Het kan haast niet anders: dit boek moet voor een deel autobiografisch zijn. Misschien niet exact wat betreft de gebeurtenissen die erin voorkomen. Maar vooral door de weergave van de gevoelens die een meisje van dertien bestormen dat naar de brugklas gaat van een gymnasium en waar ze in een totaal andere en verwarrende wereld terecht komt. Uit een ander milieu, met een andere culturele achtergrond en met een andere kleur: dat alles speelt een rol bij de strijd om het plekje dat ze moet zien te veroveren.
Authenticiteit en relativerende humor zijn de grote kracht van een schrijnend verhaal dat blijkbaar aanslaat bij jong en oud. Verschenen in 2011 is het inmiddels al 7 maal herdrukt. Vanaf ca. 15 jaar, staat in de beschrijving. En al ben ik ervan overtuigd dat het aanslaat bij jongeren en dat het niet zou misstaan op hun leeslijst voor school, ook voor volwassenen is het een aantrekkelijk boek om te lezen en daarna nog lang over na te denken.
Sandra vecht zich vrij
Het verhaal draait om de 13-jarige Surinaamse Sandra die in een achterstandswijk woont, samen met haar moeder en halfzusje. Haar vader woont af en toe bij hen, maar heeft ook nog een ander gezin, tot groot verdriet van haar moeder. Die leeft van de bijstand en probeert via het volgen van een cursus uiteindelijk werk te vinden en niet meer afhankelijk te zijn. Sandra kan goed leren. Maar terwijl al haar klasgenootjes naar een scholengemeenschap in de buurt gaan waar ook een VWO afdeling is, besluit haar moeder dat zij, als enige, naar een zelfstandig gymnasium moet. Sandra wordt haar prestige object. Wat dat Sandra kost, lijkt ze niet te begrijpen, Sandra praat er ook niet over.
Sandra is leergierig maar ontdekt al snel dat ze enorme hiaten in voorkennis heeft bij allerlei zaken die voor haar nieuwe klasgenoten vanzelfsprekend zijn. Toch lijken de klasgenoten, al zijn het in haar ogen “kakkers”, haar niet af te wijzen. Ze heeft al snel een paar “vriendinnen”. Maar ze bij haar thuis uitnodigen, dat wil ze niet, ondanks dat haar moeder erop aandringt. Sandra voelt zich klem zitten: waarom zou ze zich moeten schamen voor de armoedige toestand thuis en de wijk waarin ze woont? Daar wil haar moeder niets van horen. Maar aan de andere kant: wordt ze nog wel geaccepteerd als haar klasgenoten iets meer van haar thuissituatie weten? Het contact met haar vriendinnen in de wijk verandert ook. Heel langzaam lijken ze uit elkaar te groeien. Al voelt ze zich tot op het laatst meer thuis bij hen dan bij de meiden op school.
Maar dan komt er een jongen op school die ook niet tot de “kakkers” behoort met zijn platte stadsaccent. Met grove racistische en discriminerende opmerkingen probeert hij de lachers op zijn hand te krijgen en een populaire jongen te worden. En hij kiest Sandra uit als slachtoffer van zijn manipulaties. De spannende gebeurtenissen die daaruit voortkomen maken dat Sandra in gaat zien hoe discriminatie werkt en dat het vele gezichten heeft.
De vele gezichten van discriminatie
Naast het prestige object van haar moeder is ze op het gymnasium het prestige object van school: kijk eens hoe goed wij een Surinaams meisje opvangen. En van de ouders van haar vriendinnen: kijk eens hoe ruimdenkend wij zijn dat we dit meisje binnenhalen en met onze dochters laten omgaan. En dat komt hard aan bij Sandra: ze wil als mens behandeld worden. En niet beoordeeld worden op haar afkomst: niet als zwarte Surinaamse, niet als een bewoner van een achterstandswijk, maar ook niet als “nepkakker” omdat ze op het gymnasium zit.
En dan is het zomervakantie. Het eerste jaar zit erop. Hoe gaat het verder? We mogen het zelf bedenken. Ik schat in dat Sandra een basis voor haar zelfvertrouwen gevonden heeft. Ze heeft ontdekt dat cultuurverschillen niets meer zijn dan dat. En dat ze redenen en het recht heeft om gewoontes uit haar cultuur te verkiezen boven die van andere bevolkingsgroepen, of het nu om “kakkers” of de andere wijkgenoten gaat. Voor jezelf kiezen daar gaat het om. Vandaar haar allerlaatste woorden in het boek: “De mazzel”.
Karin Amatmoekrim – Het gym. Amsterdam, Prometheus, 2011. Pb, 255pg., ISBN:978-90-446-1719-1
© Jannie Trouwborst, september 2018.
zondag 30 september 2018
dinsdag 25 september 2018
Karin Amatmoekrim - Een man van veel
Bijna elk volk heeft een
eigen taal en een lange voorgeschiedenis. In die taal worden het spiritueel
gedachtegoed en de culturele tradities aan het nageslacht doorgegeven. Net als
de verhalen over de bijzondere daden van (al dan niet mythische) helden. Het is
een rijk bezit, waarop voortgebouwd kan worden.
Een volk van veel
In Suriname ligt dat
anders. Een steeds kleiner wordende groep oorspronkelijke bewoners (de inheemse
indianen) leeft een teruggetrokken bestaan in het oerwoud. Ze vormen een
minderheid en de vraag is hoelang dit volk nog vast kan houden aan hun
eigenheid. Wie daar meer over wil lezen, kan terecht in het reisverslag De groeten aan de koningin van Karin Anema (KLIK HIER).
Alle andere
bevolkingsgroepen in Suriname komen uit alle delen van de wereld, al dan niet
vrijwillig: Europeanen als plantage-eigenaren en zendelingen, Afrikanen als slaven, Aziaten uit India en voormalig
Nederlands-Indië als contractarbeiders. Om onderling te communiceren werd Nederlands de standaardtaal en dat is
het nog steeds. Daarnaast is het Papiamento ontstaan als onderlinge spreektaal.
Zo bezien bestaat het nieuwe Surinaamse volk pas zo'n 350 jaar. Afgesneden van culturele wortels is het
moeilijk om vast te houden aan de eigen taal en het oorspronkelijke gedachtegoed
uit het geboorteland. Zeker als het Nederlandse onderwijs meer op Nederland dan
op de eigen bevolking is gericht. (In voormalig Nederlands-Indië speelde dit
minder: ondanks de kolonisatie veranderden de inlandse talen niet en kon men na
vertrek van de Nederlanders weer terugkeren naar de eigen taal en tradities.)
De man van veel
Een jong volk heeft nieuwe
helden nodig. En die zijn er ook. Dat is wat de oma van Anton de Kom hem
duidelijk maakt, als hij haar enthousiast vertelt over de grote helden: Michiel
de Ruyter, Hugo de Groot, Piet Hein en Willem de Zwijger. “Dat zijn Hollandse helden, maar
wij hebben ze ook. Het zijn de slaven die geloofden in de vrijheid en dat met
een afschuwelijke dood moesten bekopen.”
Het maakt indruk op de kleine jongen. Het is de aanloop naar een leven
in dienst van de onderdrukten.
De Kom maakte in Nederland
naam als mensenrechtenactivist en sprak zich uit tegen het kolonialisme en
tegen de uitbuiting van contractarbeiders in Suriname en Nederlands-Indië. Zijn ideeën
werden als staatsgevaarlijk beschouwd en tijdens een bezoek aan Suriname werd
hij lange tijd zonder protest gevangen gezet. Nadat bij een bloedig
neergeslagen protest van arbeiders tegen zijn gevangenschap doden en gewonden
vielen, werd hij verbannen naar Nederland. De crisis en zijn roemruchte
verleden brachten hem in grote financiële problemen, omdat hij geen werk
meer vond en nauwelijks kon zorgen voor eten voor zijn vrouw en vier kinderen.
In de winter van 1939 werd hij zwaar overspannen gedwongen opgenomen.
Karin Amatmoekrim heeft de feiten uit het leven van de Surinaamse Anton de Kom (1898-1945) verwerkt in een roman. Een hele
geloofwaardige en aangrijpende roman, waarin het beschreven onrecht je af en
toe bij de keel grijpt. Zowel het onrecht dat Anton de Kom wilde bestrijden als dat wat hemzelf
overkwam en dat hem tenslotte in een gesloten psychiatrische inrichting deed
belanden.
De roman
De roman is zo
geconstrueerd dat we zowel het ziekteverloop, als de gebeurtenissen daarvoor in
het leven van Anton de Kom meemaken. Een
slaapkuur met angstaanjagende dromen, gesprekken met de psychiater, zijn
behoefte weer te schrijven, zijn herinneringen. Alles tezamen vertelt het
verhaal van een gedreven man, die alles gaf voor het lot van onderdrukten en de
strijd tegen onrecht. Het boek eindigt met zijn thuiskomst in maart 1940, maar
in de epiloog laat Karin Amatmoekrim ons nog weten dat bij het uitbreken van de
oorlog Anton zich aansluit bij het verzet. In augustus 1944 wordt hij opgepakt
en hij overlijdt eind april 1945 in een concentratiekamp.
Heldendom: het zet je wel
aan het denken dankzij deze roman. Willem de Zwijger was een held, omdat hij
het gezag van de Spaanse koning niet langer aanvaarde en vrijheid van
godsdienst bevocht, maar ook een zelfstandige Republiek der Nederlanden wist te
grondvesten. Anton de Kom die de kolonisatie veroordeelde en de vrijheidsstrijd
in Suriname en Nederlands-Indië steunde, was staatsgevaarlijk. Andere tijden? Misschien.
Maar ieder weldenkend mens dat terugkijkt, kan alleen maar concluderen dat het
zo niet had gemoeten.
De geschiedenis van Suriname
"Schrijfster Karin Amatmoekrim heeft op 14 augustus 2018 het contract getekend voor het schrijven van een allesomvattende geschiedenis van Suriname bij Uitgeverij De Bezige Bij. Het boek "Suriname. Een geschiedenis" zal gepubliceerd worden in 2023. Amatmoekrim zal zich voor "Suriname. Een geschiedenis" niet alleen baseren op zeldzaam archiefmateriaal, maar vooral ook op honderden interviews die ze zal afnemen met Surinamers uit alle lagen van de bevolking. Hun verhalen zal Amatmoekrim in haar grote geschiedenis integreren. Het wordt een meeslepende geschiedenis, bekeken vanuit een internationaal perspectief, doch steeds verteld vanuit de Surinamers zelf." (hele artikel, klik hier)
Ik ben benieuwd naar de nieuwe helden die we daar nog tegen gaan komen.
Karin Amatmoekrim - De man van veel. Amsterdam, Prometheus, 2013. Geb., 262 pg., ISBN:978-90-446-2126-6.
© Jannie Trouwborst. september 2018.
Lees ook wat SUE erover schreef: KLIK HIER en INGE KLIK HIER.
zondag 23 september 2018
Als tijd voorbij gaat – Martins en Matoso
Filosoferen met kinderen, dat is zo leerzaam. Niet alleen
voor hen, maar ook jezelf. En leuk bovendien. De onbevangen manier waarop zij
nog naar de wereld kunnen kijken, daarvan valt veel te leren. Dat werd me weer
eens duidelijk toen ik het prachtig uitgevoerde prentenboek “Als
tijd voorbij gaat” in handen kreeg.
Vraag aan een volwassene wat “tijd” is en hij zal meteen
komen met uren, dagen, maanden, jaren. Kortom met een gestructureerd overzicht,
volgens de klok en de afspraken die erover gemaakt zijn door grote mensen. Maar
hoe leg je dat uit aan een kind dat nog geen klok kan kijken? En is tijd
eigenlijk niet veel meer dan de meetbare eenheden die wij gebruiken?
Een kind heeft wel degelijk een besef van wat het begrip
inhoudt: het beleeft de tijd door te kijken, te ontdekken, te voelen. Tijd
wordt een rekbaar begrip door kinderogen. En daar heeft dit boek gebruik van
gemaakt. Eenvoudige tekeningen in heldere kleuren en korte tekstjes tonen
voorbeelden van het zichtbaar maken van tijd. Allemaal onder de noemer: Als tijd voorbij gaat.
De jongsten (tot ong. 4 jaar) zullen er begrip voor ontwikkelen (je wordt steeds groter, iets wat je eerst niet kunt, kun je nu wel), de iets oudere kinderen (tot ong. 7 jaar) zullen het willen uitproberen en onderzoeken (schaduwen worden langer, uien worden doorzichtig in een pan) en de nog oudere kinderen en volwassenen zullen genieten van alle voorbeelden en zich uitgedaagd voelen nog meer voorbeelden te bedenken waaraan je kunt zien dat de tijd voorbij gaat.
De jongsten (tot ong. 4 jaar) zullen er begrip voor ontwikkelen (je wordt steeds groter, iets wat je eerst niet kunt, kun je nu wel), de iets oudere kinderen (tot ong. 7 jaar) zullen het willen uitproberen en onderzoeken (schaduwen worden langer, uien worden doorzichtig in een pan) en de nog oudere kinderen en volwassenen zullen genieten van alle voorbeelden en zich uitgedaagd voelen nog meer voorbeelden te bedenken waaraan je kunt zien dat de tijd voorbij gaat.
En zo worden kleine filosoofjes geboren: napraten over wat tijd eigenlijk is. Is dat een gestructureerd begrip, gevangen in meetbare eenheden of is het wat we ervaren? Want waarom kan een dag omvliegen of juist erg lang lijken te duren? Moet je het onderscheid van gestructureerde tijd en ervaren tijd misschien gescheiden houden en steeds opnieuw bepalen wat nu belangrijk is: de klok of je gevoel?
Er zijn landen waar filosoferen in de klas een vast onderdeel van het lesprogramma is. Op vrijwel geen enkele school in Nederland gebeurt dat. Misschien is dat iets voor een volgende TV-serie van Stine Jensen: filosoferen met kinderen? Dan kan ze met dit boek beginnen.
