Het Openlucht Museum in Arnhem beijvert zich de geschiedenis van Nederland te vangen in authentieke gebouwen, voorwerpen en ware verhalen. Van twee eeuwen geleden tot heel recent. Aan het eind van de 19de eeuw veranderde Nederland in razend tempo. De industriële revolutie bracht naast vooruitgang en welvaart problemen met zich mee op het gebied van de volkshuisvesting. Dat is te zien aan één van de laatste aanwinsten van het museum: twee hoge panden uit de Amsterdamse Jordaan. Aan de achterzijde verbergen ze de restanten van drie 18de-eeuwse arbeiderswoningen. De nauwe Pottenbakkersgang tussen de twee panden leidt naar deze 'achterbuurt'. Van de vele sloppen die de Jordaan rijk was, is dit het laatst overgebleven exemplaar.
De Pottenbakkersgang is genoemd naar pottenbakkers die hier in de 17de eeuw werken. Dergelijke smalle stegen leiden naar woningen op achtererven, gebouwd voor arbeiders. Door overbevolking en armoede raken ze in de 19de eeuw verkrot. Omstreeks 1900 wonen er aan de Pottenbakkersgang negen gezinnen in erbarmelijke omstandigheden, de harde realiteit achter de idylle van de gezellige Jordaan.
Het is de idealistische Arie Keppler (Amsterdam, 1876 - 1941) die zich het lot van deze mensen aantrekt. Van 1915 tot 1937 is hij directeur van de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam. Onder zijn leiding worden in Amsterdam meer dan 30.000 woningen voor arbeiders gebouwd. Hij is ook de drijvende kracht achter Asterdorp. Een woonexperiment dat heden ten dage gemengde gevoelens oproept.
Stephan Steinmetz promoveerde begin 2016 op het onderwerp Asterdorp aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift is in iets beknoptere vorm uitgegeven onder de titel: Asterdorp: een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering. Van het fysieke Asterdorp rest alleen nog de toegangspoort, maar dankzij het boek wordt deze wrange Amsterdamse geschiedenis voor de vergetelheid behoed. En dat is nodig, vindt Steinmetz, want de vraag: 'Hoever mag de overheid het privéleven van burgers betreden?' is actueler dan ooit.
Het boek begint met een overzicht van het voortraject. Tijdens zijn studie Civiele Techniek aan de Polytechnische School in Delft maakt Keppler kennis met de woningnood onder de arbeidersgezinnen in de grote steden aan het eind van de 19de eeuw. Hij raakt overtuigd van de maakbaarheid van de samenleving en probeert daar met zijn invloedrijke medestanders iets aan te doen. Geld nog moeite worden gespaard om ook arbeiders een prettige woonomgeving te geven in Tuindorpen, met veel groen en gebouwd door bekende architecten. Aandacht ook voor de politieke spelletjes en onenigheden, vriendjespolitiek en bureaucratie. Het beeld dat we van Keppler krijgen, is dat van een koppige doorzetter, niet gemakkelijk om mee te werken en soms zo verblind door zijn idealen, dat hij weigert consequenties te trekken uit tegenvallende resultaten.
Want wat blijkt? De arbeiders worden uit hun krotten gehaald (die dan voor het eerst de term 'Onbewoonbaar verklaarde woning' krijgen). Velen vinden onderdak in de nieuw gebouwde woningen en aarden er snel. Maar een aantal gezinnen blijkt niet goed voor de nieuwe woning te kunnen zorgen. In 1927 verrijst daarom Asterdorp, een wijk voor 'ontoelaatbaren', asocialen, aan de noordkant van het IJ. Om de wijk staat een muur, erachter ligt het ideaal: verheffing van de armste, lastigste arbeiders tot beschaafde burgers.
De bemoeienis gaat ver. Lang niet iedereen kan aan de eisen voldoen, mensen vertrekken zelf of keren geregeld terug. Wonen in het 'asocialendorp' maakt van de bewoners paria's die geen werk kunnen vinden. Kinderen worden gepest op school, herkenbaar als ze zijn aan hun verplichte klompen en kledingmerkjes. De willekeur komt om de hoek kijken als het niet lukt het dorp vol te krijgen met nieuwe bewoners: het stempel 'ontoelaatbaar' valt al snel.
Keppler gaat in 1937 met tegenzin met pensioen, Asterdorp lijkt op te houden te bestaan. Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Eerst kunnen er nog door het bombardement dakloos geworden Rotterdammers terecht, daarna gebruiken de Duitsers het als getto voor opgepakte Joden.
Het idee van de 'onmaatschappelijke' gezinnen houdt echter stand, zowel tijdens als na de oorlog. Niet alleen in Amsterdam. Aan de hand van lijsten met kenmerken worden ze opgespoord en in heel Nederland ondergebracht in oude werkverschaffingskampen uit de tijd van de crisis, ver weg in Drenthe, Overijssel en Friesland. Steinmetz zet de schandalige manier waarop mensen via generalisering en stigmatisering verbannen zijn op een rij in het laatste hoofdstuk. Een groot gezin of een aanvraag om bijstand volstaat soms al. Zelfs psychiaters gaan zich er op een onacceptabele manier mee bemoeien. Een onthutsend beeld, waarvan het goed is dat het opgetekend is.
Aan de hand van archiefonderzoek, verslagen van opzichteressen en
gesprekken met oud-bewoners vertelt Steinmetz deze geschiedenis van
binnenuit. Het is een intrigerend verhaal, een belangrijk verhaal ook, waard om gelezen te worden. Toch is het eerder een degelijk dan een spannend verhaal (begrijpelijk met een proefschrift als uitgangspunt). De bij naam genoemde bewoners van het dorp gaan niet echt voor me leven. Deze bezwaren worden deels goedgemaakt door de bij het boek behorende internetsite: www.asterdorp.amsterdam. Daarop staan volop achtergrondverhalen.
Een beknopt chronologisch overzicht achterin het boek van de belangrijkste gebeurtenissen met betrekking tot Asterdorp zou nog een handige toevoeging geweest zijn.
Stephan Steinmetz - Asterdorp, een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering. Amsterdam, Atlas/Contact, 2016. Pb., 224 pg., ills. ISBN:978-90-450-3030-2.
© Jannie Trouwborst, januari 2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten