zaterdag 9 mei 2009

Alexander Pola – Schrijfkramp: light verse & cursiefjes.


Mei 2009 – Waardering: 7,0.
                                                  
De dichter:
POLAK, Abraham (1914-1992) (artiestennaam Alexander Pola), acteur, tekstschrijver en omroepmedewerker (Haarlem 26-6-1914 – Amsterdam 12-10-1992). Gehuwd op 23-4-1941 met Henriette Francisca Ernestina Lijnkamp (ook bekend onder de naam Lily van Haghe) (1904-1997), voordrachtslerares. Dit huwelijk bleef kinderloos. Na echtscheiding (7-5-1954) gehuwd op 1-9-1954 met Katharina Johanna Berndsen (1923-1982), cabaretière. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren: Clairy Polak, NOVA-presentratrice.
Alexander Pola is vooral bekend van radio en TV: Negen heit de klok en Radio Nederland Wereldomroep (radio), Oppassen en Zeg eens AAA (TV-series), VARA-gids (aforismen) en uiteraard Farce Majeure waar Alexander Pola veel van de cabaretachtige liedteksten voor schreef. Daarnaast verschenen van zijn hand enkele bundels met zgn. light-verses.
                                                                             
Bij Meander vond ik de volgende uitleg daarover:
"Light verse", in het Nederlands ook "plezierdichten" genoemd, is de naam voor de poëzie die geschreven wordt met het doel de lezer te amuseren. Samen met de traditionele lyriek en de liedjes, behoren de diverse soorten "light verse" tot de vormvaste poëzie.
Dat brengt met zich mee dat hun vaste vormkenmerken soms erg beperkend op hun inhoud gaan werken. Nochtans zijn de subgenres van de vormvaste poëzie niet altijd streng van elkaar afgescheiden: sommige ernstige dichters verwerken heel wat humor in hun teksten, en in heel wat "light verse" vinden we een ernstige of melancholieke ondertoon terug.
Het lichte vers kende in de jaren zeventig en tachtig een grote bloei, met vooraanstaande dichters als Kees Stip, Drs. P, Annie M.G.Schmidt, Driek van Wissen en Ivo de Wijs. (Bron: Meander).
                                                  
Dat de vaste vormkenmerken beperkend op de inhoud werken staat voor mij niet vast. Het kan, maar het is niet noodzakelijk: we maken deze opmerking toch ook niet t.a.v. b.v. de sonnetten van Kloos of Bloem? Met de constatering dat de verschillende subgenres van de vormvaste poëzie soms maar moeilijk van elkaar afgescheiden kunnen worden kan ik het wel eens zijn. Ik vind eigenlijk Plezierdichten (zoals drs. P. ze noemt) een betere term. Maar los van dit alles staat, dat sommige dichters de kunst verstaan om juweeltjes van schijnbaar ongedwongen versjes te maken: goochelend met onze taal laten ze ons lachen of in de spiegel kijken, zetten ze aan tot nadenken of relativeren. Dat je daarvoor een echte taalkunstenaar moet zijn, wordt wel eens over het hoofd gezien.
                                                            
De bundel:
In Schrijfkramp staan 5 Cursiefjes, een soort radio-columns die Alexander Pola schreef voor de Radio Wereldomroep. Nog steeds aardig om te lezen. De onderwerpen ervan zijn goed gekozen. Ze worden aangehaald door dochter Clairy Polak in de uitzending van Profiel van 14 januari 2009. Van harte aanbevolen, deze video. Schrijfkramp bevat ook een aantal liedjes uit Farce Majeure. Ook daarvan zijn er enkele op de video te beluisteren. Van het Radio-programma Negen heit de klok zijn 3 liedjes opgenomen (1947-1949).
Een bloemlezing uit bundels met light-verse vormt de hoofdmoot van deze bundel. Ze komen uit: Fabelachtig drukwerk, Kapstokken voor een grapjas, Mengvoer en Nou…èn?, handleiding voor optimisten. Het merendeel valt inderdaad onder plezierdichten, maar ze kunnen toch af en toe best venijnig bijten.
Bijzonder en verrassend zijn de gedichten waarmee de bundel opent: Uit de cyclus “Saskia”. Het zijn grensgevallen: hier gaat de term light-verse geregeld wringen.
                                                         
Leeservaring:
Zelden sloeg ik vroeger een uitzending van Farce Majeure over. Toen ik dit boekje dan ook tegenkwam op de boekenmarkt kon ik het niet laten liggen. Toch had de inhoud ervan nog enige verrassingen in petto.
Wat allereerst opviel was dat de liedjes uit Farce Majeure, ondanks dat het programma op de actualiteit gebaseerd was, nog niets aan kracht ingeboet hebben. Veel van wat toen speelde is ook nu nog aan de orde. Bovendien viel me de rebelse toon van Pola op, zowel bij deze liedjes, als bij die uit Negen heit de klok. Volgens zijn dochter moeten we de stellingname van haar vader niet al te principieel opvatten, al stelde hij misstanden wel graag aan de kaak. In het uit 1949 daterende Ik ben zo heerlijk jong… geeft hij de oudere generatie een veeg uit de pan, omdat ze denken de wijsheid in pacht te hebben en geen benul hebben van wat de oorlog betekend heeft voor de generatie die ze zo heerlijk jong noemen. De liedjes uit Farce Majeure gaan over voetbalsupporters, de plezierjacht, gastarbeiders, het milieu, bezwaren tegen inenten, recycling, etc. Kortom: ze zijn nog steeds herkenbaar, al zijn ze gezongen nog beter. In de Profiel-uitzending zijn er enkele te beluisteren. De limericken en light-verse zijn goochelkunstjes met taal. Je moet er alleen niet teveel van in een keer willen lezen, want dan verslapt de aandacht voor de creatieve vondsten en bij teveel woordspelingen gaat de lol er een beetje af.
Verrassend waren echter voor mij vooral de gedichten uit de cyclus “Saskia”. Een paar citaten:
                                                                 
Van alle woorden, die ik heb geschreven
In heel die schrijfkramp van mijn leven
Klinkt aan het eind slechts één woord na:
Saskia.
Van alle zinnen, die ik heb geschreven
Rest er slechts één, die aan mijn leven
De zin gaf waarom ik besta:
Saskia.
* * *                                
Hij leefde voort omdat het leven verder ging
(Dat was hem ook herhaaldelijk verzekerd).
Dus dronk hij zonder dorst nog uit de beker
En at, al was de eetlust ook gering.
Hij deed zijn werk als vroeger en bleef noest
Maar zonder van zijn arbeid te genieten.
Het hóefde niet meer zo… maar ja “het moest!”
Dat zeiden allen steeds voordat ze hem verlieten.
* * *                                               
Zonsondergang. Maar wie zou treuren?
Nooit toont de hemel schitterender kleuren
Dan bij die rode zwanenzang.
Het zal, mijn liefste, niet zo lang meer duren,
Maar weet dan, dat jij in mijn late uren
De kleuren was van mijn zons ondergang.
* * *                                                                 
Wij droomden beiden onze eigen dromen,
Die nimmer in vervulling zullen gaan.
Wij hebben beiden er genoegen mee genomen,
Dat wij met dromen onze tijd hebben verdaan.
Als ik ontslapen ben zul jij pas uit je droom ontwaken
En weten, wat ik wist reeds al die tijd:
Dat mijn droom was: jou tijdig wakker maken
En dat ik jóuw droom was, misvormd tot werk’lijkheid.
                                                 
Baarn, Fontein, 1984. Paperback, 1e dr., 126 p., isbn: 90-261-0184-8. (Alleen antiquarisch en tweedehands verkrijgbaar).
                                                                                                                         
© JannieTr, 9 mei 2009.
http://profiel.kro.nl/uitzendingen/2009/0114-alexander-pola/intro.aspx

dinsdag 5 mei 2009

Bert Voeten – De tijd te lijf en andere gedichten


Mei 2009 – Waardering: 7,0.
                                                   
De dichter:
Lambertus Hendrikus Voeten (Breda, 6 juli 1918 – Amsterdam 26 december 1992) was een Nederlands dichter en vertaler. Voeten was getrouwd met Marga Minco en werkte ook onder de pseudoniemen B. van Beenen, Hans van den Bosch en Leo H. van der Mark. Hij vertaalde diverse toneelstukken, onder andere van Shakespeare, Kalidasa en Molière. (Voor meer info, zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bert_Voeten of http://www.schrijversinfo.nl/voetenbert.html).
                                                 
De bundel:
De tijd te lijf dateert uit 1961 en bevat hoofdzakelijk poëzie geschreven in 1959 en 1960. Vanwege het thema zijn ook enkele oudere gedichten opgenomen. Na de eigen gedichten zijn nog 9 vertaalde gedichten opgenomen, waarvan 4 van de Israëlische dichter David Rockeah.
Enkele gedichten uit deze bundel, voorgelezen door Bert Voeten zelf kun je beluisteren op de VPRO boekensite. (http://boeken.vpro.nl/afleveringen/40125337/).
                                                        
Leeservaring:
Bert Voeten schrijft geen gemakkelijke poëzie. Mijn eerste lezing van de dichtbundel verliep moeizaam, maar riep wel een verlangen naar beter verstaan op. Het thema was ondertussen duidelijker geworden: het leven is eindig, wat we ook proberen en hoe we de onze toebedeelde tijd ook te slim af proberen te zijn: we gaan onherroepelijk dood. Maar we leven NU, beleven ons leven, met in de verte een doel dat we liever vergeten: ons sterven. De betekenis van de titel is tweeledig: we worstelen met de ons beperkt toegemeten tijd en deze tijd is ons gegeven in een beperkt houdbaar lichaam.
Het klinkt somber, maar toch is dat niet de teneur van de hele bundel. Vrolijk, humoristisch wordt het nergens. Het blijft een serieus thema. Maar er spreekt energie uit het verzet tegen het onvermijdelijke of de hardnekkigheid van de ontkenning van de uiteindelijke ontknoping, de aansporing NU te leven en zo even de afloop te vergeten. Het zijn gedichten die je moet leren kennen. Die je eerder voelt dan volledig begrijpt. Maar dat is niet erg: zo heb je er lang plezier van.
                                                         
EVEN
                                                 
Door de open vensters ademt
ontspannen het huis. Ik zie
mijn vrouw voor de spiegel een rode
blouse passen – verwachting
maakt haar jong als
de eerste dag. Ik hoor
het kind de trap op komen
met een mond vol vragen. Buiten
in de zomerdroogte zijn alle
geluiden rond en verend.
                                                
Aan lange draden van licht
zweven de akrobatische
vogels. Bomen staan in
wonderen te geloven.
En de wandelmensen maken
hun oude benen wijs
dat het groene leven nooit
meer eindigt. Even woont men
vreesloos en zonder verleden
in zijn eigen lichamelijkheid.


                                                 
POËZIE
                                                         
Een klinkende woning openstoten
een huid van taal blootstellen
aan weer en wind.
                                               
Woorden vinden
naar het hart van de werkelijkheid
langs de weg van de meeste weerstand.
                                                  
AUBERGE TROUVILLE
                                                           
In hemdsmouwen zit de zondag
onder de parasols,
kauwend, zwetend –
een welvaart met nieuwe bretels.
                                                            
Tussen de bomen is het dik
van mosselgeur.
De schelpen sperren de bek.
De cider plonst op de tong.
                                                
Oorlogend om de tafels
de wespen. De natuur,
onhebbelijk eerlijk, houdt
de angel geslepen gereed.
                                                                
BERT VOETEN.  
                                                      
Amsterdam, Bezige Bij, 1961. Paperback, Literaire Pocket nr. 64, 1e dr., 71 p. (Antiquarische en tweedehands nog verkrijgbaar).
                                                                  
© JannieTr, 5 mei 2009.

vrijdag 1 mei 2009

Remco Campert – Het satijnen hart


April 2009 – waardering: 8,0.
                                                     
Samenvatting:
De bejaarde en beroemde schilder Hendrik van Otterlo leidt een teruggetrokken bestaan. Twintig jaar daarvoor heeft zijn grote liefde, Cissy, hem verlaten. Sindsdien is hij niet meer in zijn atelier in Weesp geweest; het echte schilderen heeft hij eraan gegeven. Inwendig klagend brengt hij zijn dagen somberend door, alleen nog bijgestaan door een oude kunstbroeder en een halfzuster -onnadrukkelijk krijgt in hun portrettering de doorwerking van de oorlog gestalte. Het bericht van het overlijden van Cissy zet echter een verandering in gang. Hij beseft op den duur dat hij het leven terwille van de kunst aan zich voorbij heeft laten gaan. Hij heropent zijn atelier en werpt zich opnieuw op de kunst. In een afgewogen stijl, effectief omspringend met de grammaticale tijden binnen het ik-perspectief, met trefzekere dialogen, wordt dit verhaal over een hoogmoedig kunstenaar die het leven versmaadde verteld. Een mooie, contemplatieve roman over kunstenaarschap, overwonnen doodsangst en de uiteindelijke heromarming van het leven (bron: Biblion).
                                                        
Over het boek:
Niet lang na Een liefde in Parijs verscheen er opnieuw een roman van Remco Campert: Het satijnen hart. Het thema is vergelijkbaar: met nostalgie/spijt terugkijken op wat voorbij is en niet meer veranderd kan worden en denken over: hoe nu verder. De uitwerking van het thema is echter heel anders. Omdat er genoeg recensies en analyses over het boek zelf op internet te vinden zijn, wil ik me hier beperken tot de verschillen en overeenkomsten tussen beide boeken.
De hoofdpersoon van Een liefde in Parijs, Richard Sanders, is iets jonger dan die uit Het satijnen hart, Hendrik van Otterlo. Beide zijn kunstenaar: Richard is schrijver, Hendrik schilder. Richard is teleurgesteld in de kunst, omdat die niet de erkenning gebracht heeft waar hij op hoopte en hem een deel van zijn leven ontnomen heeft. Hendrik is vastgelopen in de kunst omdat hij hardnekkig weigerde het echte leven en daarmee de liefde toe te laten in zijn kunst. Richard vermoedt dat hij een ander en beter leven gehad zou hebben zonder de kunst. Voor Hendrik is leven zonder kunst ondenkbaar: de kunst is zijn bestaansrecht. Zonder de plot van Een liefde in Parijs te verklappen (moeilijk!): het door hem verwaarloosde, echte leven haalt hem in en geeft hem een tweede kans. Toch nog een happy-end? Omdat de kunst hem teleurstelde? Of een open-end?
Bij Hendrik is er zeker sprake van een happy-end. Door ondanks de spijt te accepteren dat de liefde een rol behoort te spelen in een compleet leven, dat hij van Cissy en Cissy van hem gehouden heeft, krijgt de liefde ook een plaats in zijn kunst en komt hij over het dode punt heen dat hem 20 jaar belemmerde, sinds het verdwijnen van Cissy. En daarmee kan zijn kunst weer zijn bestaansrecht worden.
                                          
Campert houdt er niet van als zijn boeken beschouwd worden als autobiografische verhalen. Maar hij geeft wel toe, dat zijn thema’s nauw aansluiten bij wat hem beweegt. De manier waarop hij het verwoordt is echter fictie: eigen herinneringen, die van anderen of verzonnen mogelijkheden wisselen elkaar af. Mij viel op, dat Richard hetzelfde beroep (schrijver) had, maar dat het boek in de derde persoon geschreven was: dat schept bij het lezen meer afstand tussen auteur en hoofdpersoon. Ook werd er o.a. een stuk opgenomen waarin Richard n.a.v. een interview hardop nadacht over de hype om het werk van een schrijver toch vooral te beschouwen als een verkapte autobiografie. Hendrik van Otterlo had een ander beroep: schilder. Dat boek was in de ik-persoon geschreven, alsof de afstand door het beroep al voldoende was om niet geassocieerd te worden met de hoofdpersoon. (Maar als dichter voelt Campert zich wel nauw verwant aan de schilders).
In een interview vertelde Campert dat hij niet tevreden was over Een liefde in Parijs en er daarom via een (voor sommigen) discutabele plot een eind aan breidde en opnieuw begon met Het satijnen hart. Het is waarschijnlijk ook meer een boek naar zijn hart: hij begint de belemmeringen van het ouder worden te merken, weet wat het is om een writersblock (jaren 70 en misschien later nog wel eens) te hebben en probeert zijn leven tot de laatste snik in dienst te stellen van de kunst. Maar hij is geen Hendrik van Otterlo, benadrukt hij: er zijn ook nog andere dingen in het leven en die wil hij, zeker nu er elke dag Nieuwe herinneringen bij komen en de toekomst niet veel meer brengen kan, niet voorbij laten gaan.
Wie het lezen van deze roman(s) goed bevallen is, kan ik de DVD-video Tijd duurt één mens lang, een filmportret van Remco Campert, aanraden. En de dichtbundel Nieuwe herinneringen. Die zit als CD, door Campert voorgelezen bij deze DVD, maar ik vond het toch prettiger die zelf te lezen.
                                                 
Leeservaring:
Het hoeft geen betoog meer, dat ik ook dit boek met plezier gelezen heb. Net als de vele andere boeken, waarvan ook een verslag op deze site te vinden is. Er liggen er op dit moment zelfs nog een aantal te wachten. Ik hoop dat hij op 28 juli een prettige 80ste verjaardag zal vieren, temidden van allen die hem een warm hart toedragen. En dat iemand hem namens heel veel lezers zal bedanken voor meer dan 60 jaar schrijverschap.
                                        
Amsterdam, Bezige Bij, 2006. Geb., 190 p. isbn: 90-234-1924-3. (Nieuw en 2dehands volop verkrijgbaar).
                                               
© JannieTr, 1 mei 2009.

vrijdag 24 april 2009

Martin Bril – De Franse slag

April 2009 – waardering: 7,5.
                                                                                                                
Inleiding:
Martin Bril is dood. Niet geheel onverwacht, want hij was al geruime tijd ernstig en ongeneeslijk ziek, begrijp ik uit de media. Maar toch is Nederland geschokt. De afgelopen week was het onmogelijk een krant open te slaan of de TV aan te zetten zonder dat zijn naam voorbij kwam. Natuurlijk was hij te jong (49 jaar), maar dat lot treft meer mensen, zelfs schrijvers. Toch was dat niet de teneur van de krantenartikelen, forumberichten en TV-programma’s. Vrienden en collega’s spraken en schreven met warme sympathie over hem, maar ook dat was niet de reden voor de algemeen heersende verslagenheid. Die kwam vooral voort uit het besef dat er met zijn dood een einde kwam aan zijn columns in de Volkskrant (en vroeger Parool).
                     
