zondag 14 februari 2016

De magie van poëzie

Misschien slaat de poëzie wel een brug tussen de verhalende kunst en de beeldende kunst. Dat was wat mij als eerste te binnen schoot bij vraag 7 alweer van #50books (KLIK HIER): Wat is de magie van de poëzie? In elk geval een intrigerende vraag die ik even moest laten bezinken voor ik er antwoord op kon geven.

Uiteraard is het toeval dat magie en poëzie in deze vraag rijmen. Als je de ontwikkeling van de dichtkunst bekijkt, dan moet je eigenlijk concluderen dat ze zich in de loop der eeuwen ontwikkeld heeft van verhalende kunst, gebonden aan wetten van o.a. metrum en rijmschema's naar een op zichzelf staande kunstvorm op basis van taal, klank en ritme. Het verhalende element werd steeds meer bijzaak in de poëzie en daarmee een zaak van de verhalende literatuur en toneel. Het gevoel of de gemoedstoestand kreeg een steeds grotere rol.

Wat ik hierboven beschrijf zijn de twee uitersten, zoals wij die nu kennen. Daartussen liggen vele vormen van poëzie die door mij (op verschillende momenten) zeker nog steeds gewaardeerd worden. Dat ik stel dat poëzie een brug slaat tussen verhalende kunst en beeldende kunst komt voort uit het feit, dat de moderne poëzie lang niet altijd eenduidig is. Er wordt een sterk beroep gedaan op onze verbeelding. Net als de moderne schilderkunst tracht zij op abstracte wijze iets over te brengen wat we vaak niet in woorden kunnen vangen. En net zoals we kunnen genieten van een kleurenspel zonder er een diepere betekenis aan toe te kennen, kan ik genieten van klank en ritme. Daarom kan ik me wel iets voorstellen bij de opmerking van Hendrik-Jan (de vragensteller van #50books) dat hij ook gedichten in een taal die hij niet begrijpt kan waarderen. Net zoals muziek kan ontroeren.

Toch beschouw ik hoe je poëzie ervaart en welke dichters aanspreken, als iets heel persoonlijks. Ik kan een eind meegaan met de moderne dichtkunst, maar toch minder ver dan bij de moderne beeldende kunst. Daar kan ik gemakkelijker het idee loslaten dat ik er iets in zou moeten herkennen en begrijpen. De kleuren en vormen roepen soms een gemoedstoestand op, waarbij ik verder niet over nadenk of het de bedoelde emotie is of dat de kunstenaar iets anders in gedachten heeft.

Bij poëzie is dat toch anders. Ik voel het als een tekortkoming als ik geen enkele duiding kan geven aan een gedicht. Een op het eerste gezicht cryptisch gedicht, waar ik na lang overdenken en zoeken (soms ook via besprekingen van anderen), uiteindelijk verbanden en aanwijzingen zie, kan veel voldoening geven. Maar meer in de vorm van: gelukkig, het is opgelost, dan dat ik dat als kunstvorm waardeer.

De grootste magie van poëzie is voor mij dat ze me kan ontroeren of aan het denken zetten door middel van zeer weinig, goedgekozen en welklinkende woorden. Ze biedt een gesublimeerde verbeelding aan van de werkelijkheid zoals we die zelden direct ervaren. Maar daarvoor moet de tekst van het gedicht (eventueel bij nadere beschouwing) wel te begrijpen zijn. Hoe minder tekst, hoe meer eigen invulling, hoe prettiger de ervaring voor mij. (Iets wat ik trouwens ook in de verhalende literatuur waardeer). Als daarbij ook nog voor treffende woorden en klankkleur is gekozen, ben ik helemaal in mijn element.

Misschien een treffend gedicht (vind ik) ter afsluiting?

Enkele andere overwegingen

Hoe zal ik dit uitleggen, dit waarom
wat wij vinden niet is
wat wij zoeken?

Laten we de tijd laten gaan
waarheen hij wil,

en zie dan hoe weiden hun vee vinden,
wouden hun wild, luchten hun vogels,
uitzichten onze ogen

en ach, hoe eenvoud zijn raadsel vindt.

Zo andersom is alles, misschien.
Ik zal dit uitleggen.

Rutger Kopland  (Tot het ons loslaat, 1997)

© JannieTr, februari 2016.

De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik ook elke week mee te doen.

3 opmerkingen: