Op Twitter ontspon zich onlangs een discussie over de vraag waarom veel pubers minder lezen als ze eenmaal op het voorgezet onderwijs zitten. Is het het vele huiswerk, hun sport of zijn het hun hobby's en vriendenschaar? Is van lezen houden niet stoer genoeg? Of is het het literatuuronderwijs, is dat niet boeiend genoeg of stompt de verplichte literatuurlijst af? De deelnemers hadden allemaal zo hun veronderstellingen daarover. Over één ding waren ze het eens: het is heel jammer! Young adult (hadden wij vroeger niet!) is er genoeg, ook bij de bieb. Die er bovendien alles aan doet om ze te bereiken.
Uit de verhalen die ik van anderen hoor en van wat ik in mijn omgeving zie, moet ik wel concluderen dat wie eenmaal van lezen houdt, daar vanzelf ooit weer naar terugkeert. Maar pubers hebben nu eenmaal ook veel andere dingen aan hun hoofd en jonge (werkende) moeders zouden niets liever doen dan weer eens lekker in een boek te duiken, maar moeten daarvoor ook de tijd maar zien te vinden. En toch komt het voor allemaal vanzelf weer terug: de tijd dat ze onbekommerd en zonder schuldgevoel over huiswerk, huishouden, werk of kinderen weer net zo veel boeken kunnen lezen als toen ze nog klein waren.
Want dat staat wel vast: voor de meeste kinderen is het zelf kunnen lezen een feest en (met de juiste stimulans van thuis) zullen ze dat ook erg graag doen. Mijn dochter kon al lezen op haar 5de (net als haar beide dochters, nu 5 en bijna 7). Op een dip tijdens de middelbareschooltijd na is ze altijd een enthousiaste lezer gebleven. Ze was echter niet enthousiast over het literatuuronderwijs. Mijn kleindochter van 11 is een heel fanatieke lezer. Ze gaat volgend jaar naar de middelbare school. Ik ben benieuwd. En die van 14 en 16? Ach, dat komt ook wel weer goed.
En daar gaat vraag 45 van #50books van Hendrik-Jan dit keer over: Ben jij anders gaan lezen door school? (KLIK HIER). Laat ik het niet over mijn kinderen of kleindochters hebben, maar over mezelf. Ik geloof dat ik daar zonder meer JA op kan antwoorden. Maar enige toelichting is misschien wel op zijn plaats.
Als kind las ik heel graag. D.w.z. in mijn eentje. Klassikaal lezen vond ik, zeker op de lagere school, een straf: ik had een spannend verhaal soms al uit als ik plotseling de beurt kreeg om verder te gaan en dan geen idee had waar ze gebleven waren..... Ik was er zo in op gegaan. Veel boeken hadden we thuis niet. Ik las dus maar wat er was. Ik kreeg wel af en toe een leesboek, uit de serie Bolke de Beer en Okki Pepernoot. En de Donald Duck natuurlijk. Mijn moeder had de Margriet, dus het Margriet Winterboek was er meestal ook. Daarna kwamen de kwartaalboeken voor de jeugd van de Arbeiderspers: die maakte op dat moment nog deel uit van het sociaaldemocratische AP-concern. Kennis is macht, dus ook kinderen moesten in de gelegenheid gesteld worden door lezen hun blik op de wereld te verruimen. Zo kwam het dat ook de alom bekende AP-omnibussen van schrijvers als Den Doolaard, Herman de Man, Jan Mens, Anton Coolen e.a. bij ons in de boekenkast stonden.
En toen ging ik naar de H.B.S. Ik las wat "bakvisboeken" die van mijn moeder waren (Joop ter Heul van Cissy van Marxveld) en soms een streekroman die ze leende in een "privé- bibliotheek". Voor een bibliotheekabonnement was geen geld (wat boffen die pubers met schoolbibliotheken en gratis abonnementen tot ze 18 zijn!), maar bij ons in de buurt was een mevrouw die in de voorkamer een bibliotheek had ingericht. Voor 10 cent per boek mocht je het 2 weken lenen. Geen abonnementsgeld dus. Het doet me denken aan de mini-biebs die nu overal opduiken. Ze had een behoorlijke voorraad, maar het aanbod was wel erg eenzijdig. Voor de literatuurlijst van school kon ik er niet terecht.
In de eerste drie klassen werd nog weinig aan literatuuronderwijs gedaan. Grammatica, zinsontleding en spelling speelden de hoofdrol. En opstellen schrijven (vond ik fantastisch!). Daarna koos ik voor de B-opleiding. Dat betekende scheikunde, natuurkunde, wiskunde, biologie, sterrenkunde. Gelukkig geen handelsrekenen, boekhouden, handelscorrespondentie in alle talen, Franse, Duitse en Engelse literatuur, zoals de A-leerlingen. Maar wel Nederlandse literatuur, dat hoorde er nu eenmaal bij.
Misschien was de druk minder groot voor de B-leerlingen, want ik heb er niet echt onder geleden. We moesten uit elke periode van de literatuurgeschiedenis minstens één werk kiezen voor ons examen en van één auteur meerdere boeken lezen en ons uitgebreider in zijn werk en de stroming waartoe hij behoorde, verdiepen. Literatuur, ik had er nog nooit echt kennis mee gemaakt en ik vond het een openbaring. Voor de meesten van jullie ouderwets natuurlijk, maar ik genoot van de gedichten van Bloem, Slauerhoff en Henriette Roland Holst. Van de romans Eline Vere van Couperus, Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden, Titaantjes van Nescio. Maar Marike van Nimweghen, De Gijsbrecht van Amstel (met de hele klas bekeken in Amsterdam), dat vond ik wat minder interessant. Uit de 19de eeuw deed Camera Obscura van Hildebrand (ps. van Nicolaas Beets) het goed bij mij.
Van de recentere literatuur moesten we wat meer titels op onze lijst hebben en toen had ik een probleem: we hadden de AP-omnibussen, dus De Druivenplukkers van A. den Dolaard en Dorp aan de rivier van Anton Coolen, dat ging nog net, maar verder was ik afhankelijk van wat mijn vriendinnen uit de bibliotheek leenden en dan weer aan mij doorgaven: Het bittere kruid van Marga Minco (lekker dun, dus snel uit, was toen het credo).
Alleen de boeken van de auteur en stroming die ik nader moest kennen heb ik als pockets zelf gekocht (betaalbaar). Hubert Lampo, toen nog een opkomende auteur in de stroming van het Magisch Realisme. Eerst De komst van Joachim Stiller, toen Hélène Defraye en Ruiter op de wolken. Later in mijn leven zouden dat er nog veel meer worden, maar het enthousiasme voor deze schrijver doofde langzaam uit.
Omdat ik graag las en geen idee had wat ik wilde worden, werd er gesuggereerd dat ik maar naar de bibliotheekschool moest. De eerste (Frederik Müller Academie) was net een jaar eerder geopend in Amsterdam. Uiteindelijk ben ik na mijn studie vooral in wetenschappelijke en speciale bibliotheken gaan werken, dus nauwelijks tussen de literatuur, die ik ondertussen wel graag was gaan lezen. En wie daar het meest aan heeft bijgedragen was onze super enthousiaste leraar Nederlandse literatuur op de bibliotheekschool: Kees Fens. Daar heb ik het al eens eerder over gehad in de #50books vragen. Er waren ook leraren voor Duitse, Franse en Engelse literatuur, maar dat boeide me toch een stuk minder, misschien ook wel omdat ik dat op de middelbare school niet had gehad.
Na deze opleiding ging ik werken en las toen nog wel veel, maar voornamelijk non-fictie. Er viel nog zoveel te ontdekken, ik was constant nieuwsgierig en je informatiehonger stillen via internet behoorde nog niet tot de mogelijkheden. Pas toen ik voor mijn werk elke dag een lange treinreis moest maken, ging ik weer fictie lezen, detectives waren aanvankelijk favoriet: Agathe Christie, de Broeder Cadfael boeken van Ellis Peters. Gevolgd door Maarten 't Hart, Remco Campert, Bernlef. Langzamerhand begon de Nederlandse literatuur zijn plek op te eisen. Een studie Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit deed de rest. Wie niet veel meekrijgt van huis uit op het gebied van literatuur heeft een hoop in te halen. Zo ontdekte ik toen o.a. Kopland, nog steeds een van mijn lievelingsdichters.
Mijn leesgewoonten zijn veranderd. Thrillers, chicklits, streekromans, ik kan er geen plezier aan beleven. Maar er zijn ook romans die niet bij mij passen omdat ze te literair of ingewikkeld zijn. De laatste tijd voel ik weer meer voor non-fictie, met een voorkeur voor literaire non-fictie: een waar gebeurd verhaal waarbij de feiten door de schrijver met fantasie aangevuld worden. En goed geschreven uiteraard. Zoals onlangs bv. Afscheidstournee van Vrouwkje Tuinman ((KLIK HIER) over het gezeul met het lijk van Paganini.
Ben ik anders gaan lezen door school? Jazeker, een eerste kennismaking met literatuur op de HBS, toen een forse aanzet tot anders lezen door mijn leraar op de bibliotheekschool en tenslotte een verdieping door de cursussen van de Open Universiteit. En niet te vergeten: een laatste oppepper via het boek van Lidewijde Paris: Hoe lees ik? (KLIK HIER) .
© Jannie Trouwborst, november 2016.
De leesvraag #50books (KLIK HIER) is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Vanaf 2016 doet Hendrik-Jan dat. Vanaf "2016: vraag 2" probeer ik elke week mee te doen.
Deze persoonlijke stukjes zijn een verrijking voor je blog!
BeantwoordenVerwijderenHeel fijn om te lezen en ook ergens wel jammer dat je als kind niet zo gemakkelijk toegang had tot boeken. Gelukkig heb je de schade ruimschoots kunnen inhalen :-)
Dankjewel. Het viel wel mee hoor en ik woonde in een mooie bosrijke omgeving, dus ik heb veel buiten gespeeld. Dat was ook rijkdom!
VerwijderenWaar is de like-knop? Fijn stukje :)
BeantwoordenVerwijderenJa stom hè, volgens mij heeft Blogspot die niet of ik heb hem nog niet kunnen vinden. Bedankt voor je compliment.
VerwijderenLeuk om te lezen hoe boeken je beïnvloed hebben!
BeantwoordenVerwijderenEn nog steeds: ik leer van elk boek weer iets anders, soms nieuwe feitjes, soms over mensen. Lezen is zo belangrijk, heel goed dat jij probeert de jongeren aan het lezen te krijgen en houden!
VerwijderenOntzettend leuk om dat wat ik ongeveer wel over jou wist nog eens samengevat te lezen. Echte boekenwinkels en bibliotheken hebben een magische kracht die de generaties overstijgt :)
BeantwoordenVerwijderenEn dat begon al bij mijn oma van vaders kant: ze hoorde bij de zgn. Rode Vrouwen, de vrouwenafdeling van wat later de PvdA zou heten. Zelfontplooiing stond hoog in haar vaandel en daar hoorden boeken en lezen bij. Dan is het helemaal mooi als haar achterachterkleindochters zo jong al lezen en naar de bieb willen. En moeilijk afscheid kunnen nemen van de boeken waar ze volgens hun moeder uitgegroeid zijn...
BeantwoordenVerwijderen