Martin Bril werd alom beschouwd als de chroniqueur van het dagelijks leven in het huidige Nederland. Uit de reacties van Volkskrantlezers bleek, dat ze zich niet kunnen voorstellen de dag te moeten beginnen zonder zijn bijdrage. Iemand schreef: “Martin was de man die in zijn columns het gewone bijzonder en het bijzondere gewoon maakte”. Vrienden en collega’s probeerden elkaar te overtreffen in het benoemen van zijn literaire kwaliteiten. Toch ontving hij pas op de valreep (in 2009) twee literaire prijzen: de Max Pam-oeuvreprijs en de Bob den Uyl-prijs voor zijn boek De kleine keizer (2 dagen voor zijn dood). Maar goed. Ik heb dus geen abonnement op de Volkskrant. Die columns kende ik dus nog niet. Wel stond er al 5 jaar een boekje met zijn naam op de rug in mijn kast met de titel De Franse slag. Mijn man kreeg het van onze kinderen toen hij 60 werd, als opwarmertje voor een reisje naar Parijs. Het boekje bleef echter ongelezen en van het reisje naar Parijs is ook nog niets gekomen. Maar dat terzijde.
Hoogste tijd dus voor De Franse slag. Om vast te kunnen stellen of alle lofuitingen aan zijn adres terecht zijn en of dat boekje misschien al veel eerder uit de kast gehaald had moeten worden.

Inhoud:
Martin Bril heeft net als vele andere Nederlanders een huisje in Frankrijk. Heerlijk natuurlijk, maar het brengt ook allemaal werk en 'leuke zorgen' met zich mee. In deze verhalen vertelt hij er over: rond klungelen op het erf, hout zagen, iedere dag vijftien kilometer naar het dichtstbijzijnde dorp rijden om brood en de krant te kopen, een praatje maken met de boer ('Iedere Nederlander met een tweede huis in Frankrijk heeft een boer'), ontmoetingen met Nederlanders in den vreemde, het weer (storm, regen, onweer en hittegolven), een verregend Hollands echtpaar in een Frans café, stroomstoring, rommelmarkten, de Franse middenstand in de vorm van bakkers, cafébazen, postbodes, metselaars en aannemers. Daarnaast wat impressies uit Parijs: twee Hollandse dames voor het Louvre, de crypte van Napoleon. (Bron: Biblion).
                                                                                   
Leeservaring:
In het boekje staat een groot aantal korte verhalen (ongeveer tweeënhalve pagina). Misschien zijn het columns geweest, maar dat staat nergens vermeld. Ze gaan allemaal over het leven in Frankrijk (zie boven) en zijn luchtig van toon. De humor is nooit ver weg en ook de melancholie komt soms om de hoek kijken. Ik begrijp de lofuitingen nu beter: zijn observaties van Hollanders in Frankrijk en de verhalen die hij naar aanleiding daarvan weet te vertellen zijn heerlijk om te lezen. Zoals die over twee Hollandse vrouwen die elkaar tegenkomen in een Frans dorpje. Je ziet het gebeuren. Met mededogen vertelt hij echter over het dagelijks leven van de Franse plattelanders en hun sombere toekomst, zonder zwaar op de hand te worden. Vertederend zijn de stukjes waarin zijn nog jonge dochters voorkomen.
Het boekje is me dus beslist niet tegengevallen. Ik wilde er af en toe een stukje uit lezen, maar ik kon het na twee verhaaltjes al niet meer weg leggen en heb het in twee dagen uitgelezen. Dat ik het zolang in de kast heb laten staan is nu dus eigenlijk een voordeel gebleken: terwijl iedereen wanhoopt, omdat er niets nieuws meer zal verschijnen van Martin Bril, heb ik nog een heleboel te lezen!

Amsterdam, 521, 2004. Geb., 3e dr., 125 p., isbn: 9076927863 (zowel nieuw als tweedehands verkrijgbaar).

© JannieTr, 24 april 2009.