1. De titel
Bruidsvlucht kan op verschillende manier worden uitgelegd. Welke kun jij
verzinnen?
2. Het basisthema
van de roman is emigratie en alle praktische en emotionele zaken die
daarbij komen kijken. Heeft Marieke van der Pol dat thema HISTORISCH gezien
goed uitgediept? M.a.w. maakt zij duidelijk hoe het in 1953 was om te
emigreren? Hoe is dat nu voor Nederlanders? En hoe was het voor de
gastarbeiders om hier in de zestiger jaren te komen werken?
3. In hoeverre zijn de hoofdpersonen in staat
gebleken te integreren? Waarom lukte dat wel of niet?
4. Marieke van der Pol heeft 3 zeer verschillende
vrouwen neergezet. Het zijn zeer uitgesproken
karakters geworden. Kun je een karakteristiek geven van elk van de vrouwen?
Wie spreekt jou persoonlijk het meest aan? Maken de vrouwen nog een
ontwikkeling door in de loop van hun leven? Kun je vluchten voor wie je bent?
5. Het eerste hoofdstuk van het boek wordt vertelt
door een alwetende verteller. Kun je
stukjes aanwijzen waar dat uit blijkt?
6. In de rest van het boek ligt het perspectief meestal bij een van de
vrouwen, nooit bij Frank. Heb je daar een verklaring voor? Heb je zijn
perspectief gemist?
7. Een van de belangrijkste motieven in Bruidsvlucht is de dood. Kun je de momenten opsommen waarin die ter
sprake komt?
8. Andere
motieven zijn: (on)gewenste zwangerschap, onverwerkt oorlogsleed, de
invloed van het geloof. Daarnaast worden in de bespreking van Biblion nog
genoemd: vertrouwen versus angst en (gebrek aan) communicatie. Kun je daar zelf
de voorbeelden bij bedenken?
9. Hoe denk je over de verhouding feiten/fictie? Heb je een beeld
gekregen van Nieuw-Zeeland en haar bewoners in de beschreven periode? Heb je
het idee iets "opgestoken" te hebben van dit boek?
10. De
structuur van de roman bestaat uit een vertelheden en een vertelverleden.
Ze worden afwisselend beschreven. Hoeveel tijd beslaat het vertelheden?
11. Het vertelverleden
beslaat in principe de periode tussen 1953 en het vertelheden (2003). Enkele
perioden krijgen daarbij de nadruk (1953, 1961-1963). Daarnaast zijn er
herinneringen van de verschillende hoofdpersonen die als flashback
niet-chronologisch voorkomen in het verhaal. Een ingewikkelde structuur, maar
wel met een reden. Welke denk je? Vond je het moeilijk?
12. Is het je opgevallen dat de ruimte die
Nieuw-Zeeland biedt en de klimaatverschillen binnen het land een symbolische rol spelen t.o.v. het leven
dat de vrouwen en Frank leiden?
13. Wat vind je van de schrijfstijl van Marieke van der Pol? Is ze te uitleggerig (zoals
in een recensie wordt beweerd) of kun je merken dat ze eerder scenario's schreef?
Ze won met dit boek in 2008 de Debutantenprijs, is het merkbaar dat dit een
romandebuut is?
14. Ik kon de terloopse humor wel waarderen. Zoals
die Nieuw-Zeelandse die wel begreep dat het
wennen moest zijn voor de Hollanders, om hier op schoenen te moeten
lopen.
Ook ontdekte ik enkele mooie beeldspraken. Zoals het samenzijn van Ada met Derk: met de
graaiende handen van een drenkeling. Als je ze tegenkomt, wil je ze dan
noteren? (Zie pg. 67 en 68 van het cursusboek).
15. Als je de
verfilming hebt gezien (te leen via de bieb) kun je dan iets zeggen over de
uitwerking?
©JannieTr, 2 april 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten