zaterdag 17 maart 2018

Joke J. Hermsen - Rivieren keren nooit terug

Joke Hermsen is schrijfster en filosofe. Beide disciplines beoefent ze, niet alleen los van elkaar, maar ook als elkaar versterkende elementen, in haar romans en essays. Haar vlotte pen maken essays als Windstilte van de ziel (KLIK HIER) en Melancholie van de onrust prettig leesbaar, ook voor lezers zonder een gedegen filosofische opleiding. In haar romans voegt ze daar nog een behoorlijke portie psychologie aan toe zoals in De liefde dus en Blindgangers (KLIK HIER). Ook in Rivieren keren nooit terug vinden we deze kenmerkende elementen uit de andere romans terug.


Ella Theisseling heeft grote moeite de dood van haar vader te verwerken. Het lukt haar niet te rouwen. Komt het doordat ze niet bij zijn sterven aanwezig was, is het de houding van haar moeder, of zijn het de tegenstrijdige gevoelens ten aanzien van hem?  Waarom zijn haar herinneringen aan hem en aan haar jeugd, zo verwarrend? Welke rol hebben ze gespeeld in haar verdere leven? En hoe moet ze nu verder? Om dat te ontdekken besluit ze er een poosje tussenuit te gaan. Ze gaat terug naar een plek waar ze goede herinneringen aan bewaart: naar de oevers van rivier de Gard in de Midi, waar de familie jarenlang de zomervakantie doorbracht en ze haar eerste liefde beleefde.

Via Parijs reist ze per auto in een rustig tempo af naar het zuiden. Onderweg koopt ze een schrift, dat ze wil gebruiken als dagboek van de reis. Maar als ze beseft hoe belangrijk de herinneringen zijn die naar boven komen, besluit ze het schrift ook daarvoor te gebruiken. Daartoe draait ze het schrift om en begint met het noteren daarvan achterin. Ze beschouwt het als een symbool van haar zoektocht: ergens in het midden zullen heden en verleden bij elkaar komen. Ook in de structuur van de roman werkt het zo: heden en verleden wisselen elkaar af, waarbij het verleden niet chronologisch gepresenteerd wordt, maar zoals het zich, vaak via associaties, aandient.
De jeugdherinneringen zijn geschreven in de ik-vorm en de tegenwoordige tijd, alsof ze haar nog levendig voor de geest staan. De reis in de zij-vorm en de verleden tijd, waaruit we al symbolisch af mogen leiden, dat ze deze zoektocht achter zich gelaten heeft. Dat ze er gelouterd als een anders mens uit zal komen. En dat de herinneringen altijd een onderdeel van haar toekomstige leven zullen zijn.

Voor mij was het eerste hoofdstuk in het eerste van de vijf delen die het boek telt een waar hoogtepunt. Zelden heb ik iets gelezen dat zo goed weergeeft hoe pubers zich voelen en gedragen. Hoe ouder je wordt, hoe moeilijker je daarbij lijkt te kunnen komen. Maar dit was herkenbaar en roept direct je eigen herinneringen naar boven. Het laatste hoofdstuk, waarin Ella de balans opmaakt en de toekomst weer met vertrouwen tegemoet durft te zien, is eveneens een hoogtepunt. Wat niet wil zeggen dat er daar tussenin geen bijzondere stukken voorkomen.

Naast deze hoofdlijn zijn er nog enkele andere draadjes die het verhaal een zekere spanning moeten geven: hoe was het verloop van haar jeugdliefde, ziet ze hem ook nog terug? Bestaat er een verwantschap tussen haar vader en een Franse baron? Heeft hij Russisch bloed? Is ze wellicht familie van een schilder uit die familie waar ze bij toeval op afstudeerde? Of is dat geen toeval? En dan is er nog een ontmoeting met een Spaanse antiquair die op zijn beurt weer een steentje bijdraagt aan haar catharsis.

Ik weet zeker dat lezers met een klassieke scholing op veel intertekstuele verwijzingen zullen stuiten. Ook degenen die hun jaarlijkse vakanties in Frankrijk doorbrengen zullen ongetwijfeld meer genieten van de cultuurhistorische plekken die Ella tijdens haar reis aandoet. Het beeld met de beschadigde Januskop dat ze in een van de plaatsen ziet, herken ik nog wel als symbool voor haar reis. Hoe kun je naar de toekomst kijken, als je het verleden geen plaats kunt geven. Ook mijn kennis van kunstgeschiedenis is beperkt, terwijl ook dat een rol speelt in het verhaal. Naar mijn idee meer als aankleding, dan als symboliek. Maar ook dat kan ik mis hebben.

Toch heb je die kennis niet perse nodig om van de filosofische en psychologische kanten te genieten. En van de schrijfstijl. Mooie meanderende zinnen, waarin natuurschoon, gedachten, herinneringen, indrukken en gevoelens tot uitdrukking worden gebracht. Na de laatste bladzijde overviel me een bepaalde melancholie en de behoefte mijn eigen herinneringen eens te bekijken.
Maar ook om op een filosofische manier naar het fenomeen herinnering te kijken. Wat gebeurt er als je herinneringen opschrijft? Worden het daarmee gestolde waarheden? Terwijl herinneringen toch soms ook veranderen in de loop van een leven. Het leven kan alleen maar achterwaarts worden begrepen, terwijl we het voorwaarts moeten leven (Søren Kierkegaard) ondervindt ook Ella. 
Rivieren keren nooit terug, luidt de titel. En hoewel de rivier niet lijkt te veranderen, is het water dat er nu door stroomt niet hetzelfde als dat van vroeger. Wat wel blijft, is de rivierbodem waarop Ella staat als ze in het laatste hoofdstuk haar conclusies trekt.

"Tijd is stromend water, maar haar herinneringen vormden de bodem, met kleinere en grotere obstakels, stenen, leem en zand, waarlangs het water zijn weg zocht. Elke druppel water die aan haar voorbij raasde, had over de bodem van het verleden geschraapt, over de zachte en de scherp uitstekende stenen en had daar iets losgewoeld en opgenomen zijn stroom, een stukje mos, een korrel zand, en dit alles bepaalde het moment waarin ze zich nu bevond. Ze kon die stenen en obstakels niet wegpoetsen of doen alsof ze niet bestonden. Het water moest erover heen stromen, en er telkens opnieuw zijn gang langs zien te vinden. Dit is het moment, dacht ze, waarop het verleden nog nakolkt, maar de toekomst als een vermoeden, net na de bocht gelegen, al voelbaar wordt."

Joke J. Hermsen - Rivieren keren nooit terug. Amsterdam, Arbeiderspers, 2018. Pb., 262 pg., 978-90-295-0543-7

© Jannie Trouwborst, maart 2018.

zondag 11 maart 2018

Jan Terlouw - Natuurlijk

De Boekenweek 2018 heeft als thema Natuur. Een goed gekozen thema dat tal van invalshoeken kent. Met aan de ene kant de schoonheid en wonderen der natuur en onze beleving van wat ons zo vanzelfsprekend lijkt te omringen en waar we een onlosmakelijk onderdeel van zijn. Maar dat ons ook met neus op de feiten drukt: we leven in een periode die doorslaggevend kan zijn voor het bestaan van menselijk (en ander) leven op aarde.

De catalogus van de boekhandel staat vol met prachtige boeken over het onderwerp. Niet zo'n gek idee om jezelf (of een ander) te verwennen met één van de vele titels. En natuurlijk krijg je dan ook het boekenweekgeschenk cadeau, dit jaar geschreven door Griet Op de Beeck. Ik ben er nog niet in begonnen, maar kijk daar wel naar uit. Eerst wilde ik iets anders lezen.


Zoals elk jaar is er ook dit jaar weer een essay verschenen over het thema. Met als ondertitel: Een ode aan de natuur en een pleidooi voor duurzaamheid, schreef Jan Terlouw het, met als titel: Natuurlijk. Het is een hartstochtelijk pleidooi om de aarde in betere staat achter te laten voor volgende generaties. In 64 pagina's en 6 hoofdstukken legt Jan Terlouw uit hoe we bezig zijn de natuur te overvragen en wat de gevolgen daarvan zijn, niet alleen in de toekomst (als we niets doen) maar ook nu al. Zijn uitleg is helder en zijn voorbeelden aansprekend. Het is een dwingende oproep aan zowel de individuele burger als aan de politiek. Geen belerend vingertje, maar een uiting van zijn grote bezorgdheid om de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.

Laat het maar aan Jan Terlouw over om daar op een prettig leesbare manier over te schrijven. Nog altijd vindt hij Nederland een van de mooiste landen van de wereld. Het groen, het water, de dijken, de jagende wolken, de wisseling der seizoenen, het fascineert hem mateloos. Hij kan er bevlogen over schrijven. Maar hij is ook bezorgd, want de natuur is in gevaar. Het tijdperk van het Antropoceen is aangebroken: het menselijk handelen heeft inmiddels een allesbepalende invloed op de toestand van de aarde. Wat de aarde in 4,5 miljard jaar heeft ontwikkeld, is in de afgelopen eeuw in rapt tempo verwoest. De klimaatverandering is een feit. Het is niet te laat, maar het is wel de hoogste tijd voor drastische maatregelen.
Hij maakt duidelijk dat het een kwestie is van de juiste keuzes maken: technisch en economisch is het heel goed mogelijk om een ommezwaai te maken naar een duurzame wereld: er is overvloed en we kunnen bijna alles. Het echte probleem is politiek en maatschappelijk. De bevolking moet weten wat er aan de hand is en welke gevaren hun nakomelingen bedreigen. Daarvan ligt een eerste verantwoordelijkheid bij de politici. Niet een toekomstige stembusuitslag, maar de veiligheid van de bevolking op lange termijn zou het uitgangspunt moeten zijn bij het nemen van maatregelen. Kiezers informeren en een langetermijnvisie presenteren en daarbij leidend optreden. Daar ontbreekt het tegenwoordig nogal aan.

Hoewel de boodschap serieus is en ons een sombere toekomst voorspelt als er niet snel iets verandert, maakt Terlouw ons ook deelgenoot van zijn vertrouwen in de jeugd. Zij zijn het die nieuwe manieren en kansen zien om deze dreiging aan te pakken en daar enthousiast mee aan de slag gaan. Als er één generatie is die het tij nog kan keren, zijn zij het.

Daarom heeft zeker zin om gelijk met het mooie natuurboek dat je jezelf cadeau doet deze week, ook het essay van Terlouw aan te schaffen, het kost maar € 3,50. En misschien zelfs wel meer exemplaren, om uit te delen aan je kinderen en kleinkinderen. Zodat ze op de hoogte zijn van wat er speelt en wat zij eraan zouden kunnen doen. En aan welke politici zij het vertrouwen willen geven om namens hen de juiste maatregelen te nemen voor het veilig stellen van hun toekomst.

Jan Terlouw - Natuurlijk. Amsterdam, CPNB/De Kring, 2018. Pb., 64 pg. ISBN:978-90-5965-434-1.

© Jannie Trouwborst, maart 2018.

vrijdag 23 februari 2018

Anita Terpstra - Het huis vol

Hoe hebben mijn grootouders dat klaargespeeld, vraagt Anita Terpstra zich af, als ze zelf moeder wordt en zich realiseert dat zowel haar vader, als haar moeder in een wel heel groot gezin opgroeiden. Bij haar vader Sake waren ze met 7 kinderen en bij haar moeder Geertje met zelfs 14. En hoe was het voor de kinderen? Was het gezellig, kregen ze wel voldoende aandacht en welke invloed heeft het gehad op hun volwassen leven? Was er verschil tussen de oudste of de jongste zijn? En hoe gaan ze nu met elkaar om?


Niet alleen de familieband wakkert haar nieuwsgierigheid aan. Het feit dat ze journalist is, is uiteindelijk de reden om te proberen er meer over te weten te komen en er een boek over te schrijven. Daarvoor heeft ze de hulp van haar ouders, tantes en ooms nodig. Bijna allemaal stemmen ze toe en vertrouwen haar hun verhalen toe. Van de 21 werken er 18 mee: haar oudste tante is verstandelijk beperkt, één oom is al overleden en één oom wil niet. Vanwege te pijnlijke herinneringen, vermoedt ze. De anderen zijn openhartig genoeg om haar een indringende blik op het leven in hun grote gezin te gunnen. Anita Terpstra heeft met Het huis vol, een geschiedenis van het naoorlogse grote gezin met behulp daarvan een boeiend verslag geschreven.

In het voorwoord gaat ze in op de dilemma's waarmee ze te maken krijgt. Haar familieleden hebben haar in vertrouwen genomen, maar moet alles wel verteld worden? Er zijn zeker pijnlijke waarheden bij, maar ook onderlinge ruzies en zaken die iedereen zich net even anders herinnert. Gesprekken met vreemden, die ook uit zulke grote gezinnen komen, sterken de journalist in haar, om toch door te zetten, met zoveel mogelijk respect voor alle betrokkenen.

Eerst komt het gezin van haar moeder, de familie Borger aan de beurt. Na een stamboom (die heel handig is bij het lezen) vertelt Anita Terpstra steeds het verhaal van één kind tegelijk, te beginnen met de oudste. Dat blijkt een goede strategie. Elk kind krijgt zo volop de aandacht die er vroeger niet was, zonder de anderen als stoorzender er doorheen. Het maakt het eigen verhaal zuiverder, persoonlijker. En ook vaak anders dan dat van de broers en zussen. Maar erg is dat niet: het gaat om de ervaring, niet om het achterhalen van een gemene deler.

Het tweede deel is voor de familie van vaderszijde, de familie Terpstra. De structuur is hetzelfde. Het verhaal is anders door het vroege overlijden van moeder Aaltje, waardoor vader Dorus alleen voor zijn 7 kinderen moest zien te zorgen.

Tussen de verhalen van de afzonderlijke kinderen staat steeds een informatief hoofdstuk met feitelijke gegevens over een besproken onderwerp, zoals Grote gezinnen en de invloed van de kerk, Het huishoudboekje, Vernoemen, Gezinsverzorgster, Roken, enz. Intermezzo's, die de verhalen aanvullen of juist tonen waar ze afweken van de norm.

De manier waarop Anita Terpstra de verhalen van de broers en zussen vorm gegeven heeft, maakt dat het een prettig leesbaar boek is geworden. Elk verhaal is een combinatie van een korte weergave van de situatie nu en van haar gesprek daarover met de betrokkene enerzijds en een deels gefictioneerde weergave van de anekdotes en herinneringen anderzijds. Deze keuze maakt het mogelijk je in te leven in de gebeurtenissen die de kinderen uiteindelijk gevormd hebben, schrijnende verhalen vaak, die ze niet altijd zo ervoeren destijds, maar die nu vragen oproepen, bij de één meer dan bij de ander. 

"Achter haar klinkt het geluid van fietsbellen en stemmen. Geeske draait zich om en ziet een groepje fietsers naderen. Met haar hand beschermt ze haar ogen tegen de felle zon.
Hé, Geeske ga je mee?
Ze geeft geen antwoord. Ze gaat niet meer naar school. Ze wil graag schooljuf worden, maar ze moet ma helpen. En niet alleen ma. Ze wordt overal naartoe gestuurd om te poetsen. Naar Geertje, of naar haar schoonzus Nienke. 
Ze pakt een handdoek en hangt hem met knijpers aan de lijn. Het wasgoed wappert vrolijk."

Het verschil  tussen de jongsten en de oudsten is duidelijk aanwezig, ook als ze eenmaal volwassen zijn. Ze hebben onderling niet veel contact meer, het grote gezin is in groepjes uiteen gevallen. Het leeftijdsverschil is vaak gewoon te groot. Maar ook karakters spelen mee en de taak die ze in het gezin moesten vervullen.

Het komt allemaal helder naar voren en geeft ongetwijfeld een herkenbaar beeld voor wie opgroeide in een dergelijk groot gezin, dat met moeite de eindjes aan elkaar wist te knopen. Het boek doet een beetje denken aan Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer (KLIK HIER), waarin deze schrijfster het grote katholieke gezin van haar vader aan het woord laat, over hun jeugd en over de manier waarop ze nu gezamenlijk hun moeder verzorgen die na een hersenbloeding niet meer kan spreken. Die verzorging is de rode draad waar de rest van de roman omheen gecomponeerd is.
In het huis vol ontbreekt die rode draad. Of het moest de armoede zijn en de overlevingsdrang die niet alleen de grootouders maar ook de kinderen kenmerkt. Maar het verhaal over deze beide Friese families is minstens zo boeiend geschreven. En niet alleen als herkenning voor kinderen uit vergelijkbare gezinnen.

Anita Terpstra - Het huis vol. Een geschiedenis van het naoorlogse grote gezin. Amsterdam, Hollands Diep, 2018. Pb., 286 pg., ills. ISBN:978-90-488-4254-4.

© Jannie Trouwborst, februari 2018.

maandag 12 februari 2018

Paul Rem - Anna Paulowna, kleurrijke koningin

In de winter van 2016 bezochten we het Spoorwegmuseum in Utrecht. Het leek in niets meer op het saaie museum dat ik ooit als kind met mijn bij de Spoorwegen werkende vader bezocht. Het is getransformeerd in een levendig museum, dat zeker ook bij kinderen in de smaak zal vallen. Een verslag van ons bezoek vind je HIER.

Voor mij was één van de hoogtepunten de luxe treinwagon van Koningin Anna Paulowna, de vrouw van Koning Willem II. We mochten allemaal (zo'n 12 personen) plaatsnemen in het Koninklijke Rijtuig op de met blauw fluweel beklede banken en in de fauteuils. Aan de hand van veel mooi uitvergrote foto's vertelde een vlotte museumgids ons het verhaal van Anna Paulowna en haar rijtuig. Zelfs de kinderen luisterden geboeid en uit de vragen die ze stelden bleek dat ze het goed konden volgen.

Weer thuis probeerde ik meer informatie over deze voor mij redelijk onbekende koningin te vinden. Uiteraard hebben we daar Wikipedia voor, maar ik hoopte op een boek. Die waren er nauwelijks. Wel ontdekte ik dat er gewerkt werd aan een tentoonstelling over haar leven in Paleis Het Loo in het najaar van 2016. Ik besloot daar maar op te wachten.
Maar zoals dat vaker gebeurt terwijl je druk bent met allerlei andere zaken: ik vergat het weer en nu is het te laat: de tentoonstelling is allang afgelopen.

Enkele weken geleden zag ik in de Nieuwsbrief van De Leesclub van Alles de aankondiging van een recensie over het boek Anna Paulowna, een kleurrijke Romanov aan het Nederlandse hof, dat bij deze tentoonstelling geschreven werd door Paul Rem (KLIK HIER). Daaruit bleek dat het niet alleen een mooi uitgegeven boek was, zoals je van Waanders kunt verwachten, met heel veel foto's van de tentoongestelde voorwerpen, maar ook een vlot geschreven verhaal over deze aparte koningin. Die het feit dat ze een telg was van het Russische keizerlijke Huis Romanov belangrijker achtte voor haar aanzien, dan het feit dat ze koningin der Nederlanden was.

Op een heel toegankelijke manier beschrijft Paul Rem haar hele leven. We lezen over de achtergronden van dit huwelijk, over de relatie tussen de echtelieden, het verdriet om het verlies van kinderen en tenslotte ook haar echtgenoot. Maar ook haar exorbitante smaak en hang naar luxe. Het is goed mogelijk je een beeld van deze vorstin te vormen, mede door de grote hoeveelheid brieven die er van haar bewaard zijn gebleven en die Paul Rem hier en daar aanhaalt.

Het is geen complete biografie, ook geen historische roman, maar Anna Paulowna (1795-1865) komt zo toch echt wel een stuk dichterbij. In onze geschiedschrijving bleef ze altijd een beetje in de schaduw. Tijdens haar leven zorgde ze er juist voor dat ze haar glansrol kon spelen. Op haar tijdgenoten maakte ze een onuitwisbare indruk.

Mijn nieuwsgierigheid naar haar persoon is met dit boek voldoende bevredigd. Al sluit ik niet uit, dat als er ooit nog eens een (leesbare) biografie of een historische roman over haar leven verschijnt, ik die ook graag zal lezen. Maar het besef dat Koning Willem Alexander afstamt van een Russische Grootvorstin, daar was ik me eigenlijk nooit zo van bewust. Dat maakt dat biertje met Poetin tijdens de Olympische Spelen ineens een stuk begrijpelijker. Of juist niet?

Paul Rem - Anna Paulowna, een kleurrijke Romanov aan het Nederlandse hof. Zwolle, Waanders - Apeldoorn, Paleis Het Loo, 2016. Uitg. ter gelegenheid van de tentoonstelling Anna Paulowna, kleurrijke koningin. Met lit. opg., reg.. 128 pg, kleurenfoto's. ISBN:978-94-6262-098-8.

© Jannie Trouwborst, februari 2018.

N.B. Het boek is te leen via de bibliotheek.

zaterdag 10 februari 2018

Andreas Oosthoek - Witheet nadert de ijsberg

Wie schrijft, die blijft, luidt het gezegde. Niet altijd is dat waar: van sommige bestsellerauteurs horen we nooit meer iets en hun boeken zijn na een aantal jaar vergeten. Dan zijn er de kundige volhouders, die met enige regelmaat een geslaagde titel aan hun oeuvre toevoegen. Maar er is nog een heel speciale, derde categorie. Daartoe behoren de Zeeuwse Andreas Oosthoek en Rinus Spruit. Ze schreven wel, maar voelden niet de behoefte er mee naar buiten te treden. Totdat ze, eenmaal op leeftijd gekomen, hun geschriften herontdekten. Op stoffige zolders of in lang niet geopende bureauladen en zij begrepen of voelden dat hun verhalen het waard waren verteld te worden aan latere generaties. Dankzij uitgeverij Cossee zagen zo hun (deels autobiografische) romans het licht.

Ik heb het over de Rietdekker, Een dag om aan de balk te spijkeren (KLIK HIER) en Broeder schrijf toch eens (KLIK HIER) van Rinus Spruit (Nieuwdorp, 1946) en Het relaas van Solle (KLIK HIER) en Vuurland (KLIK HIER) van Andreas Oosthoek (Nieuwdorp, 1942). Cossee gaf al deze boeken uit tussen 2009 en 2017. Van Spruit was nog niet eerder iets verschenen, van Oosthoek, voormalig hoofdredacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant wel: de poëziebundel De bladen terug (1987) en enkele andere bibliofiele bundels. Na het succes van Vuurland (2016) en Het relaas van Solle (2015) wist Cossee hem over te halen ook zijn poëzie uit te geven. 

In het interview achter in het boek merkt Oosthoek op dat hij het niet eens is met de ondertitel van de dikke, gebonden bundel van 277 pagina's. Bij "Verzamelde gedichten" denk je in de eerste plaats aan alles wat de dichter ooit geschreven heeft. Dat is hier niet het geval. Het gaat om een keuze, er is nog veel meer. Het zijn voornamelijk gedichten van tussen 1959 en 2017.
Wie Vuurland en Het relaas van Solle gelezen heeft, herkent de thema's en verhalen uit die boeken. Het verloren gewaande manuscript van Het relaas van Solle werd geschreven in 1974 en Vuurland dateert oorspronkelijk uit 1965, kort na zijn vertrek bij de identificatiedienst, als afscheid van die hectische en soms slopende periode van zijn jeugd. Een aangrijpend verhaal over een voor velen nog onbekend onderdeel van het Nederlandse leger, waarbij dienstplichtige soldaten de overblijfselen van gesneuvelde soldaten van alle nationaliteiten moesten veiligstellen, identificeren en herbegraven op een centrale begraafplaats of overdragen aan familieleden. Een uiterst zware taak, waartegen niet iedereen opgewassen was.

De bundel is niet chronologisch samengesteld, maar bestaat uit 8 thematische delen. Het verband met de beide romans is soms duidelijk: In deel II Landelijk vertier & een beetje stad wordt het Zeeuwse land rond zijn ouderlijk huis beschreven, zijn jeugd daar, de vreugde en schoonheid van het landelijk leven, maar ook hier en daar de Franse steden. Herkenbaar is het duidelijke verband met Het relaas van Solle. Dat deel VII Vuurland verband houdt met zijn andere roman spreekt voor zich. De compacte vorm van een gedicht over dezelfde gebeurtenissen als in het proza van de roman maakt het bij de lezer opgeroepen gevoel nog intenser.

Zo'n dikke dichtbundel lees je niet in korte tijd uit. Het is voor mij dan ook niet mogelijk de gehele bundel te bespreken. Ik heb mij beperkt tot Vuurland en daar de overtuiging uit geput dat er nog genoeg over blijft om van te genieten en te bewonderen. Een citaat daaruit ter illustratie. Ook zonder het lezen van Vuurland zijn de gedichten goed te begrijpen, maar ik kan me zo voorstellen, dat het lezen van de bundel ook aan kan zetten tot het lezen van de romans. Andreas Oosthoek zelf zegt, dat er voor hem geen onderscheid is tussen proza en poëzie.
De bundel sluit af met Aantekeningen bij sommige van de gedichten, de beantwoording van een aantal vragen aan de dichter opgetekend door de uitgever en een verantwoording van de keuze.

Unbekannter Soldat

Zeventien was hij en is hij - doodstil en
scheef gezakt - gebleven, al jaren op een
hoopje, steeds brozer, brosser, en wat lichter
in het leven, nog goed verzorgd: zo fraai
bewaard de bajonet in blanke olie en alle
bleke kootjes netjes in de wollen wanten.

Te laat had hij geleerd dat zeeën grijs en 
groen en al te zelden blauw zijn, de bomen
rood en wolken niet van rulle sneeuw, te
laat geleerd dat vroeger alles beter was,
vooral de toekomst: Gott mit uns en met
de lamme leden, de krampen in het kruis.

Zijn troep zwaaide waanzinnig met een
witte vlag die viel waar hij gevallen was.

Andreas Oosthoek - Witheet nadert de ijsberg, verzamelde gedichten. Amsterdam, Cossee, 2018. Geb.,  277 pg., isbn:978-90-5936-757-9.

© Jannie Trouwborst, februari 2018.

woensdag 31 januari 2018

Elke Geurts - Ik nog wel van jou

Met het werk van Elke Geurts (1973) maakte ik kennis via de roman De weg naar zee (2013). Ik was erg onder de indruk van het aangrijpende verhaal over de eenzaamheid van een jonge moeder van een verstandelijk beperkt dochtertje in een maatschappij die daar weinig begrip voor heeft. Haar vertelstijl sloeg meteen aan: geen woord teveel, alle ruimte voor de lezer om zelf in te vullen welke gevoelens meespelen in de dramatische afloop. (Mijn recensie vind je HIER). Ook haar verhalenbundels mogen er zijn: Het besluit van Dola Korstjens (2008), Lastmens (2010) en Lastmens & andere verhalen (2015). Al haar boeken werden voor belangrijke literaire prijzen genomineerd.


Jarenlang hield Elke Geurts een weblog bij onder de titel Elke dag. Ik las het graag. En hoewel je er nooit blindelings van uit mag gaan dat een schrijver in een weblog de waarheid vertelt, werd ik sluipenderwijs het verhaal ingetrokken dat uiteindelijk via de columns in Trouw naar buiten kwam en dat verwerkt is in de autobiografische roman Ik nog wel van jou. Het weblog stopte en sinds kort staan de columns van Trouw ook op de site van de uitgever Lebowski. Ik vroeg me af of het boek me met deze voorkennis nog wel zou kunnen boeien. Dat bleek alleszins mee te vallen.

Waar gaat het over? Na vierentwintig jaar het leven met E. gedeeld te hebben, laat Man haar weten dat hij weg wil omdat hij niet meer van haar houdt. Zij schrikt er enorm van, gelooft het niet echt en blijft hopen dat het weer goed zal komen. Meer dan een jaar duurt het proces van twijfel, afstand nemen, toenadering zoeken, nieuwe omgangsvormen vinden, bemiddeling inschakelen en vooral van hoop van de zijde van E. "Ik hoopte hem terug te schrijven in ons leven, om weer een compleet gezin te vormen met onze beide meisjes". Maar hoezeer ze haar best ook doet, ze moet met het onvermijdelijke leren omgaan.

De vertelstijl is net zo bijzonder als in haar eerdere werk. Niet altijd is direct duidelijk wat ze fantaseert en wat echt gebeurt. Heel typerend zijn de momenten waarin ze zichzelf aanduidt met "de vrouw" of "zij". Het zijn de ogenblikken waarin ze zichzelf niet meer herkent, zozeer wringt ze zich in allerlei bochten om het tij te keren. Als ik de inhoud vergelijk met wat ik me herinner uit het weblog-dagboek valt me op dat de meisjes (6 en 10 jaar ongeveer) een iets bescheidener rol hebben gekregen. Hun verdriet, onbegrip en verwerking komt zeker aan bod, maar minder prominent. Misschien om ze te beschermen tegen de buitenwereld die meeleest. Heel begrijpelijk. In het dagboek waren dat vaak de passages die mij het meest raakten.

Het boek is bepaald geen verzameling columns of dagboekaantekeningen: de schrijfster speelt afgewogen met de chronologie. Er zijn voldoende flashbacks om ook de achtergronden van Man en E. en het verloop van de twintig jaar voor het "nulmoment" te leren kennen. Tegelijkertijd is het een verslag van een slopende en slepende echtscheidingsprocedure. Met alle onzekerheden, hoop, verdriet, woede, rouw, onbegrip, liefde en haat die daarbij horen. Heel navoelbaar, maar zonder zelfbeklag en vooral niet bedoeld als leidraad voor wie iets dergelijks overkomt. Als er iets duidelijk wordt in deze roman, dan is het wel dat elk mens uniek is, dat elke relatie uniek is en dat uiteraard elke scheiding dat ook is. Het is een compleet verhaal geworden, met een einde dat op berusting lijkt te wijzen, maar dat tegelijkertijd een schrijnend gemis toont.  Een verhaal dat naar haar overtuiging ook heel anders had kunnen lopen, dat niet zo had hoeven te eindigen.

Wat een bijzondere prestatie om op deze manier een persoonlijk drama om te zetten in literatuur. Het komt wel goed met Elke Geurts.
Overigens: ook de prachtige symbolische omslag verdient een compliment!

Elke Geurts - Ik nog wel van jou. Amsterdam. Lebowski. 2017. Pb., 254 pg., isbn:978-90-488-3533-1.

© Jannie Trouwborst, januari 2018.

maandag 15 januari 2018

Margareta Magnusson - Opruimen voor je doodgaat

Gechoqueerd door de titel van dit boekje? Dat is nergens voor nodig. Met de nodige humor en veel praktisch inzicht beschrijft Margareta Magnusson hoe je je op een goede manier kunt voorbereiden op het onvermijdelijke: door bijtijds te beginnen met opruimen van alles wat je een leven lang verzameld hebt, om te voorkomen dat je je nabestaanden opzadelt met een taak waar ze geen weg mee weten en vaak ook geen tijd voor hebben. Maar ook om achteraf te inventariseren wat echt belangrijk was in  je leven. Zelf is ze nu "tussen de 80 en 100", maar beginnen rond je 65ste is het meest ideaal, stelt ze. Je hebt dan (hopelijk) nog voldoende tijd om het traject langzaam en heel bewust te doorlopen.


Door de overweldigende hoeveelheid spullen die de huidige generaties zich kunnen veroorloven en dus ook aanschaffen is er een nieuwe beroepsgroep ontstaan: opruimcoaches en in het kielzog daarvan kennen we inmiddels ook opruimgoeroes, zoals Marie Kondo. Ieder van hen heeft haar eigen overtuigingen, aanpak en werkwijze. Er is zelfs een heuse opleiding voor!

Pas toen ik het boekje van Margareta Magnusson las, begreep ik dat er geen algemeen geldige regels te geven zijn voor de manier waarop mensen zouden moeten "ontspullen", zoals het tegenwoordig heet. Het is niet alleen een kwestie van verschil van karakter dat de een zweert bij de Japanse Marie Kondo en de ander bij één van de vele opruimcoaches die ons land telt. Wat vergeten wordt bij de algemene opruimadviezen zijn de generatieverschillen. 

Net als de schrijfster heb ik inmiddels meegeholpen met het opruimen van de spullen van mijn grootouders, schoonouders en ouders. Zij waren van de generatie die zuinig was op hun spullen en er duurzaam mee omging en van alles bewaarde, omdat het misschien ooit nog eens van pas kwam. Er was dus heel wat uit te zoeken voor ons en te bepalen wat er mee moest gebeuren. Ook ontstond er gemakkelijk verschil van mening over wat er met bepaalde zaken moest gebeuren. En dan de foto's, boeken, papieren en persoonlijke zaken: allemaal dingen die zorgvuldig uitgezocht moesten worden. Ik ben er nog steeds niet klaar mee... Daar wil ik dus mijn kinderen niet mee opzadelen.

Ook ik weet niet waar te beginnen, maar aan de adviezen van de huidige generatie opruimcoaches heb ik niets. Ik heb geen overvolle kledingkast, mijn keukeninventaris is praktisch en beperkt. Het aantal prulletjes valt ontzettend mee, speelgoed is er net genoeg om de kleinkinderen een dagje zoet te houden, net als een aantal bordspelletjes en puzzels. Waar ik veel te veel van heb is van papier: boeken, tijdschriftjaargangen, wandelkaarten, toeristische informatie, administratie, foto's, brieven, dagboeken, ansichtkaarten en postzegels. Voor de suikerzakjes heb ik inmiddels een goede bestemming gevonden.

Maar nu heb ik een generatiegenoot gevonden die me de hand reikt en op een nuchtere manier de weg wijst in de chaos die me verlamt. Eén aspect uit haar boekje kwam ik nog nergens tegen: neem er de tijd voor: het hoeft niet snel, laat je niet opjagen, maar ga wel door. Als ik mijn troep overzie, dan zou ik er snel vanaf willen, zien dat ik vorderingen maak, maar ik weet ook dat dat een illusie is. Op deze leeftijd neem je namelijk niet alleen afscheid van willekeurige, overbodige spullen, maar ook van het leven dat achter je ligt. Langzaam opruimen helpt je dat te overzien en er vrede mee te hebben, dat het onvermijdelijke eraan zit te komen. Dat is niet triest of iets om somber over te zijn, het is eigenlijk een stoïcijns standpunt. Echt genieten van de tijd die je nog gegeven is, kan alleen als je beseft dat die nu echt bijna op is. En als je dan door je spullen gaat, weggeeft wat anderen graag ontvangen, pijnlijke herinneringen afsluit, fijne omarmt en zorgt dat je kinderen niet teveel werk hebben aan het opruimen van de rest of ruzie krijgen over de nalatenschap, dan kun je in alle rust genieten van je laatste levensjaren. Dat is toch mooi?

Margareta Magnusson - Opruimen voor je doodgaat: De edele Zweedse kunst van döstädning. Vert. door Nico Groen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2017. Geb., 144 pg., ISBN:978-90-234-5079-5.

© Jannie Trouwborst, januari 2018