Kortom: een mooi vormgegeven, leerzaam en leuk prentenboek
voor jong en oud. Je zou hopen dat er meer begrippen op deze manier tastbaar
gemaakt worden.
Isabel Minhos Martins (tekst) en Madalena Matoso (tekeningen) – Als de tijd voorbij gaat. Elburg, Karmijn, 2018. Vert. door Jannemieke van Ittersum en Wilma Seijbel. Geb., 42 pg., ills., isbn:978-9492-168-207.
Isabel Minhos Martins (tekst) en Madalena Matoso (tekeningen) – Als de tijd voorbij gaat. Elburg, Karmijn, 2018. Vert. door Jannemieke van Ittersum en Wilma Seijbel. Geb., 42 pg., ills., isbn:978-9492-168-207.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
dinsdag 11 september 2018
Dutch mountains - Francine Houben/Mecanoo architecten
Deze zomer maakte ik kennis met Francien Houben. In de vierdelige Tv-documentaire Francine Houben, een Hollandse architect met wereldsucces wordt
Houben tijdens werk- en privé-momenten in onder andere Rotterdam, New
York, Boston, Limburg en Taiwan gevolgd (KLIK HIER).
Francien Houben heeft de leiding over Mecanoo. Een architectenbureau dat in bijna 35 jaar uitgroeide van een geëngageerd groepje van vijf Delftse studievrienden tot een florerend en gerenommeerd, international werkend bedrijf.
In de serie ligt de focus op enkele prestigieuze projecten waaronder haar opdracht voor de ingrijpende renovatie van The New York Public Library en het Wei-Wu-Ying Center for the Arts in Taiwan. Werk en privé momenten (onder andere in haar zelf ontworpen huis in Rotterdam) wisselen elkaar af. Dat succes niet zomaar aankomt waaien, toont de documentaire ook: een valpartij, een hersenschudding, de stress die komt kijken bij het leiden van een groot bedrijf in combinatie met het ontwikkelen van creatieve ideeën. En dan zijn er nog de financiële risico's bij megaprojecten, het onderhandelen met de meest uiteenlopende opdrachtgevers en geldschieters. Haar echtgenoot blijkt een onmisbare steun.
Wat mij echter het meest opviel in de documentaire zijn haar uitgangspunten bij het ontwerp en de manier waarop ze leiding geeft aan haar team. Hier is een bevlogen vrouw aan het werk die samenwerken belangrijk vindt en die gebouwen wil ontwerpen die harmoniëren met hun omgeving en die dienstbaar zijn aan hun gebruikers. Ze heeft al heel wat spraakmakende bibliotheken op haar naam staan zoals die van de TU in Delft en die van Birmingham. In Washington is ze daarnaast bezig met de vernieuwing van de Martin Luther King Library.
Bibliotheek Midden-Brabant wil dat ze in de LocHal, onderdeel van de Spoorzone, de voormalige NS‐werkplaats en bedrijventerrein met veel industrieel erfgoed achter het Tilburgse station, de zogeheten Bibliotheek Nieuwe Stijl verder vorm gaat geven.
Nieuwsgierig geworden door de documentaire leende ik in de bibliotheek het boek: Dutch Mountains: Francine Houben/Mecanoo architecten. Het is een fotoboek dat 8 van haar gebouwen van alle kanten laat zien, met steeds een inleiding over de keuzes die gemaakt zijn om er voor te zorgen dat het gebouw bij zijn omgeving past en dat het niet alleen mooi is, maar ook dienstbaar aan de gebruikers. Midden in het boek is een uitgebreid interview opgenomen dat mooi aansluit op de documentaire. Een uitspraak:
"Ik zeg graag van mijn werk: het is visionair en dienstbaar. Dienstbaar niet in de zin van onderdanig, gedienstig. Ik maak gebouwen voor de gebruikers, voor de bevolking. Dat vind ik het mooie van dit beroep. Dat onderscheidt een architect van de kunstenaar. Architectuur is geen autonome kunst. Ik vind wel dat je autonoom moet zijn als architect. Maar een kunstenaar werkt voor zichzelf, een architect voor het publiek."
Dat doet me denken aan de ambassade van Berlijn, ontworpen door Rem Koolhaas. Tijdens een architectuurreis naar Berlijn kregen we er een rondleiding. Na een lovende film over de beroemde architect hoorden we van het personeelslid dat ons rondleidde hoe het gebouw ervaren wordt door de mensen die er werken. Wat in de praktijk onhandig blijkt, mag niet veranderd worden van de architect. Blijkbaar gaat niet elke architect in de eerste plaats uit van de gebruikers.
De documentaire en het boek, ze vullen elkaar mooi aan. Het boek is in drie talen geschreven (Nederlands, Engels en Chinees). Met foto's van Harry Cock en Jan Tromp als auteur en interviewer.
Dutch Mountains - Francine Houben/Mecanoo Architecten. Wezep, Uit. de Kunst, 2011. 350 pg., met foto's van Harry Cock en tekst van Jan Tromp. Incl. biografie van Francine Houben. ISBN: 978-94-911196-00-3.
Wie op de site van De Architect klikt en in het zoekvak Mecanoo invult, kan nog veel meer geslaagde projecten bekijken.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
Francien Houben heeft de leiding over Mecanoo. Een architectenbureau dat in bijna 35 jaar uitgroeide van een geëngageerd groepje van vijf Delftse studievrienden tot een florerend en gerenommeerd, international werkend bedrijf.
In de serie ligt de focus op enkele prestigieuze projecten waaronder haar opdracht voor de ingrijpende renovatie van The New York Public Library en het Wei-Wu-Ying Center for the Arts in Taiwan. Werk en privé momenten (onder andere in haar zelf ontworpen huis in Rotterdam) wisselen elkaar af. Dat succes niet zomaar aankomt waaien, toont de documentaire ook: een valpartij, een hersenschudding, de stress die komt kijken bij het leiden van een groot bedrijf in combinatie met het ontwikkelen van creatieve ideeën. En dan zijn er nog de financiële risico's bij megaprojecten, het onderhandelen met de meest uiteenlopende opdrachtgevers en geldschieters. Haar echtgenoot blijkt een onmisbare steun.
Wat mij echter het meest opviel in de documentaire zijn haar uitgangspunten bij het ontwerp en de manier waarop ze leiding geeft aan haar team. Hier is een bevlogen vrouw aan het werk die samenwerken belangrijk vindt en die gebouwen wil ontwerpen die harmoniëren met hun omgeving en die dienstbaar zijn aan hun gebruikers. Ze heeft al heel wat spraakmakende bibliotheken op haar naam staan zoals die van de TU in Delft en die van Birmingham. In Washington is ze daarnaast bezig met de vernieuwing van de Martin Luther King Library.
Bibliotheek Midden-Brabant wil dat ze in de LocHal, onderdeel van de Spoorzone, de voormalige NS‐werkplaats en bedrijventerrein met veel industrieel erfgoed achter het Tilburgse station, de zogeheten Bibliotheek Nieuwe Stijl verder vorm gaat geven.
Nieuwsgierig geworden door de documentaire leende ik in de bibliotheek het boek: Dutch Mountains: Francine Houben/Mecanoo architecten. Het is een fotoboek dat 8 van haar gebouwen van alle kanten laat zien, met steeds een inleiding over de keuzes die gemaakt zijn om er voor te zorgen dat het gebouw bij zijn omgeving past en dat het niet alleen mooi is, maar ook dienstbaar aan de gebruikers. Midden in het boek is een uitgebreid interview opgenomen dat mooi aansluit op de documentaire. Een uitspraak:
Interieur bibliotheek van Birmingham |
Dat doet me denken aan de ambassade van Berlijn, ontworpen door Rem Koolhaas. Tijdens een architectuurreis naar Berlijn kregen we er een rondleiding. Na een lovende film over de beroemde architect hoorden we van het personeelslid dat ons rondleidde hoe het gebouw ervaren wordt door de mensen die er werken. Wat in de praktijk onhandig blijkt, mag niet veranderd worden van de architect. Blijkbaar gaat niet elke architect in de eerste plaats uit van de gebruikers.
De documentaire en het boek, ze vullen elkaar mooi aan. Het boek is in drie talen geschreven (Nederlands, Engels en Chinees). Met foto's van Harry Cock en Jan Tromp als auteur en interviewer.
Dutch Mountains - Francine Houben/Mecanoo Architecten. Wezep, Uit. de Kunst, 2011. 350 pg., met foto's van Harry Cock en tekst van Jan Tromp. Incl. biografie van Francine Houben. ISBN: 978-94-911196-00-3.
Wie op de site van De Architect klikt en in het zoekvak Mecanoo invult, kan nog veel meer geslaagde projecten bekijken.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
zondag 9 september 2018
Astrid Roemer - Olga en haar driekwartsmaten.
Astrid Heligonda Roemer (Paramaribo, 27 april 1947) is een Surinaams schrijfster. In 1966 vertrok ze naar Nederland, maar ze keerde terug naar haar geboorteland om daar te werken als onderwijzeres. In 1975 vestigde zij zich opnieuw in Nederland. Van 2006 tot 2009 woonde zij weer opnieuw in haar geboorteland. In mei 2016 ontving zij als eerste auteur van Caraïbische oorsprong de P.C. Hooft-prijs. Volgens de jury zijn haar romans niet alleen 'scherpe en relevante
interventies in het publieke debat', maar ook 'complexe verbeeldingen
van de geschiedenis van Suriname'. (Wikipedia).
Kerstmis in Friesland?
Olga en haar driekwartsmaten is een kleine roman van Astrid Roemer, verschenen na de toekenning aan haar van de P.C. Hooft-prijs in 2016. Als de titel al bevreemdend is, dan is de inhoud dat zeker. Waarom zou Roemer een boek schrijven over een steenrijk complex gezin met aanhang dat traditioneel kerst viert in een kapitale villa in de wijdte van Friesland?
Na een eerste lezing bleef ik in verwarring achter. Dat ik juist deze schrijfster uitkoos voor deze Maand van de Surinaamse Literatuur had alles te maken met haar vele romans over de Surinaamse zaak. Ik verwachtte niet anders dan dat deze laatste daar ook toe zou behoren. Maar dat leek op het eerste gezicht niet zo te zijn. Een uitgebreid en informatief artikel op de site van de Werkgroep Caraïbische Letteren (KLIK HIER) en een tweede lezing hielpen me verder. Het is allemaal veel ingewikkelder en vooral ingenieuzer dan het op het eerste gezicht lijkt.
Het verhaal
Ergens in het noorden van Friesland bereidt August, de pater familias van de steenrijke familie Pericard, de komst van zijn verwanten voor, samen met zijn trouwe huisknecht Lucienne. Over de hele wereld zijn ze uitgewaaierd. Het is traditie dat de twee weken rond Kerstmis en Nieuwjaar in een intiem samenzijn doorgebracht worden met smakelijke maaltijden, uitstekende wijn en dat de gasten de feestdagen opluisteren met klassieke muziek. Enkele jaren eerder is zijn vrouw Eva overleden en hij is blij dat ze er straks allemaal weer zullen zijn om hem uit zijn eenzaamheid te verlossen: zijn kinderen en hun aanhang en zijn kleinkinderen. En dat huisknecht en vertrouweling Lucienne er is om alles op rolletjes te laten lopen.
Diep ontroerd is hij, als zijn lievelingsdochter Olga, die zich al vier jaar niet heeft laten zien, ook arriveert, met haar nieuwe man. Bij de andere familieleden roept zij echter uiteenlopende en verwarrende gevoelens op, niemand weet echt goed wat hij of zij van hun zus of tante moet denken. Langzaamaan lijken de feestelijke dagen op gang te komen, zeker als onverwacht ook nog de zus van de heer des huizes met haar partner op de stoep staat. Het feest kan beginnen. Maar dan verdwijnt Olga, na een wandeling met haar man. Ze blijkt verdronken in zee. Wat is er gebeurd? De ontwikkelingen rondom haar dood houden de gemoederen bezig. Maar gezamenlijke rouw brengt hen ook dichter bij elkaar.
Dan besluit vader August dat het tijd is om de brieven te lezen die hij ooit verzegeld van de notaris ontving. Ze zijn door zijn moeder aan hem en zijn zus Hilde gestuurd toen ze in Zwitserland op een internaat zaten. Maar ze hebben hen nooit bereikt. De inhoud ervan en de gevolgen die dat voor de familie heeft, zijn schokkend.
De stijl
Het is niet eenvoudig deze kleine roman te lezen. Ten eerste komen er heel veel familieleden aan het woord en ter sprake. Gelukkig staat er voorin het boekje een uitgebreide stamboom. Tijdens het lezen moest ik er geregeld naar terug grijpen. (Er staan trouwens wel een paar foutjes in). Maar wat lastiger is, is dat de tekst in een soort staccato is opgeschreven. Zelf zegt Roemer er in haar inleiding over: "Olga en haar driekwartsmaten is een gebeurtenis gevat in 62 tekstbrokken." Binnen de tekstbrokken staan alleen hier en daar punten. Maar of iemand spreekt of denkt, of wanneer de stem van de ene op de andere persoon overgaat: dat moet je door zorgvuldig lezen zelf ontdekken. Geen woord te veel.
Wie voor de tweede keer de roman leest, begrijpt de inleiding beter, kent de familieleden iets beter en hun verhoudingen. Maar toch blijft er veel raadselachtig.
De inhoud
Zoals Lidewijde Paris opmerkt in haar boek Hoe lees ik is het doorgronden van een verhaal mede afhankelijk van je referentiekader. Het was mij duidelijk dat dat van mij in dit geval te kort schoot om het boek op zijn waarde te kunnen schatten. Het was hier en daar best spannend, maar er zat meer achter, zoveel was wel duidelijk. Ik was dan ook blij met de uitgebreide uitleg van de Werkgroep Caraïbische letteren. Die ga ik hier niet herhalen. Wie daar belangstelling voor heeft, kan die HIER lezen. Ik haal er slechts een aspect uit, waar ik wel een vermoeden van had: de huismeester Lucienne.
