Rinus Spruit (Nieuwdorp, 1946) is een laatbloeier. In 2008 verschijnt ter gelegenheid van
de Week van het Zeeuwse boek zijn debuut als Zeeuws boekenweekgeschenk onder de titel: Zwieg stille. In 2009 herdrukt Cossee het boek met als titel De rietdekker, een
familiegeschiedenis. Rinus Spruit
schetst met gevoel het harde bestaan van zijn rietdekkersfamilie in het begin van
de vorige eeuw. Maar het is meer dan een deels autobiografisch verhaal. Het is daarnaast een roman over een vader en zijn
zoon. De oude rietdekker vertelt, zijn zoon schrijft het op. En blijft
doorschrijven tot na zijn vaders dood. Het
boek blijkt een succes, wordt vertaald en als toneelstuk bewerkt. Zijn tweede roman Een dag om aan de balk te spijkeren (2013) (KLIK HIER) wordt eveneens goed ontvangen. Ook dit boek is in ruime mate autobiografisch, maar hier ligt de focus meer op het leven van de auteur zelf leven dan op dat van de vader.
Tijdens de Week van het Zeeuwse boek worden drie prijzen uitgereikt: een Juryprijs, een Publieksprijs en de Prijs van de Zeeuwse boekhandels. Zeeuwse schrijvers en/of boeken over Zeeuwse onderwerpen komen ervoor in aanmerking. In 2013 ontvangt Rinus Spruit de Prijs van de boekhandels voor zijn oeuvre dat op dat moment slechts uit deze twee boeken bestaat.
En nu is er van
deze laatbloeier opnieuw een boek verschenen: Broeder, schrijf toch eens! Weer een romàn, zoals hij zelf benadrukt: grotendeels gebaseerd op zijn eigen leven, maar met kleine dichterlijke vrijheden. En weer over de verhouding tussen vader en zoon. Maar het is zeker geen herhaling van zetten. De toon is anders, de stijl en structuur wijken af van zijn vorige boeken en, het voornaamste, het thema vader-zoon is heel anders ingevuld.
Na de dood van zijn beide ouders besluit Rinus Spruit naar zijn ouderlijke woning te verhuizen. Juist de afwezigheid van de ouders maakt het gemis groter en de herinneringen aan vroeger helderder. Nu hij zelf ouder begint te worden, begrijpt hij dat hij zijn vader tekort gedaan heeft, hem niet altijd op waarde heeft geschat en vaak geringschattend over hem heeft gedacht. Dat doet pijn, want er is geen kans meer dat goed te maken.
"Is
het de leeftijd, die behoefte me te verdiepen in het leven van mijn
vader en voorvaderen? Die drang meer te weten over mijn afkomst en
geboortegrond? Of is het, nu mijn vader en moeder dood zijn, het besef
van eindigheid? De wetenschap dat ik de eerstvolgende ben?"
De toon is niet alleen melancholisch en de herinneringen niet alleen maar treurig. Zijn genoteerde gedachten zijn evenzo vaak nuchtere constateringen of filosofische afwegingen. Er gebeurt heel wat van binnen als hij stil achter het raam over de velden kijkt, het huisje ziet waar zijn grootouders woonden en de wisseling van de seizoenen en de rijping van de gewassen op de velden volgt. In het boek tollen de onderwerpen en de manier waarop ze aan de lezer gepresenteerd worden door elkaar: dagboeknotities van hemzelf, losse gedachten, het werkboekje van zijn vader, opkomende herinneringen aan zijn jeugd, vragen die hij zich stelt over verre familieleden: zijn overgrootouders, de geëmigreerde zussen van zijn opa. Op zolder vindt hij in een kist nog veel meer documenten, o.a. brieven van deze zussen. Ook die krijgen een plek in het boek.
Het lijkt een chaotisch geheel, maar gaat het niet vaak zo met herinneringen? Geeft het niet tevens aan hoe verwarrend het is om er door bestormd te worden door in dit huis te verblijven? Niet te weten hoe om te gaan met het besef van nooit meer iets te kunnen vragen of goed te maken?
De brieven van de zusters van zijn opa vanuit Amerika maken duidelijk hoe pijnlijk het is om op je oude dag te beseffen dat je elkaar nooit meer zult zien. Hoe ze hun broer missen. "Broeder, schrijf toch eens!" komt geregeld voor in hun brieven. Van de derde zus die naar Antwerpen vluchtte, achterhaalt hij weinig, maar hij besluit, op aanraden van een goede vriendin, er zelf een verhaal van de maken. Daarmee eindigt het eerste deel van het boek.
Is het tweede deel positiever, meer op de toekomst gericht? Nauwelijks. Hij heeft een afspraak via een contactadvertentie die hem totaal niet brengt wat hij hoopte. De herinneringen blijven terugkomen. En zijn eigen gezondheid begint ook problemen te geven.
"Ik ben niet met mijn dode vader bezig maar met mijn levende. Behoefte hem te helpen, zijn leven te leven, hem te behoeden voor onheil, zijn gids te zijn. Zijn leven lichter maken. Maar dat kan niet meer en dat hoeft niet meer. Hij heeft zijn leven al geleefd. Ik zou hem terug willen zien en word wanhopig omdat dat niet meer kan."
Als de dokter hem vertelt dat zijn ogen hem binnen afzienbare tijd in de steek zullen laten, begrijpt hij dat hij moet nadenken over verhuizen. Hij woont te afgelegen. Maar alleen al het nadenken daarover levert zoveel stress op dat hij het wegschuift. Het resulteert in maagklachten, maar ook in een ontmoeting die hem doet opleven. Is er toch nog hoop op een lichtere toekomst?
Als een auteur nadrukkelijk aangeeft dat zijn boek nogal autobiografisch is, met hier en daar wat wijzigingen om er een roman van te maken, ga je je onwillekeurig toch afvragen: welke zijn dat dan? Een heel groot deel van het verhaal komt zo authentiek over, dat ik hoop dat hij snel zal besluiten te verhuizen. Niet per se vanwege de gezondheid (een dichterlijke vrijheid hoop ik), maar vanwege de somberheid die hem in het huis van zijn ouders zo beklemt. Zijn contactadvertentievriendin (ook een dichterlijke vrijheid?) zegt daar rake dingen over.
"Het leven dient vooruit geleefd, maar kan slechts achteruit begrepen worden", zeg ik, "dat heb ik niet van mezelf, hoor, dat is een uitspraak van Kierkegaard." "Dat is het nou juist," zegt ze fel, "jij leeft achteruit! Jij leeft de verkeerde kant op!".
Het is geen vrolijk boek, het is vaak melancholisch en beklemmend. Maar het is allemaal zo mooi opgeschreven. Met prachtige sfeertekeningen, diepzinnige overwegingen en hele nuchtere en rake constateringen. Als hij in het trouwboekje van zijn grootouders de doorgestreepte namen van twee van hun overleden kinderen ziet, schrijft hij:
"Levens doorgestreept of het om een correctie van een proefwerk gaat. Ik zie het voor me: opa, die naar het gemeentehuis sloft met het trouwboekje in zijn hand om het overlijden van zijn drie weken oude dochtertje aan te geven. Een ambtenaar met een brilletje pakt een pen en een liniaaltje en streept met een keurige rechte lijn het leven door. Levens doorstrepen, hij doet de hele dag niets anders."
Een herinnering hoe hij zich nestelt in de voorraad riet van zijn vader bij het schuurtje van zijn opoe:
"Ik zat daar veilig in het riet en voelde me beschermd. Nu, later, jaren later, stel ik vast dat dit een toestand van geluk was. Denkt een kind van acht erover na of hij gelukkig is?"
Het harde leven van zijn eenvoudige (voor)ouders, de herinneringen aan een gelukkig jeugd, de mijmeringen achter het raam, het genieten van de natuur rondom zijn huis en ja, ook de sombere gedachten: ze horen er allemaal bij. Samen maken ze dit boek tot een waardige opvolger van de vorige twee.
Rinus Spruit - Broeder, schrijf toch eens! Amsterdam, Cossee, 2017. Pb., 156 pg., isbn:978-90-5936-733-3.
© Jannie Trouwborst, oktober 2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten