zondag 27 januari 2013

Jan van Mersbergen - Naar de overkant van de nacht


Januari 2013 - waardering: 9,0. 


Inleiding
Met het werk van Jan van Mersbergen maakte ik kennis via het Winterboek van Gerbrand Bakker. Daarna hoorde ik hem voorlezen uit de Grasbijter, zijn debuut. Dat was een aansporing om alles te lezen. Eerst Zo begint het, toen De Grasbijter, daarna De Hemelrat en tenslotte De macht over het stuur. Alleen aan Morgen zijn we in Pamplona kwam ik nog niet toe.
Toen werd het Boekenweek 2012 en kocht ik Naar de overkant van de nacht. Door omstandigheden bleef het in de kast staan. Maar nu het bijna weer Vastenlaovend is, nu er buiten sneeuw en ijs ligt, nu was het tijd om me er eens helemaal in te storten. En daar heb ik geen spijt van. Een onbetwist hoogtepunt. Een boek dat het waard is vaker dan eenmaal gelezen te worden. Elk jaar rond carnaval bijvoorbeeld....

Samenvatting

Gedurende een lange met alcohol doordrenkte carnavalsnacht is niemand wie hij is, iedereen is verkleed en speelt een rol. Ralf was vroeger een schipperskind en zet nu als veerman de carnavalsgasten over naar de overkant van de nacht. Maar, zegt een als Pater verklede man tegen Ralf, tijdens Vastelaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf.

In de drukke straten van Venlo en in de volle cafés en bars houdt Ralf minutieus zijn score bij van biertjes, jenever en andere opwekkende middelen. Met zijn schippersbenen houdt hij het net zo lang vol als de meest doorgewinterde carnavalsvierders. Hij ontdekt dat het feest niet alleen gaat over drank en gerommel in een donker portiek. Af en toe denkt hij aan thuis, aan zijn vriendin Sara en haar kinderen. Sara, die als schoolmeisje al verliefd op hem was. En die hij zevenentwintig jaar later weer tegenkwam in de supermarkt, inmiddels alleenstaande moeder met vier kinderen: een doofblinde tweeling van 3 en een zoontje van 7 en dochter van 11. Vanaf dat moment besluit hij haar bij te staan en samen met haar de kinderen te verzorgen.

Tegen de kleurrijke achtergrond van de Vastelaovend ontvouwt zich het verhaal van een man die niet alleen de dieperliggende lagen van het feest ontdekt – de warmte, de saamhorigheid, de serieuze ondertoon van de gein en dwaasheid –maar die ook beseft dat hij zichzelf is kwijtgeraakt in de zorg voor het gezin. Uiteindelijk vindt hij zichzelf terug, bijna zoals de Pater voorspelde. (Cossee).

Leeservaring

Wie eenmaal begonnen is aan Naar de overkant van de nacht merkt al gauw dat er geen ontsnappen meer mogelijk is. Ralf trekt je mee het feestgewoel in, je kunt zijn roes niet ontlopen, net zo min als de pijnlijke herinneringen, de gedachten over het verloop van zijn leven en de ontroering en zorgen om het thuis achtergebleven gezin. En terwijl hij (en de lezer) gaandeweg ontdekt wat de diepere betekenis van Vastelaovend is, komt tenslotte het moment waarop hij, ondanks de enorme hoeveelheid drank, zijn toekomst helder voor zich ziet. Het boek is spannend, aansprekend, ontroerend en zit literair zeer goed in elkaar. Vooral de beeldende taal, de associaties en de terugkerende motieven maken het lezen tot een waar genoegen.

Speels en op een natuurlijke manier worden meerdere verhaallijnen door elkaar geweven. Het verslag van de carnavalsnacht, de jeugd van Ralf op het binnenschip van zijn ouders, het verblijf bij zijn stevig drinkende oom als hij naar de middelbare school moet, zijn werk als stratenmaker, zijn relatie met Sara en haar kinderen. De carnavalsnacht vormt het kader waarbinnen de andere verhalen via associaties naar boven borrelen. Zo krijgen we een beeld van een man voor wie eenzaamheid en de zoektocht naar warmte het  belangrijkste thema in zijn leven is. Tijdens de Vastelaovend vindt hij iets van die warmte terug in de kameraadschap van zijn gelegenheidsvrienden.

De geregeld terugkerende en elkaar afwisselende motieven hebben te maken met deze verhaallijnen. Het water, de rivier, het schip en het zand dat het vervoerde, de eenzaamheid aan boord, van hemzelf en van zijn beide ouders. Dat zand komt terug bij zijn werk als stratenmaker, bij het spelen met de kleintjes: maar ook daar water, in het zwembad, in de badkuip.
Een belangrijke rol is er  voor vogels. Steeds weer komt Het Grote Vogelboek in Kleur ter sprake. Het enige boek dat in de kast stond bij zijn oom. De vogels krijgen hun Latijnse naam en hebben bijna allemaal een extra symbolische betekenis of bewerkstelligen een associatie met vroeger, met een hoofdrol voor de Kraanvogel (hij verandert van hoofddeksel en is dan zelf een poos geen Veerman meer, maar kraanvogel). De Veerman (en het bijbehorende verhaal uit de Griekse mythologie) en de muntjes, de kraan van Sara's zoontje, zijn scheefstaande tanden, de pekskes van de feestgangers, ze keren steeds terug om op hun beurt weer andere associaties op te roepen. Naarmate de hoeveelheid drank toeneemt, neemt de snelheid waarmee ze elkaar afwisselen toe. Het voelt als een roes voor de lezer: net zoals Ralf dat voortdurend probeert, moet je in beweging blijven, moet je bij de les blijven en zorgvuldig lezen, zodat zijn gedachten de jouwe worden. Het grijpt je echt bij de strot!

"Tijdens Vastenlaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastenlaovend ben je eindelijk jezelf." Dat wordt hem verteld door een als Pater verklede man. Iemand die niet bijhoudt hoeveel hij heeft gedronken, maar hoe vaak hij tot tranen toe ontroerd raakt op deze avond. Ralf noemt zijn naam geregeld, als hij zelf ontroerd raakt en af en toe komt hij de Pater tegen: hij spreekt hem moed in, maakt opmerkingen die tot nadenken stemmen. De Pater als Pater, zou je zeggen, gewoon zichzelf.

De symboliek achter de Veerman en de Raaf speelt een rol in de loutering van Ralf. Nadat hij afscheid heeft genomen van zijn tijdelijke vrienden brengt de Raaf hem naar de overkant van de rivier, naar zijn slaapplaats. De rivier is bevroren, hij aarzelt: vertrouw op mij zegt de Raaf, het komt goed. De Raaf is het symbool voor de boodschapper, maar staat ook voor de psyche, voor de goede en voor de duistere kanten, voor de helderheid en de bezetenheid.

Het verhaal blijft tot de laatste bladzijde spannend. Wat zocht hij bij Sara en haar kinderen, heeft hij het gevonden, hoe is de balans tussen geven en nemen? Wat is er gebeurd tussen Ralf en de oudste dochter van Sara, wat is er met Sara aan de hand? Wat zal zijn beslissing zijn als hij de volgende dag weer nuchter is: gaat hij terug naar het zware leven dat hij op aanraden van anderen voor even de rug probeerde toe te keren?

Een heel boek over één carnavalsnacht? Kan dat? Ja dat kan zeker. Het is een roman die ten eerste op onnavolgbare wijze duidelijk maakt aan niet-ingewijden dat ze nooit helemaal zullen kunnen bevatten wat Vastelaovend werkelijk betekent in Venlo, maar die genoeg vertelt om te beseffen dat het veel meer inhoud dan dronkenmansleut.
En een roman die weer een echt Van Mersbergen-verhaal in zich bergt over de zoektocht van een eenzame ziel naar warmte, liefde en geborgenheid. Communicatieproblemen hebben vaak een prominente rol in zijn boeken. In dit boek worden die indringend verbeeld door de doofblinde tweeling van Sara. De beschrijvingen van hoe zij contact proberen te leggen met Ralf en hoe dat hem emotioneel raakt en hoe hij zich inleeft hoe zij zich moeten voelen, opgesloten in zichzelf.... ze behoren wat mij betreft tot de ontroerendste delen van dit boek.

Jan van Mersbergen - Naar de overkant van de nacht. Amsterdam, Cossee, 2012. Paperback, 175 pg., isbn: 978-90-5936-328-1.

© JannieTr, januari 2013.

donderdag 17 januari 2013

Pieter Toussaint - Gezichtsverlies



Januari 2013 - waardering: 7-.


Inleiding



Pieter Toussaint (1965) studeerde algemene taalwetenschap en informatica en is hoogleraar aan de universiteit van Trondheim (Noorwegen). Zijn debuut was De brief (2005 - genomineerd voor de Anton Wachterprijs en de Debutantenprijs). De vliegfiets (2006) werd vertaald in het Duits, Italiaans en Turks. De kunst van het kompaslezen (2007) was zijn derde en Gezichtsverlies (2012) is zijn vierde roman. In Gezichtsverlies worden zaken die vergelijkbaar zijn met die uit het recente verleden (statistische dwalingen in de zaak Lucy B. en de frauderende hoogleraar Stapel) verweven met de verwerking van een persoonlijk drama van de hoofdpersoon. Ik was benieuwd naar de uitwerking daarvan. De andere titels van Toussaint heb ik nog niet gelezen.