Lucienne is een zwarte Zuid-Afrikaanse vluchteling, die vanwege zijn strijd tegen de Apartheid moest vluchten. Lucienne heeft Olga ontmoet toen hij in een nachtclub werkte als uitsmijter en haar dronken naar huis bracht. Hij is opgenomen in de familie en is nu al tientallen jaren bij hen in dienst. Maar hij is intussen meer dan een bediende, wordt beschouwd als een van hen.
"Aan Lucienne was te merken, dat er niets in de villa gebeurt, wat hij niet toe zou laten. De jongeman uit het apartheidsoord dat Zuid-Afrika ooit was, is vastgegroeid aan zijn verwanten en wordt door hen ervaren als vertrouweling."
In de slaventijd in Suriname was een zwarte huisknecht niet ongewoon. Het kwam zelfs voor dat deze mee naar Holland werd genomen, als de familie besloot terug te keren. Dan werd hij vanzelf een vrij man, omdat men in Holland geen slavernij kende.
Lucienne heeft sinds vier jaar een vriendin in de Caraïben. Een keer per jaar gaat hij er drie weken heen, tussendoor komt zij een paar weken naar Holland. Ze verwacht een kind van hem dat binnenkort geboren zal worden. Daarom zal hij er dit keer een maand heen gaan. Hij overdenkt zijn geluk:
"Kan een man in een vreemd land meer dan vertrouwen verdienen? Hij wordt snotterig. Ben je uien aan het snijden vraagt Rooni en blijft staan bij hem. Hij keert zich om: Ik word vader over een paar maanden. Hij hakkelt. Mavis begint haar heupen te bewegen op de maat van de radiogeluidsgolven, die als guirlandes door de keuken kronkelen, zweven, drijven, slingeren en blijven hangen bij een grote, breedgeschouderde kerel die zijn tranen laat lopen: eindelijk een eigen bloedverwant in een vrouw die niet is aangetast door de apartheid van zijn geboorteland. Wild dansen, ja stampen wil hij!" (Rooni en Mavis, de keukenhulpen, zijn eveneens zwarte mensen).
Misschien wilde Roemer met haar kleine roman juist de nadruk leggen op de onzichtbare zwarte persoon die tevens de vertrouweling is. Nu… en vroeger?
Wat mij verder nog opviel was de opmerking over een Zweedse schoonzoon: Luther komt uit een volk dat niet belast is met een koloniaal verleden. Zomaar een losse gedachte, lijkt het, bij de schoonvader waar verder niets mee gedaan wordt. Of wordt hiermee indirect de hedendaagse lezer aangesproken? Betekent het: Hoe je het ook went of keert: het koloniale verleden zal altijd een last blijven? Een boek van Astrid Roemer zonder link naar het gedeelde verleden van Suriname en Nederland was ook niet te verwachten, zelfs niet als het over een welgestelde Friese familie gaat.
Astrid H. Roemer - Olga en haar driekwartsmaten. Amsterdam, Prometheus, 2017. 124 pg., stamboom. ISBN:978-90-446-3169-2.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
Kerstmis in Friesland?
Olga en haar driekwartsmaten is een kleine roman van Astrid Roemer, verschenen na de toekenning aan haar van de P.C. Hooft-prijs in 2016. Als de titel al bevreemdend is, dan is de inhoud dat zeker. Waarom zou Roemer een boek schrijven over een steenrijk complex gezin met aanhang dat traditioneel kerst viert in een kapitale villa in de wijdte van Friesland?
Na een eerste lezing bleef ik in verwarring achter. Dat ik juist deze schrijfster uitkoos voor deze Maand van de Surinaamse Literatuur had alles te maken met haar vele romans over de Surinaamse zaak. Ik verwachtte niet anders dan dat deze laatste daar ook toe zou behoren. Maar dat leek op het eerste gezicht niet zo te zijn. Een uitgebreid en informatief artikel op de site van de Werkgroep Caraïbische Letteren (KLIK HIER) en een tweede lezing hielpen me verder. Het is allemaal veel ingewikkelder en vooral ingenieuzer dan het op het eerste gezicht lijkt.
Het verhaal
Ergens in het noorden van Friesland bereidt August, de pater familias van de steenrijke familie Pericard, de komst van zijn verwanten voor, samen met zijn trouwe huisknecht Lucienne. Over de hele wereld zijn ze uitgewaaierd. Het is traditie dat de twee weken rond Kerstmis en Nieuwjaar in een intiem samenzijn doorgebracht worden met smakelijke maaltijden, uitstekende wijn en dat de gasten de feestdagen opluisteren met klassieke muziek. Enkele jaren eerder is zijn vrouw Eva overleden en hij is blij dat ze er straks allemaal weer zullen zijn om hem uit zijn eenzaamheid te verlossen: zijn kinderen en hun aanhang en zijn kleinkinderen. En dat huisknecht en vertrouweling Lucienne er is om alles op rolletjes te laten lopen.
Diep ontroerd is hij, als zijn lievelingsdochter Olga, die zich al vier jaar niet heeft laten zien, ook arriveert, met haar nieuwe man. Bij de andere familieleden roept zij echter uiteenlopende en verwarrende gevoelens op, niemand weet echt goed wat hij of zij van hun zus of tante moet denken. Langzaamaan lijken de feestelijke dagen op gang te komen, zeker als onverwacht ook nog de zus van de heer des huizes met haar partner op de stoep staat. Het feest kan beginnen. Maar dan verdwijnt Olga, na een wandeling met haar man. Ze blijkt verdronken in zee. Wat is er gebeurd? De ontwikkelingen rondom haar dood houden de gemoederen bezig. Maar gezamenlijke rouw brengt hen ook dichter bij elkaar.
Dan besluit vader August dat het tijd is om de brieven te lezen die hij ooit verzegeld van de notaris ontving. Ze zijn door zijn moeder aan hem en zijn zus Hilde gestuurd toen ze in Zwitserland op een internaat zaten. Maar ze hebben hen nooit bereikt. De inhoud ervan en de gevolgen die dat voor de familie heeft, zijn schokkend.
De stijl
Het is niet eenvoudig deze kleine roman te lezen. Ten eerste komen er heel veel familieleden aan het woord en ter sprake. Gelukkig staat er voorin het boekje een uitgebreide stamboom. Tijdens het lezen moest ik er geregeld naar terug grijpen. (Er staan trouwens wel een paar foutjes in). Maar wat lastiger is, is dat de tekst in een soort staccato is opgeschreven. Zelf zegt Roemer er in haar inleiding over: "Olga en haar driekwartsmaten is een gebeurtenis gevat in 62 tekstbrokken." Binnen de tekstbrokken staan alleen hier en daar punten. Maar of iemand spreekt of denkt, of wanneer de stem van de ene op de andere persoon overgaat: dat moet je door zorgvuldig lezen zelf ontdekken. Geen woord te veel.
Wie voor de tweede keer de roman leest, begrijpt de inleiding beter, kent de familieleden iets beter en hun verhoudingen. Maar toch blijft er veel raadselachtig.
