"Zonder roken bij mij geen poëzie. Het mag ook andersom zijn. Als poëzie
een gevolg van of een aanleiding tot roken is, dan is het geen knip
voor de snotterende rokersneus waard. Maar wat is poëzie?' Dat is wat
Remco Campert in deze bundel onderzoekt. Trefzeker leidt hij zijn lezers
naar het mooiste wat er is, en dat is veel, want Campert is een
onstuimig lezer. 'Een paar dagen lang kan ik ook wel zonder, maar dan
betrap ik me er toch opeens op dat ik met mijn hand in de boekenkast
sta."
Het begint traditie te worden: elk najaar verschijnt er een paperback met columns die Campert het jaar ervoor schreef voor de Volkskrant. Het heeft voordelen geen abonnee te zijn: voor mij zijn ze allemaal nieuw. En als hij dan ook nog eens voor een bepaald thema gekozen blijkt te hebben, dan wordt het lezen extra aantrekkelijk.
Dit keer was dat de poëzie, zoals de titel en de samenvatting al aangeven. In Olijven moet je leren lezen van Ellen Deckwitz (KLIK HIER) stond de tip: koop een bloemlezing om te ontdekken welke dichters je aanspreken. Nu weet ik "toevallig" al dat ik van de poëzie van Campert houd, maar in dit boekje valt te ontdekken waar Campert zelf van houdt. En daarmee is het tevens de bloemlezing waar E.D op doelde.
De variatie is groot: J.C. Bloem, J.H. Leopold, Paul van Ostaijen, Joost
Zwagerman, Mark Boog, Hagar Peeters, Vasalis, Hugo Claus. Teveel om op
te noemen. Bijna jammer dat hij achterin niet een alfabetische lijst van
de geciteerde dichters heeft opgenomen.
Campert heeft altijd gezegd dat hij vooral een dichter is en veel minder een schrijver. Aan zijn liefde voor de poëzie geeft hij zich in deze bundel dan ook volledig over. Maar dat hij daarnaast toch een begenadigd schrijver blijft, blijkt uit de verbindende teksten tussen de citaten. Humor, relativisme, melancholie, het zijn bekende en geraffineerd toegepaste elementen. Dat maakt dat zelfs een bundel met heel veel gedeeltelijk geciteerde gedichten toch prettig leest.
Enkele columns bevatten geen poëzie. "(Auto)biografie" bijvoorbeeld. Er wordt momenteel een biografie over hem geschreven. Hij vraagt zich af of hij zich zal herkennen in het geheel, temeer omdat hij niet gelooft zichzelf te kennen.
"Je kunt het heft ook in eigen handen nemen en een autobiografie schrijven. Daar is een bepaalde portie ijdelheid voor nodig. Dat is niet erg. Misschien is het hele schrijven wel ijdelheid. Kijk 's, hier ben ik. Vind je me niet mooi? Een autobiografie lijkt me een vruchteloze onderneming voor iemand die zichzelf niet kent." (...) "Maar hoe betrouwbaar zijn herinneringen? In de loop van jaren worden ze aangedikt of vervagen ze. Voor elke herinnering zou je minstens één betrouwbare getuige moeten hebben. Die herinnert het zich weer op zijn eigen manier. De oorspronkelijke zekerheid van de herinnering wordt ondermijnd."
En hij eindigt met de opbeurende en relativerende woorden: "Laat dit mijn biograaf niet ontmoedigen. Zelf ben ik van mening dat een biografie behoort tot het nobele genre van de fictie."
Het wezen van de poëzie en dan in het bijzonder voor hemzelf komt geregeld aan bod. Zoals in "Prikkeldraad".
"Soms is het allemaal zo klein geworden dat er geen ruimte is voor poëzie. De wereld heeft zich verengd tot een bomaanslag in Bagdad, in Ankara. Daar is alleen ruimte voor bloed en tranen. Poëzie komt dan voor als een luxe speelgoedje voor een ver van de werkelijkheid verwijderd keurkorps van fijn besnaarden. Tegen het kruit is geen poëzie gewassen.
Ik verlang ernaar poëzie te gaan schrijven waarin verslag wordt gedaan van hedendaagse gruwelijkheden. Poëzie die echt van deze tijd is. Poëzie als een vorm van journalistiek. De door prikkeldraad tegengehouden vluchtelingen, de moordpartij in de Bataclan, de bombardementen op Syrië, alles zou daar zijn plaats in moeten vinden. Poëzie gevoed en besmeurd door wat er op aarde gebeurt."
Een aantal columns verder lukt het hem ook.
ZAVENTEM
Afgerukte arm bot en bloed
laaiend vuur in de vlieghal
zij zit met het hoofd van haar kind in handen
schedel beroofd van dromen
hij merkt in een tel van eeuwigheid
dat zijn benen ontbreken
en sterft
bommengordels aangegord
bliezen de baarden zich rechtvaardig op
puur en genadeloos in hun jacht op maagden
zullen wij ook zo paradijsgericht zijn?
god ontferm u
en schaf religie af.
Nog iemand verbaasd dat ik deze dichter bewonder?
Remco Campert - Zonder roken bij mij geen poëzie. Amsterdam, D Bezige Bij, 2016. Pb., 140 pg. ISBN:978-90-234-98506. (Columns eerder verschenen in De Volkskrant).
© Jannie Trouwborst, november 2016.
Ik lees Nederlands: 42/35.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten