Hoewel ik deel 2 van Het Bureau al geruime tijd geleden uitlas, kwam het er maar niet van er ook iets over te schrijven. Recensies zal ik over Het Bureau trouwens nooit schrijven. Het gaat mij meer om wat het bij mij losmaakt. De beschreven periode, zeker vanaf deel 2 (1965-1972) komt overeen met de tijd waarin ik mijn eerst baan kreeg als bibliothecaresse/documentaliste bij een groot museum in Rotterdam. Zowel de kantoorcultuur, als de werkzaamheden voor het kaartensysteem van Maarten Koning roepen herinneringen op. Daar wil ik iets mee doen, al vraag ik me af of die nou wel zo interessant zijn voor anderen.
Samenvatting
Dit tweede deel van Het Bureau, Vuile handen, beschrijft de jaren tussen
1965 en 1972. Buiten woeden het Bouwvakkersoproer, de
Maagdenhuisbezetting en de Vietnam-demonstraties. Het Bureau zelf groeit
uit zijn voegen en verhuist naar een oud bankgebouw aan de Amsterdamse
Keizersgracht. In een conflict met het Hoofdbureau over samenwerking met
een Zuid-Afrikaans Instituut voor Volkscultuur neemt Maarten Koning
bijna zijn ontslag. De gepensioneerde directeur Anton Beerta blijft
achter de schermen actief. Hij haalt Maarten tegen zijn zin in de
Vlaams-Nederlandse redactie van Ons Tijdschrift en splitst hem een
onmogelijke opdracht in de maag voor de Europese Atlas voor
Volkscultuur. Als Maarten zich tijdens een congres van die opdracht
tracht te bevrijden, maakt hij zichzelf onbedoeld tot spreekbuis van de
jongere congresleden. Dit geeft hem het gevoel in een fuik te zijn
gezwommen.
Als ik naar het verloop van het verhaal kijk, dan valt me op dat Maarten zelfverzekerder aan het worden is. Hoewel hij nog steeds van alles toegeschoven krijgt waar hij iets mee moet zonder het echt te willen en niet weet hoe hij zich daaruit moet redden, bijt hij ook geregeld van zich af en gaat zijn eigen gang. Ook privé wordt het iets rustiger voor hem: Nicolien moppert nog steeds over van alles, vooral met betrekking tot zijn werk en het toenemende aantal mensen dat hij aangenomen heeft, maar het is minder heftig. Samen doen ze mee aan demonstraties en ze wandelen veel. Nog steeds is hij ervan overtuigd dat hij een zinloze baan heeft, maar hij lijkt zich bij het onvermijdelijke neergelegd te hebben: er moet toch geld verdiend worden. Dat hij Beerta niet op wilde volgen als directeur van Het Bureau heeft de vervelende consequentie dat hij zich nu zal moeten voegen naar het regiem van zijn voormalige collega Balk.
Mijn invalshoek
De Maagdenhuisbezetting en de Vietnamdemonstraties zie ik nog voor me. De toestanden in het Zuid-Afrika van die tijd ook. Herinneringen aan de omslachtige manier van werken met kaartsystemen beschreef ik al in de vorige aflevering van Het Bureau en ik (KLIK HIER). Nu meer over de kantoorcultuur.
Ik behoorde tot een van de eerste lichtingen die de "Frederik Muller Akademie" (een nieuwe opleiding op HBO niveau voor bibliothecarissen en documentalisten) verliet op 21-jarige leeftijd en zonder problemen een baan vond. Het was toen nog de gewoonte dat één van de leraren na ongeveer een jaar contact opnam met de afgezwaaide leerlingen en hen opzocht op de werkplek. En zo kwam heer B. op een dag ook naar het museum in Rotterdam. Zijn bezoek betekende voor mij een omslag.
De bibliotheek van het museum bevatte, behalve veel boeken over kunst en kunstenaars, een grote collectie kunstcatalogi, voornamelijk van tentoonstellingen over de hele wereld, maar ook van belangrijke veilinghuizen. Het was mijn taak deze in de kelder opgeslagen catalogi in een kaartsysteem te verwerken: op plaats, op museum, op kunstenaar en/of thema van de tentoonstelling. Het typen van de kaartjes was een eenvoudig karweitje.
De bibliotheek was als volgt ingedeeld: een lange wand met boeken tot het plafond (de bovenste planken alleen te bereiken met een ladder), op de ene kop van de ruimte het bureau van het hoofd van de bibliotheek Mej.v.d.T. en op de andere kop het bureau van de conservator Moderne Kunst, Liesbeth B.C. (later directeur van een museum in Arnhem). Dwars tegen het bureau van de Mej.v.d.T. stonden de bureaus van Jurriën P., beheerder van het Prentenkabinet (dat zich in de ruimte naast de bibliotheek bevond) en mijn bureau. De raampartij tegenover de boekenwand was voorzien van tralies (inbraakbeveiliging).
Liesbeth en Jurriën waren iets ouder dan ik, Mej v.d.T. van middelbare leeftijd. In tegenstelling tot Mej. Haan uit Het Bureau, die Mevrouw genoemd wilde worden, wilde zij nadrukkelijk met Mejuffrouw worden aangesproken.
Ik wist niet veel van beeldende kunst toen ik er kwam werken, maar tijdens de lunchpauzes nam Jurriën me mee het museum in en vertelde me veel. Ik zoog het op als een spons. Ook via de catalogi die ik in handen kreeg, leerde ik veel. Het duurde dan ook niet lang voor ik me af begon te vragen of ik niet ook eens de klanten mocht helpen die naar boeken kwamen vragen in de bibliotheek of, onder toezicht, boeken mocht catalogiseren. Maar Mej.v.d.T. bleef onverbiddelijk: ik wist niet genoeg van kunst. Bovendien was dat haar taak.
Ook op het persoonlijke vlak klikte het bepaald niet. Mej.v.d.T. sprak kwaad over onze beide kamergenoten, vooral haar laatdunkende en kwetsende uitspraken over de geaardheid van Jurriën vond ik schokkend. Maar ik was te timide om er tegenin te gaan en ik voelde me schuldig dat ik niet in staat was Jurriën te verdedigen. Maar ook voor mezelf opkomen lukte niet. Niet wat betreft de werkzaamheden, maar ook niet toen ze me belachelijk maakte toen ik vertelde dat ik ging trouwen. "En wat stel je je daar dan bij voor? Een bos bloemen en een mooie jurk en dan de rest van je leven iemand in je buurt dulden die je het leven zuur zal maken en je inruilt voor een ander als je ouder wordt". Ik was met stomheid geslagen en wist niet hoe te reageren.
En toen kwam dus heer B. van de Bibliotheekschool op bezoek. Hij kreeg uitgebreid uitleg van mijn bazin over de bibliotheek en mijn werkzaamheden. Hij vroeg of ik naar mijn zin had. Wat kon ik zeggen in haar bijzijn? 's Avonds belde hij me thuis op. Met eigenlijk maar één mededeling: dat hij het zonde van mijn opleiding vond als ik daar zou blijven hangen. Of ik moest uitdagender werk krijgen of ik kon beter naar wat anders omzien. Onzeker als ik was, stribbelde ik tegen. Ontslag nemen klonk zo eng. Zelf weten, was zijn antwoord.
In de weken erna probeerde ik nog een keer of ik niet wat meer mocht doen dan kaartjes tikken (MULO-werk zei meneer B.). Maar Mej.v.d.T. bleef onverbiddelijk. Uiteindelijk voelde ik me er zo ongelukkig dat ik er ziek van werd en toch ontslag nam. Jammer dat het zo moest lopen, maar het is een leerzame periode geweest. Ik ben nog altijd blij met alles wat ik destijds ondanks de strubbelingen opgestoken heb van de kunstgeschiedenis.
Hoe past dat bij Het Bureau? Ik herken de momenten in het kantoorleven van Maarten Koning waarin hij niet voor zichzelf of voor anderen opkomt en zich dan waardeloos voelt of schuldig. Hij lijkt in dit tweede deel te groeien, ook ik groeide er in de loop der jaren deels overheen. Minder timide, meer voor mezelf en anderen opkomen. Alleen dat knagende schuldgevoel, volkomen misplaatst vaak, dat blijft de kop op steken. Eens kijken hoe Maarten daar in de volgende delen mee om gaat.
En nu verder?
Van Sue kreeg ik Ik ben ik niet, met daarin o.a. een interview met zijn vrouw. Volgens de achterflap: In 'Het mislukte leven', dat aan 'Ik ben ik niet' voorafgaat, praat
Lousje Voskuil tijdens een aantal wandelingen en maaltijden met Detlev
van Heest over de diepe existentiële crisis die haar man in de jaren
vijftig doormaakte. Het mislukte leven bevat verrassende onthullingen
over de schrijver die we uit zijn boeken zo goed meenden te kennen.
Ik ben van plan dit boek te lezen voor ik verder ga met deel 3 van Het Bureau.
© Jannie Trouwborst, september 2019.
Hoi Jannie, een mooi persoonlijk stuk, erg interessant om te lezen. Ik heb "Het Bureau" geloof ik in zijn geheel gelezen in december 2000 (nu zou ik er veel langer over doen), maar voor mij hadden de daarin beschreven gebeurtenissen lang niet zoveel overeenkomsten met mijn eigen leven. Groetjes, Erik
BeantwoordenVerwijderenFijn dat je het leuk vond om te lezen. Daar twijfel ik vaak over, als het te persoonlijk wordt.
VerwijderenWat beschrijf je dat geweldig! Het klinkt precies als de sfeer van Het Bureau. Volgens mij was het in die tijd ook een stuk ongebruikelijker om van baan te wisselen dan dat het nu is. Maar ook nu is het nog altijd spannend om ontslag te nemen en ergens anders opnieuw te beginnen, dus logisch dat jij daar ook moeite mee had. Heb je na je ontslag een nieuwe baan gevonden of ben je toen thuis gebleven voor je gezin, zoals toen gebruikelijk was?
BeantwoordenVerwijderenOndanks dat ik van een andere generatie ben, heb ik ook veel plezier beleefd aan Het Bureau. Maartens gedachten zijn zo herkenbaar. Ik ben dat in weinig andere boeken tegengekomen. Het zevende deel heb ik zelfs extra langzaam gelezen, omdat ik het zo jammer vond dat het daarna afgelopen was en ik het niet zo snel zag gebeuren dat ik het nog een keer helemaal zou gaan lezen. 'De buurman' en 'De moeder van Nicolien' staan nog wel op mijn verlanglijstje, samen met 'Ik ben ik niet'. Dan kan ik me weer even onderdompelen in de wereld van Voskuil, zonder zo'n dikke pil door te moeten. Want ik moet toegeven dat sommige stukken aan de langdradige kant zijn, al past dat helemaal in het verhaal.
Ik heb een nieuwe baan gevonden en ben 4 jaar blijven werken tot de oudste geboren werd. Zonder kinderopvangmogelijkheden zat werken er toen niet meer is. Hoewel ik genoot van mijn gezin met 3 kinderen en er de handen aan vol had, begon het toch weer te kriebelen toen de jongste 9 was. Als je er 16 jaar uit bent geweest is het niet gemakkelijk weer iets in je vakgebied te vinden. Maar het is gelukt in 1987 (al was het zelfs toen niet algemeen gebruikelijk als getrouwde vrouw te werken) en daarna heb ik bijna tot mijn pensioen parttime gewerkt. Ik moest destijds mijn keuze constant verdedigen, zelfs tegenover mijn moeder, die weigerde in de schoolvakanties bij te springen. Maar dat is weer een ander verhaal.
VerwijderenOh, wat een heerlijk verhaal. En zo herkenbaar, van die tanige biepjuffen die hun koninkrijkje met hand en tand verdedigen. Precies zo meegemaakt in de biep van Heerenveen toen ik daar als scholier een bijbaantje had. Het was Verboden om vragen te beantwoorden! Later zelf biepjuf geworden, altijd fijn werk gevonden!
BeantwoordenVerwijderenWat een heerlijk antwoord! Kan het me helemaal voorstellen! En er waren in dat wereldje niet alleen tanige biebjuffen in de openbare bibliotheek, maar ook machtsbeluste biebheren in wetenschappelijke bibliotheken hoor! Zijn ook verhalen over te vertellen... Maar laten we ze niet allemaal over één kam scheren.
VerwijderenEn of jouw herinneringen interessant zijn. Dat maakt het boek nog waardevoller. Als fan van Het Bureau had ik me niet eerder gerealiseerd dat deze sfeer natuurlijk op heel veel plekken plaatsvond in die tijd en zelfs nu ook nog. Fijne blog.
BeantwoordenVerwijderenOver nu kan ik niet meer meepraten, maar als je de opmerkingen van Stien hier onder leest: ja dus, nog steeds. Fijn dat je het leuk vond om te lezen.
VerwijderenHa Jannie, best herkenbaar.Zo ging dat vaak. In plaats van je te stimuleren om je te ontwikkelen moest je "je plaats kennen". Leuk dat je zo je eigen verhaal er naast legt. Zelf ben ik nooit aan Het Bureau begonnen. Voor kantoorgeneuzel hoef ik geen boek te lezen. Ik werk nu op een schooladministratie en ook daar werken nogal wat docenten die eigenlijk nog steeds dat idee van "je plaats kennen" in praktijk brengen.
BeantwoordenVerwijderenGroetjes van Stien
Niet fijn om met en voor zulke mensen te werken hè Stien? Ik lees Het Bureau niet in de eerste plaats om het "kantoorgeneuzel", maar omdat ik gegrepen ben door de persoon van Maarten Koning. Hoewel ik moet toegeven, dat ik af en toe, zoals Lalagè ook opmerkt, sommige stukken erg taai vind.
Verwijderen