De inhoud
Zoals Lidewijde Paris opmerkt in haar boek Hoe lees ik is het doorgronden van een verhaal mede afhankelijk van je referentiekader. Het was mij duidelijk dat dat van mij in dit geval te kort schoot om het boek op zijn waarde te kunnen schatten. Het was hier en daar best spannend, maar er zat meer achter, zoveel was wel duidelijk. Ik was dan ook blij met de uitgebreide uitleg van de Werkgroep Caraïbische letteren. Die ga ik hier niet herhalen. Wie daar belangstelling voor heeft, kan die HIER lezen. Ik haal er slechts een aspect uit, waar ik wel een vermoeden van had: de huismeester Lucienne.
Lucienne is een zwarte Zuid-Afrikaanse vluchteling, die vanwege zijn strijd tegen de Apartheid moest vluchten. Lucienne heeft Olga ontmoet toen hij in een nachtclub werkte als uitsmijter en haar dronken naar huis bracht. Hij is opgenomen in de familie en is nu al tientallen jaren bij hen in dienst. Maar hij is intussen meer dan een bediende, wordt beschouwd als een van hen.
"Aan Lucienne was te merken, dat er niets in de villa gebeurt, wat hij niet toe zou laten. De jongeman uit het apartheidsoord dat Zuid-Afrika ooit was, is vastgegroeid aan zijn verwanten en wordt door hen ervaren als vertrouweling."
In de slaventijd in Suriname was een zwarte huisknecht niet ongewoon. Het kwam zelfs voor dat deze mee naar Holland werd genomen, als de familie besloot terug te keren. Dan werd hij vanzelf een vrij man, omdat men in Holland geen slavernij kende.
Lucienne heeft sinds vier jaar een vriendin in de Caraïben. Een keer per jaar gaat hij er drie weken heen, tussendoor komt zij een paar weken naar Holland. Ze verwacht een kind van hem dat binnenkort geboren zal worden. Daarom zal hij er dit keer een maand heen gaan. Hij overdenkt zijn geluk:
"Kan een man in een vreemd land meer dan vertrouwen verdienen? Hij wordt snotterig. Ben je uien aan het snijden vraagt Rooni en blijft staan bij hem. Hij keert zich om: Ik word vader over een paar maanden. Hij hakkelt. Mavis begint haar heupen te bewegen op de maat van de radiogeluidsgolven, die als guirlandes door de keuken kronkelen, zweven, drijven, slingeren en blijven hangen bij een grote, breedgeschouderde kerel die zijn tranen laat lopen: eindelijk een eigen bloedverwant in een vrouw die niet is aangetast door de apartheid van zijn geboorteland. Wild dansen, ja stampen wil hij!" (Rooni en Mavis, de keukenhulpen, zijn eveneens zwarte mensen).
Misschien wilde Roemer met haar kleine roman juist de nadruk leggen op de onzichtbare zwarte persoon die tevens de vertrouweling is. Nu… en vroeger?
Wat mij verder nog opviel was de opmerking over een Zweedse schoonzoon: Luther komt uit een volk dat niet belast is met een koloniaal verleden. Zomaar een losse gedachte, lijkt het, bij de schoonvader waar verder niets mee gedaan wordt. Of wordt hiermee indirect de hedendaagse lezer aangesproken? Betekent het: Hoe je het ook went of keert: het koloniale verleden zal altijd een last blijven? Een boek van Astrid Roemer zonder link naar het gedeelde verleden van Suriname en Nederland was ook niet te verwachten, zelfs niet als het over een welgestelde Friese familie gaat.
Astrid H. Roemer - Olga en haar driekwartsmaten. Amsterdam, Prometheus, 2017. 124 pg., stamboom. ISBN:978-90-446-3169-2.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
dinsdag 4 september 2018
Diana Tjin - Het geheim van Mevrouw Grünwald
Een boek over Suriname met in de titel: Mevrouw Grünwald bevreemdde mij. Dat klinkt toch Duits? Maar het klopt helemaal. In de loop van een paar eeuwen is de inheemse bevolking van Suriname uitgebreid met vele nationaliteiten. Daar hoorden ook Duitsers bij.
Een gemêleerd gezelschap
De oorspronkelijke inwoners van Suriname, vroeger ook wel indianen genoemd, woonden voornamelijk in de binnenlanden. Inmiddels vormen zij een minderheid in Suriname. In het oerwoud woonden ook de marrons, afstammelingen van slaven die van de plantages weggelopen waren om in het regenwoud een nieuw bestaan op te bouwen. Tegenwoordig vormen zij een aparte bevolkingsgroep in Suriname, die duidelijk anders is dan de andere groepen.
De oorspronkelijke slaven kwamen uit West-Afrika. De afstammelingen van deze slaven zijn de creolen. De term ‘creool’ betekent ‘in eigen huis geboren’. De term werd vroeger al gebruikt voor toenmalige slaven die in Suriname geboren waren. De creolen hebben een “westerse” levensstijl, hoewel er onder hen ook steeds meer aandacht is voor hun traditionele gebruiken en religies. De meeste creolen wonen in Paramaribo.
Na afschaffing van de slavernij haalde men in de 19de eeuw contractarbeiders naar Suriname om op de plantages te werken: Hindostanen uit India en Javanen (de meesten moslim, maar ook met traditionele geloofsovertuigingen). Ze mochten gratis terug naar hun thuisland, maar de meesten bleven.
Dan zijn er natuurlijk nog nazaten van de plantagehouders: Nederlanders, Fransen, Engelsen, Portugezen. En tenslotte de zendelingen van de Evangelische Broedergemeente, ook wel hernhutters genoemd, met wortels in Duitsland. In Suriname is de Evangelische Broedergemeente nog altijd het grootste protestantse kerkgenootschap met zo'n 60.000 leden. En zo kwamen de voorouders van Mevrouw Grünwald in Suriname terecht.
Een Duits paspoort
De voorouders van meneer en mevrouw Grünwald kwamen al 200 jaar eerder naar Suriname. Maar het nageslacht behield het Duitse paspoort, uit sentimentele overwegingen. En dat breekt op, als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Dat de Duitsers zich schandelijk misdroegen in Nederland, net zo als de Japanners in Indië, daar zijn genoeg aangrijpende boeken over geschreven. Maar het leek altijd of er in het buiten de oorlog gebleven Suriname niets aan de hand was. Dat dat toch heel anders lag, laat Diana Tjin ons zien in deze roman, die gebaseerd is op feiten en verhalen van slachtoffers.
Anna is negentien, als haar grootmoeder haar naar Mevrouw Grünwald stuurt met een brief. Ze heeft geen idee waarom. Ze mag blijven logeren. Thuis gaat het niet goed en ze is blij er een paar dagen tussen uit te zijn. Twee verhalen heeft de schrijfster dooreen geweven: het oorlogsverhaal van Mevrouw Grünwald en het dramatische verhaal dat zich bij Anna thuis afgespeeld heeft. Uiteindelijk komen ze samen, als het Anna duidelijk wordt, waarom haar grootmoeder haar juist naar deze vrouw gestuurd heeft.
Kamp Copieweg
Mevrouw Grünwald vertelt Anna over haar tijd in Kamp Copieweg. Hoewel de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname vreedzaam naast elkaar leven als de oorlog uitbreekt, wordt van hogerhand bevolen dat iedereen met een Duits paspoort geïnterneerd moet worden. Eerst alleen de mannen, later ook de vrouwen en kinderen en zelfs gevluchte Duitse Joden en dienstweigeraars uit Zuid-Afrika (Boeren die nog een Nederlands paspoort hadden). Na heen en weer gesleept te zijn tussen verschillende tijdelijke onderkomens, komen ze allemaal terecht op Kamp Copieweg. De ontberingen zijn schrijnend. Met de moed der wanhoop en soms met een beetje hulp van oude vrienden buiten het kamp, worstelen ze zich door de jarenlange, ellendige gevangenschap heen. Maar als Nederland allang bevrijd is, verblijven zij nog in het interneringskamp. Pas in 1947 komen ze weer vrij. Ze kennen Parimaribo niet meer terug. Dankzij de bauxietindustrie is het een welvarend land geworden, waardoor veel mensen er een luxe leventje op na kunnen houden. De Amerikanen die de bauxiet nodig hadden voor de vliegtuigindustrie in de oorlog hebben asfaltwegen aangelegd en voor werkgelegenheid gezorgd.
Mevrouw Grünwald denkt haar gewone leven weer op te kunnen pakken, ze heeft zelfs haar huis terug, waar de buren goed voor gezorgd hebben. En iedereen is heel behulpzaam. Maar dan wordt ze geconfronteerd met iets dat met het geheim uit de titel te maken heeft.
Met haar drie kinderen vertrekt ze naar Amsterdam, om te ervaren dat ze ook daar bepaald niet met open armen ontvangen wordt.
Anna's verhaal
Zo goed als het verhaal van Mevrouw Grünwald te volgen is, zo duister is dat van Anna, haar broer Simon en haar vader, moeder en grootmoeder. Niet alleen moet de lezer veel raden en zelf zien in te vullen, symboliek speelt er ook een grote rol in. Duidelijk is dat er sprake is van heftige ruzies en kindermishandeling en uiteindelijk moord. En dan wordt duidelijk waar de verhalen elkaar raken: ook in het kamp was er sprake van een vader die zijn zoon uithongerde en mishandelde tot de dood erop volgde. Zijn dochter was al voor de oorlog zwanger naar Nederland gevlucht. En langzaam begint het tot Anna door te dringen waarom haar grootmoeder haar juist naar deze vrouw toegestuurd heeft.
Twee belangrijke Surinaamse thema's
Het debuut van Diana Tjin mag er zijn. De schandelijke internering van goedwillende Surinaamse burgers zonder enige nazisympathieën en de mensonterende manier waarop ze gevangen gehouden zijn tot ver na de bevrijding is een schandvlek die niet onopgemerkt mag blijven. Diana Tjin heeft het goed beschreven.
Maar minstens zo belangrijk is de aandacht voor het andere thema: kindermishandeling. Het komt in veel Surinaamse boeken voor en niet voor niets. Wie mishandeld is als kind, heeft een grote kans zelf ook tot mishandelen over te gaan. De vreselijke verhalen over de behandeling van slaven staan in genoeg boeken beschreven. Maar blijkbaar moet het nog vele generaties na de afschaffing van de slavernij duren, voor deze keten doorbroken wordt.
Het zal best ingewikkeld geweest zijn deze thema's dooreen te weven. Ook voor de lezer is het een uitdaging Anna's verhaal te duiden en het verband tussen beide verhalen te achterhalen. Het besef, dat hier de vinger gelegd wordt op een hardnekkig Surinaams probleem, laat mij als lezer verslagen achter.
Diana Tjin - Het geheim van Mevrouw Grünwald. Haarlem, In de Knipscheer, 2017. 229 pg., met lit. opg., isbn:978-90-6265-954-8.
Diana Tjin (1961) is geboren in Amsterdam. Haar ouders zijn afkomstig uit Suriname. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde ze klassieke talen. Ze is werkzaam als catalografe bij de Universiteitsbibliotheek.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
Een gemêleerd gezelschap
De oorspronkelijke inwoners van Suriname, vroeger ook wel indianen genoemd, woonden voornamelijk in de binnenlanden. Inmiddels vormen zij een minderheid in Suriname. In het oerwoud woonden ook de marrons, afstammelingen van slaven die van de plantages weggelopen waren om in het regenwoud een nieuw bestaan op te bouwen. Tegenwoordig vormen zij een aparte bevolkingsgroep in Suriname, die duidelijk anders is dan de andere groepen.
De oorspronkelijke slaven kwamen uit West-Afrika. De afstammelingen van deze slaven zijn de creolen. De term ‘creool’ betekent ‘in eigen huis geboren’. De term werd vroeger al gebruikt voor toenmalige slaven die in Suriname geboren waren. De creolen hebben een “westerse” levensstijl, hoewel er onder hen ook steeds meer aandacht is voor hun traditionele gebruiken en religies. De meeste creolen wonen in Paramaribo.
Na afschaffing van de slavernij haalde men in de 19de eeuw contractarbeiders naar Suriname om op de plantages te werken: Hindostanen uit India en Javanen (de meesten moslim, maar ook met traditionele geloofsovertuigingen). Ze mochten gratis terug naar hun thuisland, maar de meesten bleven.
Dan zijn er natuurlijk nog nazaten van de plantagehouders: Nederlanders, Fransen, Engelsen, Portugezen. En tenslotte de zendelingen van de Evangelische Broedergemeente, ook wel hernhutters genoemd, met wortels in Duitsland. In Suriname is de Evangelische Broedergemeente nog altijd het grootste protestantse kerkgenootschap met zo'n 60.000 leden. En zo kwamen de voorouders van Mevrouw Grünwald in Suriname terecht.
Een Duits paspoort
De voorouders van meneer en mevrouw Grünwald kwamen al 200 jaar eerder naar Suriname. Maar het nageslacht behield het Duitse paspoort, uit sentimentele overwegingen. En dat breekt op, als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Dat de Duitsers zich schandelijk misdroegen in Nederland, net zo als de Japanners in Indië, daar zijn genoeg aangrijpende boeken over geschreven. Maar het leek altijd of er in het buiten de oorlog gebleven Suriname niets aan de hand was. Dat dat toch heel anders lag, laat Diana Tjin ons zien in deze roman, die gebaseerd is op feiten en verhalen van slachtoffers.
Anna is negentien, als haar grootmoeder haar naar Mevrouw Grünwald stuurt met een brief. Ze heeft geen idee waarom. Ze mag blijven logeren. Thuis gaat het niet goed en ze is blij er een paar dagen tussen uit te zijn. Twee verhalen heeft de schrijfster dooreen geweven: het oorlogsverhaal van Mevrouw Grünwald en het dramatische verhaal dat zich bij Anna thuis afgespeeld heeft. Uiteindelijk komen ze samen, als het Anna duidelijk wordt, waarom haar grootmoeder haar juist naar deze vrouw gestuurd heeft.
Kamp Copieweg
Mevrouw Grünwald vertelt Anna over haar tijd in Kamp Copieweg. Hoewel de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname vreedzaam naast elkaar leven als de oorlog uitbreekt, wordt van hogerhand bevolen dat iedereen met een Duits paspoort geïnterneerd moet worden. Eerst alleen de mannen, later ook de vrouwen en kinderen en zelfs gevluchte Duitse Joden en dienstweigeraars uit Zuid-Afrika (Boeren die nog een Nederlands paspoort hadden). Na heen en weer gesleept te zijn tussen verschillende tijdelijke onderkomens, komen ze allemaal terecht op Kamp Copieweg. De ontberingen zijn schrijnend. Met de moed der wanhoop en soms met een beetje hulp van oude vrienden buiten het kamp, worstelen ze zich door de jarenlange, ellendige gevangenschap heen. Maar als Nederland allang bevrijd is, verblijven zij nog in het interneringskamp. Pas in 1947 komen ze weer vrij. Ze kennen Parimaribo niet meer terug. Dankzij de bauxietindustrie is het een welvarend land geworden, waardoor veel mensen er een luxe leventje op na kunnen houden. De Amerikanen die de bauxiet nodig hadden voor de vliegtuigindustrie in de oorlog hebben asfaltwegen aangelegd en voor werkgelegenheid gezorgd.
Mevrouw Grünwald denkt haar gewone leven weer op te kunnen pakken, ze heeft zelfs haar huis terug, waar de buren goed voor gezorgd hebben. En iedereen is heel behulpzaam. Maar dan wordt ze geconfronteerd met iets dat met het geheim uit de titel te maken heeft.
Met haar drie kinderen vertrekt ze naar Amsterdam, om te ervaren dat ze ook daar bepaald niet met open armen ontvangen wordt.
Anna's verhaal
Zo goed als het verhaal van Mevrouw Grünwald te volgen is, zo duister is dat van Anna, haar broer Simon en haar vader, moeder en grootmoeder. Niet alleen moet de lezer veel raden en zelf zien in te vullen, symboliek speelt er ook een grote rol in. Duidelijk is dat er sprake is van heftige ruzies en kindermishandeling en uiteindelijk moord. En dan wordt duidelijk waar de verhalen elkaar raken: ook in het kamp was er sprake van een vader die zijn zoon uithongerde en mishandelde tot de dood erop volgde. Zijn dochter was al voor de oorlog zwanger naar Nederland gevlucht. En langzaam begint het tot Anna door te dringen waarom haar grootmoeder haar juist naar deze vrouw toegestuurd heeft.
Twee belangrijke Surinaamse thema's
Het debuut van Diana Tjin mag er zijn. De schandelijke internering van goedwillende Surinaamse burgers zonder enige nazisympathieën en de mensonterende manier waarop ze gevangen gehouden zijn tot ver na de bevrijding is een schandvlek die niet onopgemerkt mag blijven. Diana Tjin heeft het goed beschreven.
Maar minstens zo belangrijk is de aandacht voor het andere thema: kindermishandeling. Het komt in veel Surinaamse boeken voor en niet voor niets. Wie mishandeld is als kind, heeft een grote kans zelf ook tot mishandelen over te gaan. De vreselijke verhalen over de behandeling van slaven staan in genoeg boeken beschreven. Maar blijkbaar moet het nog vele generaties na de afschaffing van de slavernij duren, voor deze keten doorbroken wordt.
Het zal best ingewikkeld geweest zijn deze thema's dooreen te weven. Ook voor de lezer is het een uitdaging Anna's verhaal te duiden en het verband tussen beide verhalen te achterhalen. Het besef, dat hier de vinger gelegd wordt op een hardnekkig Surinaams probleem, laat mij als lezer verslagen achter.
Diana Tjin - Het geheim van Mevrouw Grünwald. Haarlem, In de Knipscheer, 2017. 229 pg., met lit. opg., isbn:978-90-6265-954-8.
Diana Tjin (1961) is geboren in Amsterdam. Haar ouders zijn afkomstig uit Suriname. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde ze klassieke talen. Ze is werkzaam als catalografe bij de Universiteitsbibliotheek.
© Jannie Trouwborst, september 2018.
zaterdag 1 september 2018
Verzamelblog #MSL2018
Het is 1 september 2018, we gaan beginnen!
Boek uit? Meld het aan IN DE REACTIES op de pagina: Zoeklicht op Suriname: wie doet er mee? (KLIK HIER).
Vermeld daar auteur, titel, je naam (zoals je die hier vermeld wilt zien) en NIET te vergeten de link naar je beschrijving. Wie geen blog heeft (of een account op Hebban of Goodreads bv.) kan daar een korte indruk van het boek achterlaten. Dus iedereen kan meelezen. Heel veel plezier!
De verzameling
De recensies staan in volgorde van binnenkomst. Aan het einde van deze maand zullen 4 boeken verloot worden onder allen die hier onder vermeld staan.
Achter de naam van de auteur en de titel van het boek, zie je de naam staan van de lezer. Als die een link naar de bespreking heeft aangeleverd, kun je op de naam klikken om die te lezen. Voor de boeken die hier staan zonder link, zul je bij de reacties op de bovengenoemde pagina moeten kijken. Heb je wel een link, zorg dan dat ik die weet, zodat men hiervandaan direct op je recensie terecht komt. Werkt er iets niet naar behoren of mis je je eigen bijdrage? Laat dat dan vooral weten via de bovengenoemde pagina bij de reacties.
1. Diana Tjin - Het geheim van Mevrouw Grünwald JannieTr
2. Etchica Voorn - Dubbelbloed Sandraleest
3. Diana Tjin - Het geheim van Mevrouw Grünwald Ali
4. Michiel van Kempen - Voor mij ben je hier JannieTr
5. Annette de Vries - Scheurbuik JannieTr
6. Astrid H. Roemer - Olga en haar driekwartsmaten JannieTr
7. Johan Fretz - Onder de Paramariboom Susan (in een serie recensies in een blog)
8. Ellen Ombre - Erfgoed José
9. Frank Martinus Arion - Dubbelspel Erik
10. Karin Amatmoekrim - Tenzij de vader Sue
11. Clark Accord - Tussen Apoera en Oreala Ali
12. Michiel van Kempen - Voor mij ben je hier Erik
13. Astrid Roemer - Neem mij terug, Suriname Erik
14. H.M. van den Brink - Reis naar de West Erik
15. Karin Amatmoekrim - De man van veel JannieTr
16. Karin Amatmoekrim - Het gym JannieTr
17.Cynthia Mc Leod - Zenobia, slavin op het paleis Sandraleest
18. Karin Sitalsing - Boeroes, een familiegeschiedenis van witte Surinamers (Blog volgt nog, korte samenvatting hier: Karin)
19.Cynthia Mc Leod - Hoe duur was de suiker? Ali
© Jannie Trouwborst, september 2018
Abonneren op:
Posts (Atom)