk. Kijk maar eens op hun site.)

De kaartcatalogus

Ik vraag me oprecht af of mensen onder de 45 zich voor kunnen stellen hoe het was om zonder computer een catalogus te ontwerpen en bij te houden, en boeken, artikelen en knipsels zo op te bergen dat ze ook weer gevonden konden worden. Daarom kan ik ook erg genieten van de periode waarin ik nu beland ben en waarin Maarten met zijn medewerkers, waaronder een documentalist, knipsels aan het beoordelen is. Wat bewaren we, waar bergen we het op?
Nu worden er achteloos een berg tags aan een gedigitaliseerd fiche toegevoegd en klaar is Kees. Zelfs hele boeken en artikelen zijn gedigitaliseerd en op een willekeurig woord uit de tekst terug te vinden. Dan hoef je ze fysiek dus ook niet meer op te slaan: je kunt ze digitaal opzoeken en lezen.

Frederik Müller Academie
Hoe anders was dat toen ik van de Frederik Müller Academie kwam, zoals de bibliotheek- en documentatieschool destijds heette. Vlakbij onze school stond toen de eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek van Amsterdam aan de Keizersgracht (van 1919). Als je een recensie van een boek wilde lezen, dan kreeg je daar een mapje met de originele knipsels uit kranten en tijdschriften te zien. En dan maar overschrijven, want kopieerapparaten waren nog niet algemeen voor handen.
Lastiger werd het zgn. titelbeschrijven. Een boek of artikel moet ergens opgeborgen worden, maar ook terug gevonden kunnen worden. Voor elke auteur (ook als het er drie zijn) moest een kaartje geschreven (of getypt) worden voor in de alfabetische auteurscatalogus. Dan een kaartje voor de titelcatalogus en tenslotte een of meerdere voor de onderwerpen catalogus. Op allemaal moest de plaatsaanduiding staan van waar het boek of artikel gevonden kon worden.

Voor romans in de Openbare bibliotheek was je redelijk snel klaar met je kaartjes. De boeken stonden op alfabet van (de eerste) auteur in de kast. Voor de non-fictieboeken was het lastiger. Gelukkig was daar een systeem voor opgezet: SISO (KLIK HIER). Alle kennis en wetenschappen waren erin vertegenwoordigd, met onderverdeling. Dat nummer bepaalde de plek in de kast, zodat bv. alle kookboeken of alle boeken over Van Gogh bij elkaar stonden. Maar toch was er ook nog een trefwoordencatalogus nodig om te kunnen zien welke boeken over bv. Van Gogh aanwezig waren. En welk nummer die hadden, want voor de bezoekers was de SISO niet altijd even gebruiksvriendelijk. Voor wetenschappelijke en speciale bibliotheken bestaat een vergelijkbaar, maar uitgebreider internationaal systeem: UDC (KLIK HIER).

Kaartcatalogus
Waarom deze uitweiding? Ten eerste omdat het mij verwondert dat er op Het Bureau niets gedaan werd met de UDC voor het knipselarchief. (Voor de bibliotheek heb ik nog niets kunnen lezen daarover). Wat een heidens karwei haalden Maarten en zijn medewerkers zich op de hals door zelf een bewaarsysteem en indeling te ontwerpen. Ten tweede om duidelijk te maken hoe ontzettend veel er veranderd is door de digitalisering. Wat nu zo vanzelfsprekend wordt gebruikt, was 50 jaar geleden ondenkbaar en het alternatief zeer bewerkelijk. Bekijk het kaartje maar eens aan de binnenzijde van een boek en probeer je te realiseren waar allemaal een apart fiche voor geschreven en opgeborgen moest worden....

Het personeelsverloop

Het verloop onder het personeel van het Bureau is enorm. Er nemen mensen ontslag, gaan met pensioen of dood, er worden nieuwe mensen aangenomen op verschillende afdelingen. Er zijn allerlei commissies. Ik ben nog steeds blij met het boekje Ingang tot het Bureau van J.J. Voskuil. Ik pak het er geregeld bij. Ook de gebeurtenissen blijven boeien. Al zijn ze niet bijzonder, het is de wijze waarop een en ander beschreven wordt en de manier waarop de karakters tot leven komen, die het aantrekkelijk maken om te blijven lezen.
De afwisselingen met de stukken die niet op kantoor spelen, maar thuis of bij vrienden of in alle eenzaamheid, raken en doen de soms lachwekkende situaties op Het Bureau even naar de achtergrond verdwijnen. Ook de tijdgeest boeit. Ik ben bijna bij de periode dat ook ik aan mijn werkzame leven begon.

Tot slot

Ik lees niet achter elkaar door, maar lees ondertussen ook andere boeken. Dat is geen enkel probleem, ik pak de draad zo weer op. En ook daar is De Ingang tot het Bureau handig voor: er staat een beknopte samenvatting van elk jaar in.

Volgende maand weer een nieuw bericht. 

© Jannie Trouwborst, april 2019.

10 opmerkingen:

  1. Leuk om te lezen, Jannie! Die ladenkasten blijven toch tot de verbeelding spreken. Heel af en toe kom ik er weleens eentje tegen in een bibliotheek die er blijkbaar nog geen afstand van kon doen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Laat het me weten als je ze tegenkomt! Dat vind ik interessant om te proberen te bedenken waarom ze juist daar nog staan.

      Verwijderen
  2. Leuk verhaal, ik kan het niet diverse boeken tegelijk lezen, maar met een voor een kom ik er ook. Leuk die houten ladenkast!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik ook niet hoor Elly. Maar met Het Bureau is dat toch anders. Dat heeft geen duidelijke spanningsboog, maar slechts één doorlopende verhaallijn: het werk van Maarten op Het Bureau. Wel begin ik te merken dat hij een persoonlijke ontwikkeling aan het doormaken is.

      Verwijderen
  3. De laatste tijd denk ik ook vaak aan hoe het allemaal was zonder computer. Ik kwam er voor het eerst mee in aanraking toen ik in 1988 ging studeren. Het kaartenbaksysteem is mij dan ook niet onbekend al ken ik het niet zo uitgebreid. Erg leuk om te lezen wat jouw eigen ervaringen daar mee zijn.
    En ja, wat een mensen komen er langs in Het Bureau. Ik heb het destijds zonder Ingang tot het Bureau gelezen maar ik denk zeker dat het het handig was geweest.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik was in 1968 uitgestudeerd. Over hoe ik met de computer in aanraking kwam, dat komt ongetwijfeld later nog aan bod. Ik ben heel blij met de Ingang. Ik gebruik hem bijna bij elke leesbeurt ;-)

      Verwijderen
  4. Ik herken veel van wat je vertelt Jannie, ik kom ook uit het ‘kaartenbak’ tijdperk. Met ieder nieuw stuk over ‘Het bureau’ groeit mijn nieuwsgierigheid, ik kijk uit naar je volgend verslag.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het zal een persoonlijk leesverslag blijven. Hoe ik het lezen van Het Bureau beleef en welke herinneringen of associaties daaruit voortkomen hoeft niet per se bij anderen ook zo te zijn. Maar als je zaken herkent, dan is het het proberen waard.

      Verwijderen
  5. Vind je De ingang onmisbaar bij het lezen van Het Bureau Jannie? Of denk je dat het zonder ook wel te volgen is?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Eigenlijk wel Sue. Er komen zoveel mensen in voor en het verloop onder het personeel is ook groot. Dan is het prettig om even te kijken wie dat ook alweer is en wat zijn/haar functie is. Ik denk dat het daardoor ook langer leuk blijft. Zo begrijp je onderlinge verhoudingen tussen de afdelingen en de gevoeligheden ook beter. Het is nog wel te koop hoor, bij Boekwinkeltjes bv.

      Verwijderen