Samenvatting



Viktor Rijshout, hoogleraar in de statistiek aan de universiteit van Trondheim, krijgt op een dag bezoek van een hoge ambtenaar van het ministerie van Justitie. De keurige heer biedt hem een goedbetaalde opdracht aan: een kansberekening maken over de waarschijnlijkheid dat een verpleegkundige betrokken is geweest bij de dood van meerdere kinderen. Hij heeft een vermoeden waarom de opdracht zo goed betaald wordt: op een andere manier is niet te bewijzen dat de verpleegster schuldig is. Maar valt met statistiek in een moordzaak iets te bewijzen?

Rijshout raakt overtuigd van een theorie die bruikbaar lijkt en die hem tevens in staat stelt een irritante collega onderuit te halen, maar bij het werken met die theorie licht hij de hand  met de waarden en normen van de wetenschap. De verpleegster, die hij blijkt te kennen uit de tijd dat Ole, zijn zoon, verdronk, wordt er door vrij gepleit.

De kritiek die losbarst, voert hem terug naar de andere gebeurtenissen in zijn leven: verbroken vriendschappen, een stukgelopen huwelijk en de dood van zijn zoon. Opgejaagd door zijn scherprechters en de pers vlucht hij naar zijn hut in de bergen. Maar rust vindt hij niet, en meer dan ooit is weer de dag aanwezig waarop Rijshouts zoon verdronk in een nabijgelegen meer. In een pijnlijk gedetailleerde reconstructie daalt Rijshout af in het ijskoude water in de hoop een wetenschappelijk antwoord op de dood van zijn zoon te vinden en daardoor misschien ook rust en verlossing van een knagend schuldgevoel dat hij niet kan plaatsen.



Leeservaring



Titel: Bij gezichtsverlies lijdt men een publieke afgang die afbreuk doet aan de eigen positie.  Als duidelijk wordt dat Victor op een dubieuze manier aan het statistisch bewijs is gekomen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat Anne, de verpleegster, schuldig is, leidt hij zowel bij collega's als bij zijn dochter en enige vriend gezichtsverlies. Ook de publieke opinie keert zich tegen hem. Gezichtsverlies is daarmee een gemoedstoestand die een gevolg is van meningen van anderen. Ook schuldgevoel is een gemoedstoestand. Dat is echter een gevoel dat men zichzelf oplegt. En schuldgevoel komt weer voort uit het al dan niet verantwoordelijk zijn. "Er is een verschil tussen hetgeen waarvoor anderen je verantwoordelijk houden en hetgeen waar je jezelf verantwoordelijk voor voelt", zegt Anne tegen Victor. "Ik denk dat wij alleen verantwoording schuldig zijn aan ons zelf".

Voeg daarbij nog de termen toeval en waarschijnlijkheid en alles is aanwezig waar het in dit verhaal om draait.



Structuur: Het verhaal begint op de dag dat Kjell Nielsen zich meldt bij Viktor Rijshout met het verzoek statistisch onderzoek te doen naar de mogelijke betrokkenheid van Anne L. bij de dood van de kinderen. Daarna springt het verhaal heen en weer tussen het heden en de gebeurtenissen in het verleden: naar de dag dat Ole verdronk, naar de gesprekken met Anne, naar de ruzies en scheiding van Viktor en Vibeke, naar een congres in Frankrijk. De flashbacks worden opgeroepen door de gebeurtenissen in het heden, maar niet van alles is helemaal duidelijk welke rol het speelt in het verhaal. Of het moet het benadrukken zijn van het feit dat toevalligheden voor een groot deel ons leven bepalen en dat het een onmogelijke taak is het leven in reeksen en cijfers onder controle te krijgen.

En toch blijft Victor dat proberen, niet zozeer vanwege Anne, maar om zijn knagende schuldgevoel over de dood van zijn zoon kwijt te raken. De gebeurtenissen op die bewuste dag vormen de ruggengraat van het verhaal. Ze worden benoemd, overdacht, gewogen, in een theorie gepast. Om te eindigen in een duivelse reconstructie die zal moeten bewijzen of de verdrinking voorspelbaar of toeval was.



Karakters: Mede door het ik-perspectief is Victor eigenlijk de enige van wie de lezer zich een redelijk beeld kan vormen. Een verstrooide professor? Tot op zekere hoogte, maar dan toch vooral door de fascinatie voor het vinden van een theorie die kan helpen hem van zijn schuldgevoel voor de dood van zijn zoon af te komen. Voortdurend dwalen zijn gedachten af bij alles wat hij tegenkomt naar de centrale vraag: hoe kun je bij een reeks van gebeurtenissen bepalen hoe groot de waarschijnlijkheid van de uitkomst is? Zijn onze keuzes bepalend in het leven of is ook dat een illusie? Omdat het toeval ook daar een rol bij speelt?

Daarnaast is Victor een eenzelvige man met autistische trekjes. Het liefst sluit hij zich af van de buitenwereld en hij weet niet om te gaan met de aandacht en kritiek die op hem afkomt als bekend wordt dat het dubieuze rapport door hem is geschreven. Zijn worsteling vòòr hij besluit wetenschappelijke regels te overtreden en de afwegingen die hij maakt of er een kans in zit dat hij daarvoor ter verantwoording geroepen zal worden, worden overtuigend neergezet. Hij is in een koortsachtige gedachtestroom terecht gekomen en kan zich er niet van losmaken. Die tunnelvisie mondt uit in de ultieme proef op de som van de laatste bladzijden.



Spanningsopbouw en plot: de spanning in dit verhaal moet vooral onderhuids gezocht worden. Al snel is duidelijk wat er met Ole is gebeurd en dat anderen (Vibeke, de politie o.a.) daarvan de schuld bij Victor leggen. En hoewel de politie de zaak laat rusten, blijft er een schuldgevoel knagen bij Victor. Het zorgt er voor dat hij (als hij met de onderzoeksvraag naar de schuld van Anne bij de dood van patientjes bezig is) zich opnieuw afvraagt of hij schuldig is aan Ole's dood en vooral daarom op zoek gaat naar een methode om dat via kansberekeningen en statistiek te bepalen. De spanning verschuift dan naar de frauduleuze handelingen en alles wat daaraan vooraf gaat en uit voort vloeit.

De plot is niet de uitkomst van het rapport, hoewel de uitspraken van Anne achteraf behoorlijk dubbelzinnig zijn. De plot is voor Victor de uitkomst van de reconstructie: terug naar de plek van het drama, zo exact mogelijk de omstandigheden benaderen van die dag. Als hij ook verdrinkt, dan was de dood van Ole voorspelbaar en was hij dus verantwoordelijk.................



Is dit nu een geschikt boek voor een leesclub? De link met de actualiteit is aardig gevonden. Ik twijfelde en las het daarom nogmaals. Bij een tweede lezing valt op hoe vaak de woorden toeval, kansberekening, waarschijnlijkheden voorkomen. En hoe vaak het toeval toeslaat zonder nadrukkelijk benoemd te worden. Het is een overduidelijk thema in dit boek.

 Victor heeft een heel speciaal karakter. Het drama van een kind verliezen en je er schuldig over voelen spreekt aan. Daar een wetenschappelijk antwoord op proberen te vinden is een mogelijkheid, maar helemaal overtuigend vond ik die niet. In plaats van zijn verdriet te verwerken is Victor bezig zijn niet-verantwoordelijkheid te bewijzen. Misschien past het bij zijn licht autistische karakter, maar dat maakt het des te moeilijker om met hem mee te leven. Hij roept een mengeling van meelij en afschuw op.

Over het bovenstaande kan natuurlijk heel goed gediscussieerd worden. En over het thema: de rol van het toeval in ons leven, de doorslaggevendheid van onze keuzes bij het verloop ervan, de waardevrijheid van wetenschap, het nut van statistieken, de rol van de media. Het kan een aardige avond opleveren. Misschien moet ik het toch maar het voordeel van de twijfel geven.



Pieter Toussaint - Gezichtsverlies. Amsterdam, Cossee, 2012. Paperback, 138 pg. ISBN: 978-90-5936-344-1.



©JannieTr, 17 januari 2013.


donderdag 10 januari 2013

Remco Campert - Vrienden en vriendinnen en de rest van de wereld



Januari 2013 - waardering: 7.

Inleiding

Logisch dat elke uitgever tijdens de Boekenweek probeert een graantje mee te pikken. En ook logisch dat je dan je beste auteurs vraagt met iets op de proppen te komen dat aansluit bij het thema van dat jaar. In 2012 was dat Vriendschap en andere ongemakken. Remco Campert kwam met een (in omvang) bescheiden bundeltje: een fraai vormgegeven gebonden boekje met een aansprekende omslag. Met, voor zover ik na kon gaan, niet eerder verschenen verhaaltjes. -Tjes inderdaad, want de meeste zijn kort tot zeer kort. Maar wel echte Campert verhaaltjes. En dus hoort het bij elke Campert-fan thuis in de verzameling.

Samenvatting

Remco Campert (1929) is een van de laatste nog levende vooroorlogse schrijvers, en zeker de succesvolste. Op latere leeftijd beweegt hij zich steeds meer op de korte baan van gedichten, columns en zeer beknopte verhalen. In deze nieuwe bundel staan 36 zeer korte verhalen (het kortste telt vier regels). Campert beschrijft doorgaans gewone mensen in een opmerkelijke situatie met vaak een tragisch-ironische ondertoon. Mededogen, onderkoelde humor en rake karakterisering ronden het geheel af. De thematiek is nergens zwaar en daardoor lijken de verhalen soms niemendalletjes te zijn, maar dan wel niemendalletjes die met meesterhand zijn geschreven, met kennelijk plezier in taal en formuleerkunst. Dik is de bundel niet, maar herlezing zal aan het boek geen afbreuk doen, en de aandachtige lezer heeft per keer minstens een uur leesplezier, herkenning en stof tot nadenken. (Biblion-Drs. Cees van der Pluijm).

Leeservaring

Er staan 36 verhalen in het bundeltje van 94 pagina's. De meeste tellen 2 of 3 bladzijden, sommigen slechts 1 en de langste 7. Ze hebben allemaal een andere toon. Duidelijk wordt dat Campert nog steeds graag experimenteert, dat hij over vele stijlen beschikt, dat hij melancholisch kan zijn, melig, scherp of zachtmoedig en als altijd graag met de taal stoeit. Sommige verhalen hebben een plot, andere zijn observaties, grapjes of doordenkertjes. De humor is nergens ver weg. Al is die soms erg wrang.

"Het creatieve proces

Vijftig kinderlijkjes drijven er in de recreatieruimte van de plezierboot Irina, na een aanvaring in minder dan 1 minuut gezonken in de Wolga, meldden duikers volgens Reuter. Er zit een gedicht in, denkt de dichter. Alleen: hoe krijgt hij het boven water?"

Vrienden, vriendinnen en de rest van de wereld is de titel van de verzameling. Dat dekt de lading uitstekend: over allerhande mensen gaat het, en over hun onderlinge relaties, meestal problematisch.
 Een hecht paar gaat over een echtpaar dat ruzie krijgt en constateert dat ze elkaar zo goed kennen dat ze al van te voren weten wat de ander gaat zeggen en dat ruzie daarom alleen nog zin heeft als er publiek bij is. Of Voetbal: over twee echtparen waarvan de vrouwen de avondjes samen niet leuk meer vinden, omdat de mannen alleen maar over voetbal praten. De harde borstel vond ik een van de leukste, waarin Klein Franske, zoon van een mijnwerker en hardhandig grootgebracht, in zijn schuur een bijzonder schilderij heeft staan. Ik kan de clou van deze verhaaltjes hier natuurlijk niet verklappen. Zelf lezen zou ik zeggen.

Maar waar ik vooral van kan genieten is het spelen met taal, stijl en bekende motieven. Duimelot, Likkepot enz. als een muziekbandje in De teloorgang, Klein Duimpje, Roodkapje en andere sprookjesfiguren in een verhaal met de titel: Duim en de dingen. Of Smartlap met de bijbehorende clichés.

Hoe afwisselend de bundel is, blijkt wel uit het 1 bladzijde lange verhaaltje dat tegelijk een gedicht is en dan ook de titel draagt: Gedicht. Het is verwijzing naar een van zijn bekendste gedichten:

Credo

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

© Remco Campert
uit: 'Vogels vliegen toch'.

Maar ook dat zal de lezer zelf moeten gaan lezen. Wie meer gedichten van Campert wil lezen, verwijs ik graag naar de Poëzietafel, onderdeel van de leestafel: http://www.poezie-leestafel.info/remco-campert

Een leuk bundeltje. Om af en toe nog eens op te pakken en opnieuw te lezen. Lichtvoetig leesplezier met een onopvallende stevige literaire basis: Campert is nog steeds een meester in de kunst.

Remco Campert - Vrienden, vriendinnen en de rest van de mensheid. Amsterdam, De Bezige Bij, 2012. Geb. met stofomsl., 94 pg. ISBN: 978-90-234-6888-2.

©JannieTr, 10 januari 2013.

maandag 7 januari 2013

David Mitchell - De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet



Januari 2013 - waardering: 6,5.



Inleiding



De derde historische roman van dit seizoen bij onze leesclub is geschreven door een Britse auteur: David Mitchell, die met eerdere titels al de nodige faam opgebouwd heeft. Mijn keuze voor deze roman werd ingegeven door de aandacht voor Deshima (een Nederlandse handelspost voor de kust van Nagasaki) en de relatie tussen Nederland en Japan rond 1800.

Door het grote succes van het boek, ook in Nederland, is er van 1 maart 2013 tot 2 juni 2013 een tentoonstelling in het Sieboldhuis te Leiden onder de titel Hollanders: beeldjes en verbeelding van vreemdelingen in Japan. Philipp Franz von Siebold was arts op Deshima van 1823 tot 1829 en heeft model gestaan voor dokter Marinus in de roman. Voor meer informatie zie de website van het Sieboldhuis .



Inhoud



Jacob de Zoet is een Zeeuwse ambtenaar die in 1799 door de VOC naar Japan wordt gestuurd om als boekhouder te onderzoeken hoe corrupt de handelspost aldaar is. Hij hoopt binnen 5 jaar rijk terug te keren naar zijn verloofde Anna in Domburg. In het verre oosten wordt Jacob gestationeerd op Deshima, het kleine eilandje voor de kust bij Nagasaki, dat de Japanse bevelhebbers hebben gereserveerd voor de Nederlandse handelaars. Hij komt terecht in een slangenkuil van roddel, intrige, diefstal en chantage, maar de zaak verergert nog voor Jacob wanneer hij verliefd wordt op een "verboden" Japanse vrouw: de vroedvrouw Orito. Orito wordt ontvoerd, Engelse oorlogsschepen proberen Deshima in te nemen, de VOC gaat failliet, de Nederlandse koloniën in Indië worden overgenomen door de Engelsen en Jacob zit jaren vast op Deshima. Bij thuiskomst, na 18 jaar, blijkt zijn verloofde getrouwd.



Leeservaring



Over dit boek zijn talloze recensies geschreven, de meeste lovend. Daar verwijs ik graag naar voor een uitgebreide bespreking. Ik zal het hier houden bij enkele punten die in de discussie tijdens de leesclubavond aan bod kwamen.



- Bij de bespreking van het boek bleek, dat alleen het leesclublid dat het boek zou bespreken en ikzelf het boek tweemaal hadden gelezen. Sommigen waren zelfs de eerste keer niet helemaal tot het eind gekomen en anderen hadden gedeelten "diagonaal" gelezen. Gebrek aan tijd, moeizame concentratie door persoonlijke omstandigheden zouden de reden zijn. Begrijpelijk allemaal, maar als een boek echt boeit, dan kun je het niet wegleggen voor het uit is en vind je er juist afleiding in voor die nare persoonlijke omstandigheden. Dat zegt dus wel iets over het boek.


- Toch gaven de leden van de club het boek een 8. De bespreekster had recht van spreken, want zij had het boek uitgebreid bestudeerd en boeiende discussievragen (klik hier) gemaakt. Het was een genot daar vooraf mee bezig te zijn en ook tijdens de bijeenkomst leverden ze voldoende gesprekstof. De anderen spraken vooral van de mooie stijl en de goede vertaling. En waren verrast door het onderwerp: ze hadden niet eerder van Deshima gehoord.

Ondanks dat het boek vrijwel uitsluitend lovende recensies kreeg en een bestseller is geworden, komt mijn cijfer niet hoger dan een 6,5. Hoewel ik het boek bij tweede lezing iets meer waardeerde, bleven er voor mij een aantal tekortkomingen bestaan. 


- Mijn eerste opmerking zegt niets over de kwaliteit van het boek, maar heeft alles te maken met ons leesclub thema: in hoeverre is dit nog een historische roman?


Een historische roman is in de regel gebaseerd op waar gebeurde historische gebeurtenissen en/of bestaand hebbende personen. Dat geldt maar zeer ten dele voor deze roman. De verhouding "waar gebeurd en verzonnen" slaat behoorlijk door naar de verzinsels. Maar in een roman mag dat.

Wel van toepassing is: Het verhaal speelt in het verleden op een bestaande plek. Er is research verricht, ook om anachronismen te vermijden. Bestaande personen en omstandigheden worden opgevoerd, onder andere namen weliswaar. Het grote kader in de wereld(geschiedenis) klopt ook.



Het is leuk om via Wikipedia bv. op zoek te gaan naar de feiten rond Deshima. Dan wordt duidelijk dat Mitchell met feiten en personen aan het goochelen is geslagen. Deshima en de verhouding tussen de Japanners en de Nederlanders klopt. Ook de (wereld)geschiedenis die op de achtergrond een niet onbelangrijke rol speelt, komt overeen met de werkelijkheid. Jacob de Zoet is een gefingeerde naam, maar er zijn veel overeenkomsten met Hendrik Doeff. Door te kiezen voor een niet bestaande persoon werd het mogelijk de feiten uit het leven van Doeff aan te passen aan het romanverhaal. Dat geldt ook voor dokter Marinus die gemodelleerd is naar een latere Deshima arts: Philipp Franz von Siebold. Deze arts had een dochter bij een Japanse vrouw die later de eerste vrouwelijke arts van Japan zou worden en dus enigszins naar Orito verwijst.

Ook de aanval van de Engelse schepen is niet helemaal overeenkomstig de geschiedenisfeiten: een ander jaartal, een andere naam voor schip (Phaëton/Phoebus) en kapitein, maar toch duidelijk een verwijzing naar eenzelfde soort gebeuren, incl. de betrokkenen, onder andere namen weliswaar.



 - Over deel twee van het boek, waarin Orito ontvoerd wordt naar een sekteachtig klooster waar de meest lugubere zaken plaatsvinden, waren de meningen verdeeld. Het is bijna niet te geloven dat er in dit verhaal ergens een kern van waarheid in zit. Maar alles is natuurlijk mogelijk. Er is echter niets naders over te vinden op internet. Het hele deel staat eigenlijk los van de geschiedenis van Deshima. Het lijkt een gruwelijk horrorverhaal te zijn dat slechts toegevoegd is omwille van de spanning, met ontsnappingen, bevrijdingspogingen, moord en krankzinnigheid. Uiteraard speelt de uitkomst ervan (de gevangen gehouden kloosterzusters worden uiteindelijk bevrijd en de gestoorde abt gedood) nog wel een rol in de slotfase van het verhaal, maar daar had ook iets "normalers" voor verzonnen kunnen worden.

Het staat een auteur natuurlijk vrij om verzonnen gebeurtenissen in te passen in het verhaal dat hij in gedachten heeft en om met namen en feiten te goochelen. Wie dat prima vindt, leest een spannend verhaal en krijgt zo enig besef van wat Deshima was en wat het betekend heeft voor het moderne Japan. En hoe de Nederlanders daar leefden. Wie behoefte heeft aan meer juiste historische informatie, zal daarnaast nog zelf de nodige bronnen moeten raadplegen.



- Mijn volgende bezwaar betreft de structuur en de omvang.

In het boek worden relevantie historische feiten verweven met fictie met de bedoeling tot een spannend verhaal te komen. Helaas komen ook minder relevante feiten uitgebreid aan de orde en die hadden gerust beknopter beschreven kunnen worden, waardoor niet alleen de omvang geringer was geworden, maar er wellicht ook minder "diagonaal" gelezen zou zijn. Ik doel daarbij o.a. op bladzijdelange monologen van de verschillende Deshima bewoners over hun levensgeschiedenis. Hun achtergrond had compacter verteld kunnen worden en is niet van wezenlijk belang voor de rest van het verhaal. Ook het verzonnen kloosterverhaal maakt een te groot deel uit van het boek. Het is niet relevant voor het Deshimaverhaal. En het geeft ons, als uitzonderlijk gebeuren, ook weinig inzicht in de Japanse volksaard. Slechts in een enkel hoofdstuk is dat het geval. Over het geheel genomen blijft het beeld dat ons van de Japanners geschilderd wordt toch vooral een beeld gezien door de ogen van een westerling.



- De stijl en woordkeus werden door de leesclubleden gewaardeerd. Het is zonder meer duidelijk dat de vertalers een compliment verdienen. We zullen er maar van uit gaan dat de Engelse versie nauwkeurig gevolgd is. Ouderwetse woorden probeerden de sfeer van deze periode te ondersteunen, waarbij soms het woordenboek te pas moest komen om ze te begrijpen (een sloep met mariniers in landrottendracht met kortelassen in zakkengoed onder de doften). De meeste waardering had ik voor het begin van hoofdstuk 39: een prachtige sfeertekening in de vorm van een gedicht. Dit is een huzarenstukje van de vertalers geweest, het is bijzonder goed gelukt.



- Over een ander stijlkenmerk was ik minder te spreken. Bijna elk gesprek of langere beschrijving van gebeurtenissen wordt onderbroken door een losse opmerking over observaties van totaal andere zaken: dieren, het weer buiten, geluiden. Het lijkt bedoeld als sfeertekening en meestal past het mooi bij de omstandigheden waaronder het genoteerd wordt. Maar het komt zo regelmatig terug dat het op een maniertje gaat lijken: alsof er een stapel zinnetjes klaar ligt die er af en toe tussen gepast moeten worden. "Aalscholvers vliegen laag over het steengrijze nat; de uiteinden van hun vleugels druipen van het zeewater." "Aangetrokken door het licht van de lantaarn vormen insecten een korst op de patrijspoort van de kajuit." "Het gekoer van duiven onder het overhangende dak verstoort de ochtendstilte." "Het jonge poesje van Kawasemi zit achter een waterjuffer aan en schiet over de geboende vloer van de waranda."  Het was de anderen niet opgevallen, misschien was ik er te zeer op gefocust. 


- Zoals opgemerkt: verschillende bijfiguren vertellen in ellenlange verhalen hun levensgeschiedenis en de toestand in het deel van de wereld  waar ze vandaan komen. Deze verhalen doen lang niet altijd (en zeker niet zo uitgebreid) ter zake. Maar ook de plek en/of het tijdstip zijn nogal gezocht. Zo denkt De Zoet een luchtje te scheppen in de dakgoot van het gebouw waar hij de nacht heeft doorgebracht met een Japans meisje, net als zijn chef, merkt hij. Die klimt tot zijn schrik ook de dakgoot in. En vervolgens houdt Secunde Van Cleef een lange monoloog over zijn leven van enkele bladzijden, staand, half naakt,  in de dakgoot. En als De Zoet tijdens een belangrijke vergadering met de Japanners door de timmerman weggeroepen wordt, merkt hij op: "dat zou hij niet doen als er niet iets heel belangrijks te melden is." Ook hier gaat het om een bladzijdelang verhaal vol details over de problematische relatie die de timmerman gehad heeft met een van de officieren aan boord van het Engelse schip. Een avontuurverhaal op zich, maar niet logisch. De Zoet is zo wel erg lang weg uit de vergadering en wat er aan de hand was had de timmerman ook wel met minder uitwijdingen kunnen vertellen. 


- Jammer is dat er weinig aandacht was voor de verschillen tussen de Nederlandse en Japanse levensfilosofie en psyche. Het blijft vooral bij een westerse kijk op het gedrag van de Japanners. Invoelbaar zou het pas worden als er meer vanuit Japans perspectief geschreven was. Het meeste is echter vanuit het perspectief van Jacob de Zoet (of andere westerlingen), deel 1 zelfs helemaal. Deel 2 vanuit verschillende Japanse perspectieven, maar omdat dat over de avonturen rond het klooster gaat, is het toch moeilijk dit te zien als echt Japans. Ook in de rest van het boek blijft dat zo. We lezen vooral over het gedrag van de Japanners, weinig over hun gedachten en gevoelens. Slechts het eerste hoofdstuk van deel 3 is bijzonder en invoelbaar: de persoonlijke gedachtegang van een van de meegebrachte slaven is aangrijpend beschreven. Maar dat was geen Japanner.


- Humor is vooral te vinden in de manier waarop de tolken proberen hun werk te doen: de complete spraakverwarring die daarbij ontstaat als uitdrukkingen of onbegrepen woorden moeten worden uitgelegd en omschreven.



- Voor mij staat de plot van dit boek op blz. 609, als Orito tegen Jacob het volgende zegt:



Wanneer de pijn fel is, wanneer beslissingen op het scherpst van de snede worden genomen, menen we dat wij de chirurgijns zijn. Doch mettertijd overzien we het geheel veel duidelijker, en nu beschouw ik ons als de chirurgische instrumenten waarvan het leven zich heeft bediend om zich te ontdoen van de Orde van de berg Shiranui.



Daarmee krijgt het monsterlijke kloosterverhaal de hoofdrol: om tot deze filosofische uitspraak te komen (die zowel westerse (de mens wikt, maar God beschikt) als oosterse (Taoïsme) ideeën over het leven weerspiegelt) moest Jacob naar Deshima komen en verliefd worden op Orito.



Het feit dat Mitchell zo gegoocheld heeft met gebeurtenissen en mensen wordt dan ook van ondergeschikt belang. Zij zijn nog slechts figuranten die hij nodig had om zijn roman te kunnen schrijven en tot zijn plot te komen. Door de geschiedenis te herschrijven stelt hij zich als schrijver/regisseur boven het leven zelf. Maar waar heeft dat leven hem dan ondertussen voor gebruikt?



David Mitchell - De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Amsterdam, Ailantus, 2010. Geb., ill., 621 pg. Vert. (uit het Engels)  door Harm Damsma en Niek Miedema, oorspr. titel: The thousand autumns of Jacob de Zoet. ISBN: 978-90-895300-9-7.



©JannieTr, 23 januari 2013.